De Vlaamsche Gids. Jaargang 15(1926-1927)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 533] [p. 533] [Verzen] Zonsondergang Gewonde zon valt neder in de overaardsche kim. Paniek vervult de wereld. De dag verliest zijn schim. Een voorpostster komt kijken of 't leger binnen kan. De maan geeft 't sikkelteeken en 't avondheir rukt an! De stad laait a giorno en steekt haar vuurwerk af. Het land wordt diep weemoedig als een soldatengraf. De lichtstad lokt mijn oogen. Mijn hart beeft met het veld. Ik zelf weet niet waarhenen, door lust en angst ontsteld. [pagina 534] [p. 534] Angst Ik voel me moe en ongelukkig. Mijn ziel wordt als de Winter koud. De sneeuw verveelt me openhartig. Mijn oogen staan vol bladloos hout. Ik kende smart, ik kende vreugde en zong daarvan zoo menig lied. Eens was ik trotsch, nu vroom deemoedig; maar vrede kent mijn hart nog niet. Kan dan het leven meer niet geven, laat het ons altijd onvoldaan? Wie zal de sfinx het antwoord geven en wijst den weg der karavaan? Ik liep te dolen langs de heide en weende bij het hoorngeschal. Ik toog naar overzeesche landen en vroeg genade aan berg en dal. Ik ging te rade bij den duivel en kwam op pelgrimstocht naar God. Een oogenblik van zelfvertrouwen en dan weer twijfel, angst en spot. Ik voel me moe en ongelukkig. De wereld wordt weemoedig grijs. De velden rusten benijdenswaardig. Macaber klinkt het raafgekrijsch. A.W. GRAULS. Vorige Volgende