| |
| |
| |
Een groote Toekomststaat
Het herboren Polen
Historisch overzicht
Een heel kort samengevat brokje geschiedenis is onmisbaar om de vorming van het huidige Polen te begrijpen.
Reeds in vroege tijden werden de bekkens van Oder en Weichsel door Slavische volksstammen bewoond, die van de VIIIe en IXe eeuw af, toen Karel de Groote in Germanië doordrong, een drukking uit het Westen ondergingen.
De groote veroveraar zelf dreef de Slavische stammen ten Oosten over den Oder en ten Zuiden over het Boheemsche gebergte terug.
De drang uit het Westen nam in de Xe en XIe eeuw (Ottonisch tijdperk) nog toe en voor het gemeenzame gevaar veree-nigden zich de tot dan toe verspreide Slavische stammen en vormden een Poolsche rijk onder Miesko I. Te beginnen met de regeering van den krachtdadigen, maar brutalen Boleslas I, werd tegen de Germaansche vorsten een strijd ingezet, die, met afwisselende kansen, vier eeuwen duurde, met slechts korte tusschenpoozen van vrede. De Polen moesten deels Silezië en het Odergebied ontruimen, terwijl de Teutoonsche ridders zich aan de Baltische zee vestigden en Dantzig veroverden.
Na de nederlaag der Teutoonsche ridderorde in den slag bij Grünwald (1410) en door het verdrag van Thorn (1466), trad aan die zijde eindelijk een langdurige vrede in, die slechts op lage wijze verbroken werd bij de eerste verdeeling van Polen in 1772. Ook langs het Oosten daagde reeds vroeg gevaar op, doch deels door de verdeeling van het Russische gebied in vele vorstendommen, die gedurig met elkaar in strijd waren, deels
| |
| |
door de Tartaarsche invallen, waardoor de Russen naar die zijde moesten uitzien, bleet de Oostergrens van Polen tot 1772 nagenoeg ongeschonden. Met en na 1772 ging de Russische verovering des te brutaler te werk en nagenoeg de 2/3 van het Poolsche grondgebied waren na den vrede van Weenen (1815) bij Rusland ingelijfd, al droeg dit deel ook nog - was het spot? - den naam van koninkrijk. 't Was dan dat de stad Krakau, met de onmiddellijke omgeving, tot eeni kleine republiek herschapen werd, die eerst in 1846 bepaald bij Oostenrijk werd ingelijfd.
Iedereen kent ten minste bij naam de drie groote Poolsche helden: Jan Sobieski, die in 1683 de Turken dwong het beleg voor Weenen op te breken; Joseph Poniatowski, die bij Leipzig (1813) den dood vond, en Kosciusko, leider van den opstand van 1794, in 1817 overleden.
Sobieski stierf op zijn kasteel te Wilanow, bij Warschau; Poniatowski verdronk in de Elbe tijdens den slag en Kosciusko blies in Zwitserland den laats ten adem uit.
Alle drie liggen in de krypta van de Wawelkerk te Krakau begraven.
In de omgeving van die stad werd door de bevolking een kunstmatige heuvel opgericht: de Koseiusko-heuvel. Zelfs uit Amerika werd aarde aangebracht. Van op den top geniet men een prachtig vergezicht op de stad en op het landschap, dat zich naar het Zuiden tot aan de Karpaten uitstrekt.
| |
De staatsinrichting
Natuurlijk kon na de onafhankelijkheidsverklaring geen sprake zijn van wederaanpassing van de grondwet die het oude Poolsche rijk vóór de verdeelingen bezat. Wat de staatsinrichtingen betreft vóór 1914, ook daarvan kon weinig of niets blijven voortbestaan, daar het in hoofdzaak een uitzonderingsregime gold.
Polen heeft dus naar het model der West-Europeesche landen en inzonderheid op Fransche en Belgische leest, een grondwet opgebouwd, die al de moderne vrijheden huldigt.
| |
| |
Goedgekeurd op 17 Maart 1921, werd ze op 1 Juni 1921 van kracht.
Die grondwet bevestigt, dat ieder burger het recht heeft zijn nationaliteit te behouden, zijn taal te beoefenen en waarborgt al de uitingen van het volkseigen. Bijzondere wetten verzekeren aan de minderheden de volledige en vrije ontplooiing van hun eigen nationaliteit. Aan alle godsdiensien worden gelijke rechten toegekend en bescherming toegezegd.
Polen heeft, wat de wetgeving betreft, het stelsel der twee Kamers, beide rechtstreeks verkozen door algemeen stemrecht, zonder onderscheid van geslacht. Voor de Dieta (Kamer van Volksvertegenwoordigers) hoeft de kiezer minstens 21 jaar oud te zijn en de gekozene 25 jaar. Voor den Senaat zijn die leeftijdsgrenzen op 25 en 40 jaar gesteld.
De verkiezing is geheim, rechtstreeksch en evenredig.
Er zijn 444 leden in de Dieta en 111 in den Senaat.
De rol van deze laatste vergadering is zeer beperkt. Zij bestudeert de wetteksten, door de Kamer aangenomen, en stelt gebeurlijk wijzigingen voor. Neemt de Kamer die wijzigingen niet aan, dan is een meerderheid van 11/20 voldoende om den eersten tekst ongewijzigd kracht van wet te geven.
| |
De voorzitter van de republiek
Aan het hoofd van den staat, die een republikeinschen regee-ringsvorm heeft aangenomen, staat een voorzitter, voor 7 jaar door de vereenigde Kamers verkozen. Zijn bevoegdheid is door de grondwet zeer beperkt. Hij bezit het recht van veto niet en mag de ontbinding der Kamers niet uitspreken zonder hunne toestemming.
Een dusdanige inkrimping van rechten is ten slotte schadelijk voor het gezag, dat de uitvoerende macht noodzakelijk moet bezitten en de gebreken van die al te groote bevoegdheid, aan de parlementaire instellingen geschonken, zijn vorig jaar maar al te zeer gebleken. Ook werd na den staatsaanslag van maarschalk Pilsoedski, in Mei 1926, een herziening van de grondwet in dien zin van een merkelijke versterking van de uitvoerende macht in 't vooruitzicht gesteld en voorloopige maatregelen
| |
| |
werden aanstonds genomen, in afwachting dat de Dieta een breedere herziening in haar geheel kan instudeeren en aannemen.
De voorzitter benoemt de leden van den ministerraad; het aantal ministers is niet beperkt en in beginsel beheert de eerste minister geen enkel departement, alhoewel hij in de praktijk dit gewoonlijk wel doet.
Voor het bestuur is het land in 16 palatinaten verdeeld, die op hun beurt in distrikten onderverdeeld zijn.
| |
Het onderwijs als hefboom van volksbeschaving en heropbeuring voor en tijdens den oorlog
Vóór 1918 waren er drie meesters en drie stelsels.
In Oostenrijksch Polen werd het onderwijs, van laag tot hoog, in het Poolsch door Poolsche leerkrachten gegeven.
In Pruisisch Polen werd het stelsel der verpruisching tot het uiterste doorgevoerd. Er bestond geen enkele officieele school met Poolsch als voertaal en zelfs in privaatgestichten werd het onderwijs in die taal niet geduld.
Men was zoo ver gegaan, in 1907 te eischen dat de kinderen van 6 jaar, bij hunne intrede in de lagere school, reeds Duitsch verstonden en spraken.
Rusland ook streefde denationalisatie na. In de Oostelijke gebieden (Wilna, Lublin) was van Poolsch geen spraak. Alleen in het vroegere koninkrijk Polen (de centrale gebieden) werd na de oproerige bewegingen van 1905, het Poolsch als voertaal geduld in privaatscholen, maar met dezen verstande, dat deze privaatgestichten geen enkel der rechten zouden genieten, aan de officieele scholen toegestaan. Toch werden deze scholen druk bezocht en vormden gansche scharen geleerde en vaderlandlievende studenten, die later in den vreemde verdere bekwaamheid zochten, meestal ook zich in 't buitenland vestigden en er de hoop op Poolsche vrijheid en onafhankelijkheid wakker hielden. Zij vormden de eerste Poolsche vrijwilligerslegioenen van 1914 in Frankrijk en elders.
| |
| |
Tijdens den oorlog reeds werden in de deelen, aan Rusland ontrukt, Poolsche scholen ingericht. De bevolking werkte daaraan mede met heilige geestdrift. In 1917 waren er meer dan 8000, met 700.000 leerlingen.
In 1915, na de inneming van Warschau door de Duitschers, werd de Poolsche hoogeschool te Warschau heropend. Er zij op gewezen dat de Duitschers, die Pruisisch Polen zoo stiefmoederlijk hadden behandeld, van bij den oorlog - in Russisch Polen wel te verstaan - het nationalisme beschermden en aanspoorden.
Men vergelijke even met de oorlogstoestanden in ons land.
Van zoohaast de Poolsche onafhankelijkheid gevestigd was, stond de regeering voor een zwaar vraagstuk. Het onderwijs moest gansch heringericht worden op een zelfde pedagogische bazis, rekening houdende met de moderne wetenschappelijke veroveringen op het gebied van onderwijs en opvoeding.
Vóór den oorlog bestond schoolplicht in Pruisisch Polen (8 jaar) en in Oostenrijksch Polen (6 tot 7 jaar); in Russisch Polen ontbrak niet alleen elke verplichting, doch het aantal lagere scholen was bespottelijk ontoereikend en de inrichting er van was zoo verscheiden als primitief; ook het middelbaar onderwijs liet veel te wenschen over en van technisch of beroepsonderwijs was er geen spoor.
| |
Goede uitslagen
Men begon dus met in het vroegere Russische Polen een zevenjarigen schoolplicht in te voeren, terwijl voor de talrijke zeer verachterde kinderen een tweejarig speciaal onderwijs werd ingericht. Feitelijk heeft men eerst van het schooljaar 1923-24 af den eigenlijken 7-jarigen cyclus kunnen aanvangen, waaraan voortaan alle kinderen zullen onderworpen zijn.
De uitslagen zijn treffend.
In 1910-11 waren in Russisch Polen 370.000 schoolgaande kinderen.
In 1923-24 bereikte het aantal 1.345.000 en dat niettegenstaande de vermindering van geboorten tijdens den oorlog.
| |
| |
In het onderwijs wordt, dank zij de bemoeiingen van vooraanstaande pedagogen, ten volle het principe gehuldigd: moedertaal, onderwijstaal.
Op ongeveer 27.000 scholen is het Poolsch voertaal in 22.000, het Duitsch in 1250, het Rutheensch in 1300, het Russisch in 50, het Yiddisch in 120; bovendien zijn er een 500-tal scholen waar 2 talen worden gebezigd.
Wil men een voorbeeld van uurrooster voor leerlingen van 12-13 jaar (hoogste klas eener lagere school), ziehier:
Godsdienst: 2 uur; Moedertaal: 4 uur; Wiskunde: 4 uur; Tweede taal: 3 uur; Natuurlijke Wetenschappen: 4 uur; Geschiedenis en Aardrijkskunde: 4 uur; Teekenen: 2 uur; Handwerk: 4 uur; Zang: 1 uur; Turnen en spelen: 2 uur; samen 30 schooluren per week.
Na den oorlog moest er onmiddellijk voorzien worden in een reusachtig te kort aan leerkrachten. Er werden dan in de voornaamste steden tijdelijke normaalleergangen ingericht; zij duurden slechts enkele weken, en na een korte proef werd een voorloopig getuigschrift afgeleverd, waarvan de drager in het onderwijs kon aangeworven worden. Ondertusschen echter werden tevens de bestaande normaalseminariën (er waren er 71, waarvan slechts 11 in Russisch Polen) weder ingericht en uitgebreid. De leergangen loopen over 5 jaar en een ruime plaats wordt, zooals nu ook in Duitschland, aan handwerk (4 uur per week) en lichamelijke ontwikkeling (3 uur) voorbehouden.
Zooals bij ons, worden de pedagogische begrippen vooral in de twee laatste studiejaren onderwezen; zij gaan gepaard met praktische oefeningen en het aantal uren, aan die eigenlijke beroepsopleiding gewijd, bedraagt het derde van het volledige aantal lesuren. Men staat in eerste plaats de methodes voor die de zelfwerkzaamheid bij de kinderen aanwakkeren; de normalisten hebben nagenoeg in al de seminariën laboratoria voor scheikunde, physica, levensleer, pedotechnie en natuurlijk ook zalen voor handwerk te hunner beschikking.
Er zijn met het huidige stelsel 75 jongens- en 40 meisjesnormaalscholen. Zij tellen 14.000 kandidaat-onderwijzers en 17.000 kandidaat-onderwijzeressen. Zooals bij ons, zijn de normaalscholen voor meisjes meer bevolkt dan die voor jongens,
| |
| |
daar vele juffrouwen het behalen van een onderwijzeresdiploma als het bewijs van een degelijke opvoeding aanzien.
Voor de leerkrachten die reeds tijdens en onmiddellijk na den oorlog, zonder diploma, werden aangesteld, werden tijdelijke vakantieleergangen ingericht, loopende over verscheidene jaren en waarvan de lessen ieder maal slechts een beperkt aantal vakken omvatten.
In 1925 bv. waren er 200 vakantieleergangen, met 10.000 leerlingen.
Voor de goed gesohoolde onderwijzers worden eenjarige hoogere kursussen ingericht, met het doel ze in zekere vakken-groepen te specialiseeren, waarna ze dan voorkeur genieten bij de benoemingen in lagere scholen met 4en graad. Diezelfde getuigschriften bestaan ook bij ons sinds een vijftal jaren.
De schoolbestuurders worden gekozen onder de verdienstelijke onderwijzers die tijdens 2 jaar de leergangen gevolgd hebben van het ‘Openbaar Instituut voor Onderwijzers’ te Warschau.
In 1923-24 werd te Warschau insgelijks het ‘Openbaar Instituut voor Handwerk’ gesticht, waar, in een tweejarigen leergang, de meesters in handenarbeid, bestemd voor het middelbaar en het normaal onderwijs worden gevormd. Voor de lagere scholen worden lessen in dien aard gegeven tijdens de hoogere kursussen, in de groep ‘Teekenen en Handwerk.’
Dit korte overwicht kan ons overtuigen, dat in Polen een reusachtige poging gedaan wordt om het lager onderwijs, grondslag van alle kennis, zeer degelijk en stelselmatig in te richten en wij meenen dan ook dat over enkele jaren die uitslag zal bereikt zijn.
| |
Het middelbaar onderwijs
Vóór den wereldoorlog was het alleen in Oostenrijksch Polen, dat in het middelbaar onderwijs de volkstaal onderwijstaal was. Deze uitstekende pedagogische maatregel was algemeen toegepast sedert 1867. Er waren in Galicië, in 1914, 157 gestichten voor middelbaar onderwijs, waarvan een 40 tal voor meisjes.
Het onderwijs in al deze scholen was zeer degelijk, en nadat
| |
| |
Polen zijn onafhankelijkheid terug had verworven, zijn het de vroeger-Oostenrijksche gewesten die de bekwaamste ambtenaars hebben geleverd, tot in de hoogste posten en dit natuurlijk inzonderheid wat het onderwijs betreft. De leeraars voor de nieuw geschapen normaalscholen en technische instituten komen in overgroote meerderheid uit Galicië, daar in Pruisisch Polen, hoe goed het onderwijs er anders ook was, de gezonde bazis totaal ontbrak, vermits de moedertaal er ten strengste geweerd werd.
In Russisch Polen was Russisch de voertaal geworden sedert 1869. Eerst in 1905 liet de tsaristische regeering toe dat in privaatgestichten de moedertaal onderwijstaal werd, met deze beperking nochtans, dat zulke scholen op geen enkele Staats-toelage konden aanspraak maken. Niettemin ging de Poolsche jeugd er heen en in 1914 waren er aldus 182 Poolsche privaatscholen, tegen 55 Russische regeeringsgestichten. Al deze instituten waren voor jongelingen. Het middelbaar onderwijs voor meisjes was nagenoeg onbekend, en Latijn werd er niet geleerd, zoodat hooger onderwijs voor hen gansch uitgesloten was.
De bekwaamheidsdiploma's van de instituten met Poolsche onderwijstaal, gaven geen toegang tot de Russische Hoogeschool noch tot het Polytechnicum, zoodat de meeste studenten den weg naar het buitenland opmoesten en in Oostenrijk, Frankrijk, Duitschland, België, Zwitserland en Italië de universiteiten bezochten, die voor deze vlijtig studeerende jeugd openstonden.
De privaatscholen in het Russisch gebied hebben nochtans een flink kader van ambtenaars en vooral van onderwijzers gevormd, die reeds tijdens en onmiddellijk na den oorlog uitstekende diensten hebben bewezen.
In 1919 werd het middelbaar onderwijs gansch heringericht en het leerprogramma eenvormig gemaakt voor gansch het land. Onnoodig te zeggen dat de pedagogische leidraad zeer modern is.
Het volledig gymnasium heeft 8 studiejaren.
In de laagste klas wordt een schifting gedaan: kinderen van 9 tot 12 jaar worden er aanvaard.
De 2 volgende klassen stemmen overeen met lager onderwijs van hoogeren graad (4en graad).
| |
| |
De 5 laatste jaren vormen ons atheneum en de leerlingen kiezen er een richting: mathesis en natuurlijke wetenschappen; - moderne humaniora (Latijn), klassieke humaniora (Grieksch-Latijn). - Het aantal middelbare onderwijsgestichten voor jongens bereikt nu ongeveer 200, voor meisjes 35 en er zijn 45 gemengde scholen.
Het aantal privaatgestichten is niet afgenomen, des te min daar zij nu eveneens geldige diploma's afleveren en aan geen uitzonderingsregime meer onderworpen zijn. Daar zijn er 100 voor jongens, 200 voor meisjes en 150 gemengde. Al deze scholen zijn aan Staatstoezicht onderworpen. Een eigenaardigheid: wanneer het onderwijs in een privaatgesticht bepaald minderwaardig blijkt, ‘tzij door ontoereikendheid van het onderwijzend personeel, ‘tzij door gemis aan degelijke methode of door gebrek aan tucht, worden de rechten tot aflevering van getuigschriften geschorst; zoodat de school verplicht is krachtdadig zich herop te werken of te verdwijnen. Aldus merkt men sinds 1922 een lichte vermindering op van het aantal privaatgestichten.
In 't geheel zijn er ruim 780 middelbare onderwijsgestichten. In 670 is het Poolsch de voertaal, in 90 een andere taal, naarmate de scholen gelegen zijn in het Duitsch, Rutheensch of Russisch gedeelte; voor sommige scholen ook is het Yiddisch de voertaal, (vooral privaatgestichten), want men vergete niet, dat 9 t.h. der bevolking tot den Israëlitischen godsdienst behooren en dat de Joodsche bevolking zeer op onderwijs gesteld is.
| |
Het technisch onderwijs
Vóór den oorlog was het beroepsonderwijs gansch verwaarloosd.
In Russisch Polen waren er nagenoeg geen scholen waar een technische opleiding werd gegeven en waar het privaat initiatief daarin wilde verhelpen, vond het allerlei moeilijkheden op zijn weg.
In Pruisisch Polen waren er uitstekende scholen, maar zij waren vooral een middel tot germanisatie; vooral Duitschers werden daarin toegelaten om later ‘Kulturträger’ te zijn.
| |
| |
In Oostenrijk bekommerde de regeering zich weinig om de technische volmaking der Poolsche ambachtslieden, doch liet ten minste het privaat initiatief vrij spel.
Dat zulke toestanden een zeer nadeeligen invloed hebben gehad op het beroepsgehalte van de Poolsche werklieden, hoeft geen betoog.
Sinds den vrede werd een reusachtige poging gedaan om dat nog gansch braakliggend terrein te bewerken.
Men heeft adultenscholen, ambachtsscholen, nijverheidsscholen, handelsinstituten, scholen voor kunstindustrie en meisjes-beroepscholen gesticht. Het aantal neemt nog gedurig toe. Jammer, zooals bij ons, is er geen voldoende eenheid in het onderwijs; de gestichten zelf hangen van verschillende ministeries af, deels van het cultus-ministerie, deels van het onderwijs-ministerie. Er is ontegensprekelijk veel gedaan en er kan nog evenveel gedaan worden, eer Polen op hetzelfde peil zal staan, in dat opzicht, als bv. Zwitserland, Duitschland, Tsjecho-Slowakije, Nederland en Denemarken.
| |
Hooger onderwijs
Elf onderwijsinstellingen worden in Polen aangezien als hooger onderwijs gevende. Het zijn de vijf hoogescholen van Warschau, Krakau, Lemberg, Posen en Wilno, de polytechnische scholen van Warschau en Lemberg, het hoogere land-bouwinstituut van Warschau, de mijnschool van Krakau en de kunstakademie aldaar, ten slotte de hoogere veeartsenijschool te Lemberg.
De hoogeschool te Krakau is de oudste; zij werd gesticht in 1364 door Casimir den Groote.
Te Krakau is de rijke en beroemde Jagellonsche boekerij.
De universiteiten zijn zeer bevolkt, in elk geval meer dan bij ons.
In Warschau b.v. zijn er dit iaar 8145 studenten ingeschreven, waarvan 2207 Israëlieten; in Krakau 6000, waarvan 1600 Israëlieten en in Lemberg zijn er 5800, waarvan 2300 Israëlieten.
Men zal opgemerkt hebben dat de verhouding van Israëliti- | |
| |
sche studenten zeer groot is. De Jodenbevolking behoort dan ook tot het ontwikkeldste gedeelte der natie.
De twee polytechnische scholen hebben samen 6000 leerlingen.
Voor de andere hoogere instituten is het aantal bezoekers merkelijk kleiner.
Wij kunnen na dit korte overzicht besluiten, dat na den wapenstilstand, het onderwijs van laag tot hoog zooniet geschapen, dan toch gansch heringericht moest worden.
Het was een reuzentaak en de middelen waren uiterst gering. Een zeer breede en moderne geest in zake opvoedingsmethodes heeft hierin machtig veel geholpen.
Voor het oogenblik bezit Polen een flink ineengewerkt net van onderwijsinrichtingen, op gezonde bazis gevestigd: moedertaal, onderwijstaal. Eerst einde 1928 zullen volledige uitslagen kunnen besproken en beoordeeld worden, doch nu reeds is de weldoende invloed in al de klassen der bevolking, en niet het minst bij de lagere standen, te bespeuren. Want men vergete niet, dat de Poolsche boer niet veel hooger stond in verstandelijke ontwikkeling dan de Russische moejik, dat de Poolsche handwerkman nog de kenmerken droeg van vroegere slavernij en dat stoffelijke zorgen, vervolgingen, geestelijke ontaarding alle zucht naar hooger bij de grootste helft der bevolking hadden gedoofd.
Polen bezit echter een keurbent van ontwikkelde en vrije menschen, die misschien veel geleden, maar ook veel gezien en ondervonden hebben, die open geest bezitten voor elken vooruitgang en die een stevige waarborg zijn voor de toekomst.
Zooals reeds zoo dikwijls door de geschiedenis werd bewezen, heeft Polen in zijn bannelingen zijn beste, trouwste zonen teruggevonden.
Laat ons niet sluiten zonder gezegd te hebben, dat vooral in de steden de vrouwen een zeer aanzienlijk aandeel hebben in de intellektucele beweging; dat ze in de hoogere instituten, waar ze vroeger uit geweerd werden, nu dertig per honderd der schoolbevolking uitmaken en dat zij, in 't bezit van gelijke politieke rechten als de man, aan het staatkundig leven van Polen op uitstekende wijze deelnemen.
M. DE PRAETERE.
|
|