De Vlaamsche Gids. Jaargang 15
(1926-1927)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 501]
| |
TijdschriftenkroniekLa Revue Belge.
| |
[pagina 502]
| |
Het Fransche weekblad LE PROGRES CIVIQUE, dat in de laatste weken een zoo hevigen strijd voerde tegen het niet alleen voor Frankrijk, maar ook tal van andere landen (o.a. het onze) zoo noodlottig wetsvoorstel Bokanowski op de verhooging der toltarievenGa naar voetnoot(1), heeft zich sedert begin Februari ll, de geregelde medewerking verzekerd van den bekenden Engelschen schrijver H.G. Wells, auteur van Anticipations, A new Utopia en zoo veel andere verbeeldingsrijke en tevens wijsgeerig-sociologische werkenGa naar voetnoot(2). Over de artikels die ik tot nog toe in dit blad liet verschijnen, merkt Wells in zijn voorlaatste bijdrage op (P.C. van 14 Mei), werd me niet altijd lof toegezwaaid; men verwijt me een alles-afbreker te zijn, een pessimist, een reactionnair, een lofredenaar van het verleden! Tegen zulke oordeelvellingen teekent schrijver hevig protest aan door middel van een artikel dat als titel draagt: La vie devientelle plus heureuse? en waarin hij bewijst dat het leven van noch door de fortuin, noch door de geboorte bevoordeelde lui, t.t.z. van de groote massa in onze dagen, oneindig meer gemak, stabiliteit, vrije uren en bijgevolg geluk aanbiedt, dan dat van onze verre voorouders uit het oerwoud of dat van de menschen die op de wereld waren in de door sommige zoo geprezen eeuwen toen de machine nog niet bestond. Voor Wells hebben de uitvindingen en ontdekkingen van de laatste honderd jaar het menschdom een reusachtigen stap vooruit gebracht naar het ideaal waar ieder wezen naar streeft: het geluk. Om dit echter te bereiken dient er nog oneindig veel gedaan te worden, zoowel op materieel als op moreel gebied: men moet eerst en vooral nieuwe oorlogen vermijden; men moet er insgelijks voor zorgen dat het menschelijk geslacht, door zich op een onberedeneerde wijze voort te planten, voortgaat met in zich zelf de kiemen te dragen van zijn eigen ellende en misschien van zijn ondergang door overbevolking. Laten we in verband met dit laatste op een paar artikels van Medicus Meynier-Dococq wijzen, die in ditzelfde weekblad verschenen zijn en waarvan de titels luiden: Causerie pour celles, qui seront bientôt mamans in de nummers van 9 en van 16 April, Conseils pour les nouveaux mariés... et leurs parents in het nr van 23 April, Pour avoir de beaux enfants in het nr van 4 Juni. In dit laatste nummer laat H.G. Wells een warm pleidooi verschijnen ten gunste van Sacco en Vanzetti (Les crimes des défenseurs de l'ordre. Assassineraton ces deux ‘radicaux’ américains: Sacco en Vanzetti?) Puttende in het boekje dat prof. Félix Franckfurter, van de Harvard-University, over dit proces schreef, geeft hier de Engelsche romanschrijver een samenvatting van de geschiedenis van deze zaak, die eigenlijk tijdens den oorlog begon en waarmede, sedert een paar maanden vooral, de democratische pers van de gansche wereld zich zoo druk bezighoudt. Het tweede deel van deze bijdrage is een psychologisch portret van rechter Thayer, een echt meesterstuk. Verder schijnen ons in dit laatst-verschenen nummer van LE P.C. volgende artikels te moeten worden vermeld: L'effort militaire naval et aérien du fascisme. Mussolini prépare la guerre, door Pierre Dominique, Petite histoire de la Caisse d'amortissement et de son oeuvre de huit mois (in Frankrijk) door Raoul Peslin en Deux Opinions sur la rupture des relations anglo-russes, die van Victor Vivier en die van Georges Scelle; noch de eene, noch de andere kan de beslis- | |
[pagina 503]
| |
sing van het Engelsch kabinet goedkeuren, de eerste omdat deze in zich de kiemen draagt van een Russisch-Engelschen, misschen van een nieuwen wereldoorlog, de tweede omdat het communisme in Rusland zelve er aanzienlijk door versterkt zal zijn.
* * *
DIETSCHE WARANDE EN BELFORT, dat zijn April-nummer uitsluitend aan Beethoven wijdde en er verschillende redevoeringen, op den Beethoven-dag in de Koninkl. Vlaamsche Akademie te Gent uitgesproken, in overdrukte, gaf de volgende maand een dubbel nummer uit, 5/6 voor Mei en Juni. Buiten het gewone Overzicht van Tijdschriften en Varia en de verschillende kronieken. (I. Historische Kroniek, waar Dr. J. Uytterhoeven het heeft over het einde 1926 verschenen werk van Baron Beyens: Le second empire vu par un diplomate beige, - II. Poezie, waar Aug. Van Cauwelaert vier verzenbundels, twee van Karel van den Oever, een van Jan Harnmenecker en een van Gery Helderenberg, bespreekt, - III. Drie Nieuzve Prozaboeken: Stil leven door Stephanie Claes-Vetter, Zij die getrouw bleef, door Louisa Duykers en Pieter Fardé, door Filip de Pillecijn, besproken door G.W., - IV. Over Schilderkunst, zeven blz. van J. Hallez over Tony Van Os, Albert Servaes en Albert Van Dijck-Tilleux), worden er ons een paar verzenstukken (Sint-Jozefsvooravond door Pieter Declercq en vier Gedichten van Willem de Merode) alsook een paar kleinere en grootere bijdragen in aangeboden. Als behoorende tot de eersten zullen we noemen: 1) Juliaan De Vriendt, waarin, naar aanleiding van de tentoonstelling zijner werken in de stedelijke feestzaal te Antwerpen, Dr L. De Smet den zes en tachtig-jarigen schilder kenschetst als mensch, als kunstenaar en als stam-bewust Vlaming; 2) In Memoriam H. Linnebank, O.S.C., auteur van talrijke bundels kritieken en in Vlaanderen heel wat beter bekend en zeker wat meer gewaardeerd dan in Holland, al leefde hij in het klooster te Uden in Noord-Brabant; 3) Drie Seventigers: R. Vermandere, een van de weinige echte humoristen die onze Vlaamsche literatuur telt, de Limburgsche overgangsdichter Arnold Sauwen en de alom bekende Pol de Mont. Tot de bijdragen van grooteren omvang behooren het vervolg van de studie van Dirk Vansina over Dostoïvsky, het vervolg van den roman Sinte Caecilia door Jan Harnmenecker, het derde en laatste bedrijf van De Hemelsche Banden, een mysteriespel door Willem Nieuwenhuis en eindelijk elf blz. van Dr. L. Van den Eynde, geschreven Na de verwerping van het Nederlandsch-Belgisch Verdrag, waarin de auteur, steunende op de Nederlandsche Kamerdebatten en op tal van persstemmen uit het Noorden, bewijst, dat niet de politieke bezwaren, maar wel enggeestige, egoïstische geldbelangen van een zeer gering gedeelte der bevolking de voornaamste redenen van Nederland's verzet tegen het verdrag zijn geweest.
* * *
Het artikel van Dr. Van den Eynde is gedagteekend: Paschen 1927; rond hetzelfde tijdperk moet het artikel opgesteld geweest zijn, L'Escaut et le rejet du traité Hollando-Belge, dat Baron Rolin-Jaquemyns in het nummer van 15 April van LE REVUE GENERALE liet verschijnen. Na den juridischen toestand van beide landen voor den oorlog te hebben geschetst en den nieuwen toestand van na den oorlog te hebben beschreven, onderzoekt schrijver het verdrag dat de Ministers van Karnebeck en Hymans op 3 April 1925 ondertee-kenden, alsook de documenten tot interpretatie; zijn besluit is dat het akkoord dat het Belgisch Parlement haast met eenparigheid van stemmen ratificeerde en de Nederlandsche eerste Kamer met 33 stemmen tegen 17 verwierp, niets bevatte dat zulk een houding wettigde. 's Schrijvers wensch is dan ook dat de onder-handelingen tusschen beide landen zoo spoedig mogelijk zouden hervat worden en dat men, buiten de inmenging van alle derden om, tot een akkoord kome. Uit datzelfde April-nummer van LA REVUE GENERALE meenen wij nog te moeten vermelden: Où va l'Autriche door Thomas Greenwood, een studie van | |
[pagina 504]
| |
groote actualiteit, geschreven te Weenen, kort voor de algemeene Oostenrijksche verkiezingen van 24 April. Het Mei-nuinmer van hetzelfde tijdschrift bevat, buiten de gewone kronieken (Les Lettres, l'Histoire, La Politique) een tooneelstuk, een gedicht en een artikel van Fernand Holbach, Convergences intellec-tuelles vers la religion, 1) een stuk van Minister Joseph Melot betiteld Armement et désarmement, dat met het oog op de onlangs gehouden ontwapeningsconferentie stellig door menigeen met belangstelling zal gelezen worden; 2) het eerste deel van een omvangrijke bijdrage tot de geschiedenis van een naburig land waarvan het verleden bij ons in het algemeen niet genoeg bekend is: Quarante huit heitres de République à Luxembourg door Luc Lommel (kort geschiedkundig overzicht van 1814 tot Augustus 1914, het Groot Hertogdom onder de Duitsche bezetting en relaas der gebeurtenissen die er in November en December 1918 en in Januari 1919 plaats grepen), 3) een letterkundig essay van Adrien de Prémorel: La Merveilleuse légende des grands bois d'Ardenne, dat in deze dagen, waar men het 12e eeuwfeest van den Heiligen Hubertus viert, van bijzondere beteekenis is.
* * *
Laten we nog om te eindigen vlug een oog werpen op de EUROPAEISCHE REVUE, waarvan het laatste April-nummer den derden jaargang inluidde. Het tijdschrift van Karl Auton Prinz Rohan wordt niet meer uitgegeven te Leipzig lm Verlag der Neue-Geist, maar wel te Berlijn in het Kurt Vowinkel Verlag en het kouvert er van heeft een heel nieuw, naar onze meening veel beter, uitzicht gekregen. Elk nummer bevat niettemin zooals vroeger de rubrieken: Europäische Fragmenten, Das Junge Europa en Der Horizont en de artikels dragen nog steeds het karakter dat onze lezers kennen. Uit den inhoud van het April-nummer noemen wij: Engeland, Russland und Europa door J. Ramsay Mac Donald, Die Krise des Französischen Nationalismus door Yves de la Brière, Der Priester in Europa door Richard Wilhelm. Kapitalismus. Kommunismus und Europäischer Geist door Pierre Drieu La Rochelle. Het Mei-nummer bevat de redevoering Vor der Weltwirtschaftskonferenz, die Louis Loucheur voor de Industrieen Handelskamer te Berlijn op 8 April 11. hield; de groote Fransche nijveraar handelde er in over de taak van den volkenbond inzake economie, over den oorsprong en de samenstelling der economische wereldconferentie, over het programma er van, de industrieele organisatie van Europa, de internationale kartels. Dit stuk maakt deel uit van een reeks artikels, waarvan de publicatie in het Juni-nummer wordt voortgezet; zij dragen den gezamenlijken titel: Europas Wirtschaft en worden gepubliceerd onder de leiding van Dr. Arnold Bergstraesser en Prof. Dr. Hans von Eckardt; hier volgen de titels der nog niet vermelde afzonderlijke artikels: Der Innereuropäische Maschinenaustausch door Karl Lange, Die Vorkriegsgläubiger Russlands und der russische Kredietbedarf door Rudolf Kaulla, Finanzielle Rüstungen door W.H. in Heft 2 (Mei); Die Wandlungen in der Struktur der französischen Industrie door Henri Hauser, Der internationale Finanzvergleich door Carl Brinkmann in Heft 3 (Juni). Uit dit laatst verschenen nummer schijnen ons nog volgende artikels te moeten worden vermeld: Der Brite in der Welt door W. Alison Phillips, Französische Civilisation und Abendland door Ernst Robert Cursius, Italiens Aussenpolitik door Andrea Torre. Op het voorlaatste nummer der E.R. meenen wij de aandacht onzer lezers bijzonder te moeten vestigen, omdat een onzer landgenooten, Hendrik De Man, schrijver van het zoo ophefmakend boek over de nieuwe richting van het Socialisme, er een oorspronkelijk artikel: Die Repetitiv-Arbeit als Kulturproblem, in laat verschijnen en ook omdat het een breedvoerige bespreking door Hans v. Eckardt bevat van H. De Man's te Jena laatst verschenen werk: Die Intellektuellen und der Sozialismus.
DR. C. DEBAIVE. 7 Juni '27. |
|