De Vlaamsche Gids. Jaargang 15
(1926-1927)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 409]
| |
Louis Franck als RechtsgeleerdeGa naar voetnoot(1)Terwijl een welverdiende hulde voorbereid wordt aan den staatsman, die zich uit de werkdadige politiek terugtrok, om zich gansch aan de herstelling van ons geldwezen te wijden, is het ons een vreugde een terugblik te werpen op wat Louis Franck volbracht heeft op juridisch arbeidsveld. Niet dat hij ook aan dezen arbeid zou vaarwel gezegd hebben; integendeel, als voorzitter van het Internationaal Comité van Zeerecht is hem nog een belangrijke taak weggelegd; doch wat hij tot nog toe heeft tot stand gebracht, vormt ongetwijfeld een bewonderewaardig geheel. Van den dag waarop hij, in 1890, zich als jonge doctor der Brusselsche Hoogeschool als stagiaire aanbood bij Mter Vrancken, een der eerste advokaten van Antwerpen te dien tijde, was Franck advokaat in de volle beteekenis van het woord: de klienteel kwam hem spoedig opzoeken; doch hij behield zijn onafhankelijkheid en wist zijn kennis van de wetgeving en zijn redenaarstalent ook ter beschikking van land en volk te houden, zooals in de oude tijden de ‘taelman’, die onpartijdig wetten en costumen verklaarde en het recht zegde en vormde. Weldra nam hij zijn plaats in aan de Antwerpsche balie: in 1893 werd hij aangeduid als redenaar op de openingszitting der ‘Conférence du Jeune Barreau’. Zijn voordracht: ‘L'Evolution morale et la Crise pessimiste à la fin du XIXe siècle’ is heden nog het lezen waard; zij is kenmerkend als programma voor zijn later werk. Van meet af aan toonend, dat een jurist, zooals trouwens elk geleerde, het venster open moet zetten op gansch het leven, den gelenden akker en den blauwen hemel | |
[pagina 410]
| |
met een zelfde liefde bekijkend, stelt hij tegenover pessimistische ontmoediging het Ideaal en de Daad. Men vindt er de gedachte in ontwikkeld, die hij later zoo kernachtig zou samenvatten: Liever een leven zonder vreugde, een leven vol ontgoocheling en neerlagen, dan een leven zonder daden! Enkele jaren later werd Franck voorzitter van de ‘Conférence’. Intusschen echter voelde hij zich meer aangetrokken tot de Vlaamsche balie; in 1900 trad hij op als feestredenaar der ‘Vlaamsche Conferentie’ en sprak er over: ‘Taal en Nationaliteit’. Sedertdien verscheen hij er bij elke feestgelegenheid. Velen herinneren zich nog de geleerde voordracht over Hugo Grotius, door Franck uitgesproken, toen de Vlaamsche Conferentie van Antwerpen den schepper van het Internationaal recht luisterrijk herdacht. Een paar malen werd Louis Franck tot lid van den Antwerpschen tuchtraad verkozen. Ziedaar voor het beroepsleven. Zijn wetenschappelijke werkzaamheid wijdde hij in het begin aan het Strafrecht. Hij was sekretaris van de Internationale Kriminalistische Vereeniging, gesticht door Prins, van Hamel en von Liszt. Met deze drie en met Enrico Ferri en Tarde onderteekende de nog jonge geleerde, op het Anthropologisch Kongres van Brussel, een motie, er toe strekkende dat de sociale faktoren der misdaadkunde aan een diepere studie onderworpen zouden worden. Tijdens zijn studentenjaren had hij inderdaad zijn horizont opzettelijk verbreed; naast zuivere redeneering van juridische dilemma's, had hij de menschelijke smart in lijden en hartstocht als voorwerp van studie ontwaard; anderzijds had hij al vroegtijdig de noodwendigheid erkend van internationale verstandhouding voor de verbetering van het tot der mindere klassen van de samenleving. In zijn werkzaamheid van rijperen leeftijd vinden we steeds het streven terug naar dit dubbel ideaal: het recht als hulpmiddel ter verheffing der onbeschermden en de internationalisatie van de domineerende rechtsbeginselen; die gedachten bezielen hem als volksvertegenwoordiger, als minister, als staatsman en als hoogleeraar. Zij vormen de grondlijn van zijn werk als | |
[pagina 411]
| |
Vlaamschgezinde en als demokraat; zij zijn de kern van zijn juridische leer en van zijne geschriften. Moesten wij Louis Franck als Vlaming bespreken, dan zouden wij zijn invloed aantoonen op de Coremanswet, op de mijnenwet en op de vervlaamsching van het middelbaar onderwijs; vooral echter zijne rol in den strijd voor de vervlaamsching der Gentsche hoogeschool; hij was éen der werkzaamste leden in de Commissie, te dien einde onder leiding van Max Rooses ontstaan. 't Was in zijn ruim en artistiek studio der Schermersstraat te Antwerpen dat op een paar onvergetelijke vergaderingen het wetsvoorstel werd opgesteld, waarrond het puik der Vlaamsche leiders den strijd aanbond, die - zoo de wereldoorlog hem niet verbrokkeld had - ons zeker naar de zegepraal zou geleid hebben. Wie heeft den heerlijken veldtocht vergeten en die zonnige meetingen, waarop in alle Vlaamsche steden, Franck, van Cauwelaert en Kamiel Huysmans, de drie kraaiende hanen, de blijde boodschap brachten van de komende glorie der aloude Vlaamsche beschaving? Eilaas, de oorlog verijdelde de plannen; de uitslag is een halve ontgoocheling geweest. Doch, niettegenstaande politiek gehaspel en tweedracht, heeft Franck de eenmaal ineengestrengelde handen nooit uiteengetrokken; want het recht der minderheid, het recht van Vlaanderen in de internationale uitstraling der gedachte, het Recht als daad, bleven hem toen en later immer bezielen. Als rechtsgeleerde moeten wij hem van naderbij bekijken in den Bond der Vlaamsche rechtsgeleerden. Medewerker, bestuurlid en verslaggever van de opvolgende Vlaamsche rechtskundige kongressen, werd hij voorzitter van den Bond na den dood van Juliaan van der Linden. Hij behield het voorzitterschap gedurende al de jaren van zijn ministerschap en leidde de kongressen van Gent, Mechelen, Brugge, Aalst en Antwerpen. Toen in Mei 1924 de Bond zijn zilveren jubileum vierde, stond deze vereeniging der Vlaamsche juristen zoo hoog, dat de ministers van de Vyvere en Masson, Mter Loder, voorzitter van het Internationaal Hof van Justitie in den Haag en Mter van Sloten, afgevaardigde van de Nederlandsche Juristenvereeniging, er het woord voerden, terwijl tusschen de toehoorders | |
[pagina 412]
| |
de hoogste Magistraten van Verbrekingshof en Hoven van Beroep aanwezig waren. In September 1923 bekwam de Bond, dank zij de werking van Franck, de samenstelling van eene kommissie, waaraan bij Koninklijk besluit opdracht werd verleend een Vlaamschen tekst te bezorgen van de grondwet, van de wetboeken en de wetten, die, vóor de gelijkheidswet gestemd, slechts in de Fransche taal waren afgekondigd geworden. Het belangrijkste van zijn juridisch werk wijdde Louis Franck aan het Zeerecht. Hij was getroffen geworden door de onrechtvaardige gevolgen van het verschil van wetgeving in de verschillende landen, welke gelijke belangen bezaten bij de uitspraken van de eigenste geschillen. Een aanvaring in de Noordzee gaf aanleiding tot rechtsvordering te Londen, Antwerpen en Rotterdam; de Engelsche rechter kende 50% toe, onder voorwendsel dat het slachtoffer zelf in fout was; de Belgische schatte het deel der verantwoordelijkheid en gaf 4/5 schadevergoeding; de Hollandsche rechtspraak, getrouw aan het Romeinsch recht, wees het slachtoffer gansch af, zoodra het zelf eenige schuld had. Rechtvaardigheid eischte meer gelijkheid in de behandeling. Daartoe was het onmisbaar tot meer verstandhouding tusschen de belanghebbenden der zeevarende landen te geraken en internationale traktaten te verwekken. Dit werd het levenswerk van Louis Franck. Met de hulp van een aantal scheepseigenaars, reeders, verzekeraars en juristen, wist hij een groot aantal nationale groepeeringen te doen ontstaan, wier afgevaardigden, vereenigd in het ‘International Maritime Committee’, een voor een, de verschillende vraagstukken van het Zeerecht behandelden; de eerste bijeenkomst had plaats te Brussel in 1897; in September 1926, de vijftiende te Genua: intusschen heeft het ‘International Maritime Committee’ alle Europeesche havens aangedaan en overal was Louis Franck, met zijn taalkennis en zijn geest van synthesis, de spil der bijeenkomsten. De uitslagen der besprekingen zijn van zoo overwegend belang, dat de wieg dezer beweging, de Antwerpsche haven, mag aangezien worden als de bron van een der meest belangrijke hernieuwingen van het recht sedert honderd jaren; een wetboek op de aanvaringen, | |
[pagina 413]
| |
een ander op de reddingen, eene overeenkomst betreffende de hypotheek op schepen, dit alles erkend en aanvaard door meer dan twintig staten, 't is reeds een mooie inventaris; de invloed der besprekingen van het ‘Committee’ reiken echter veel verder: menige nationale wetgeving heeft den stempel ontvangen van de grondbeginselen, welke, al hebben ze niet steeds tot een internationale overeenkomst geleid, bleken algemeen aanvaard te worden; zoo werd het ‘Committee’, waarvan Louis Franck eerst sekretaris en thans voorzitter is, een waarborg voor de zekerheid van het verkeer ter zee. Het persoonlijk aandeel van Franck in dit nieuwe zeerecht vindt men op elke bladzijde der processen-verbaal; enkele belangrijke studiën gaf hij buitendien in het licht: in 1895 reeds: ‘Des Conflits de lois en matière d'abordage’ en ‘L'abordage en droit international’; later: ‘L'assurance maritime et les polices à ordre ou au porteur’ (1899); en verscheiden studies in de Pandectes Belges, waarvan hij enkele jaren mederedakteur is geweest. Hij gaf ook een elementair handboek van zeerecht uit, dat voor zijn lessen aan het ‘Institut des Hautes Etudes’ te Brussel diende. Enkele jaren geleden werd door zijn toedoen aan de Rechtsfakulteit te Brussel ook een afdeeling van Zeerecht gesticht en Franck aanvaarde zelf eenen leerstoel. Veel van zijn juridisch werk ligt natuurlijk in bundels van zaken en pleidooien; dit is het lot van den pleitenden advokaat. In zijn gesproken als in zijn geschreven woord, steeds vond men een breeden algemeen-omvattenden blik en een streven naar rechtvaardigheid, dat, gedragen door een beeldrijke taal, gemakkelijk overtuigde, ten bate van wie bescherming vroeg en ze waardig was. Louis Franck heeft zijn plaats veroverd als Vlaamsche rechtsgeleerde; zijn naam heeft echter al lang de grenzen van zijn vaderland overschreden.
NIKO GUNZBURG. Pallanza, April 1927 |
|