| |
| |
| |
Louis Franck als Voorstander der Vlaamsche Beweging
Mij werd de vereerende taak opgedragen hulde te brengen aan Staatsminister Louis Franck voor de toewijding en het talent, waarmede hij, als parlementslid en als raad van de Kroon, de Vlaamsche cultureele betrachtingen van de vrijzinnige Vlaamschgezinde burgers van Antwerpen, zijn onmiddellijke mandaatgevers, en van de Vlamingen in het algemeen heeft gediend.
Ik wil dit trachten te doen zoo objectief mogelijk, - en zonder aan den gehuldigde, vooral in zijn aanwezigheid, meer lof toe te brengen dan ik goed verantwoorden kan. Vleierij is een ondeugd, en men bewijst niemand een dienst met hem te idealiseeren.
Toen Jan Van Rijswijck, onze nog steeds betreurde, wijze voorman, in 1906 aan den ‘Liberalen Vlaamschen Bond’ Louis Franck als candidaat voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers voorstelde, wist hij, in zijn kennis der menschen en der toestanden, zeer goed dat hij aan zijn groep een leider bezorgde, die de Vlaamsche opstandingsgedachte trouw zou voorstaan, onze taalbeweging op een waardig, hoog plan zou houden en naar stellige successen zou voeren. De politieke loopbaan van Louis Franck heeft bewezen, dat Van Rijswijck juist had gezien en zijn verwachtingen niet te hoog had gespannen.
Louis Franck bracht ons het krachtig, gezond idealisme van het plichtsbesef en de daad, - een vaste Vlaamsche overtuiging en - een ongewoon strategisch beleid.
Hij bracht ons een idealisme. Hij voelde in zich den drang om de gemeenschap te dienen, en naar ruimer en beter leven te leiden. Hij werd naar de politieke loopbaan gedreven, niet uit
| |
| |
ijdelen lust om op het forum te staan, maar omdat hij zich bewust was daar diensten te kunnen bewijzen. De jeugd - en vooral de intellectueele jeugd - onderscheidde zich op het einde der vorige eeuw door sterk pessimistische neigingen, door een beslist uitgesproken scepticisme ten opzichte van de politiek. Zij had daar zooveel leelijks en minderwaardigs gezien, dat zij verkoos er buiten te blijven en zich af te zonderen in de stille sfeer van studie en bespiegeling. Louis Franck was van een andere meening. Hij beschouwde het als het hoogste belang der gemeenschap, dat haar best uitgeruste leden zich met haar leiding en ontwikkeling belastten. Die gedachten ontwikkelde hij in de Jonge Balie reeds in de eerste rede, die hij daar hield over de ‘Zedelijke Evolutie en de pessimistische crisis op het einde der 19e Eeuw.’ Dat was de belijdenis van den plicht der sociale daad, - de verkondiging van het maatschappelijk altruïsme van de menschen, die een groot hart hebben, een waarborg van bestendige geestelijke jeugd, een kracht die stijl en wijding aan het leven geeft.
Hij bracht ons een vaste Vlaamsche overtuiging, die bij zijn idealisme aansluit als het gevolg bij de oorzaak.
Met zijn gevoel en met zijn verstand was Louis Franck tot het besef gekomen, dat in Vlaamsch België de landstaal de eerste moest zijn voor állen en in àlles, niet alleen omdat zij het rechtmatig voorwerp onzer liefde is, maar omdat ze tevens het beste, natuurlijkste voertuig is om de kennis der heele wereld en de veroveringen van de moderne wetenschap op de doeltreffendste wijze tot ons volk te brengen. Louis Franck kwam tot ons als een dier flaminganten, die eerst Vlaming willen zijn om des te zekerder Europeeër te worden, en die naarmate zij meer cosmopoliet zijn des te dichter bij Vlaanderen staan. Hij bracht ons een Vlaamschgezindheid, die, in tegenstelling met de beweringen van wie ons bestrijdt, de horizonnen niet beperkt, maar verruimt, omdat ze Vlaanderen door middel van zijn eigen taal in rechtstreeksche betrekking wil brengen met al de geestesstroomingen van dezen tijd. Zoo zat hij vast aan de Vlaamschgezinde overlevering van al onze vroegere leiders en voelde zich tevens volkomen eens met het nieuwe geslacht, dat naar meer geestesontwikkeling streefde door middel van eigen taal.
| |
| |
Dat alles heeft hij voortreffelijk vastgezet in die andere openingsrede op de Vlaamsche Balie over ‘Taal en Nationaliteit’, waarmede hij om zoo te zeggen zijn maatschappelijke plichtsopvatting kwam volledigen.
Louis Franck bracht ons zijn tactisch beleid, dat hem al heel spoedig tot een van de invloedrijkste leden van het parlement maakte. Hij is een geducht debatter omdat hij over rijke geestesgaven en een schitterende welsprekendheid beschikt, maar nog veel meer omdat in hem het levend idealisme steeds harmonisch samengaat met den nooit falenden zin voor de werkelijkheid. In dit opzicht is hij een ware zoon van zijn land, waar de kunstenaars, die met het hoofd in de glorie der droomen stonden, toch steeds met beide voeten op den vasten grond der werkelijkheid bleven. Uit die samenvatting van het stuwende idealisme en het remmende realisme, spruit zijn groote bedrevenheid in de politiek, die men te recht de kunst der mogelijkheden heeft genoemd.
Hiij deed zijn collega's in de Kamer naar hem luisteren en herhaaldelijk kon hij er velen zijn Vlaamsche overtuiging doen deelen. Tijdens de bespreking van de wet Franck-Segers heeft men hem met een averechts bedoeld compliment wel eens de verleidende Vlaamsche sirene genoemd. In die benaming lag er juist zooveel critiek als lof. Men erkende zijn talent als redenaar, maar wilde tevens te verstaan geven, dat hij lokte met bedrieglijken schijn, met ijdele fata morgana's. Wij weten beter! De tegenstanders van de Vlaamsche wetten, die Louis Franck overhaalde om ze te stemmen, waren nooit zoo goedgeloovig, noch zoo naïef om zich bij een ijdele lokstem gewonnen te geven. Zij hebben toegestaan aan de stem der gezonde rede en der rechtvaardigheid, aan het lichtend betoog, dat het Vlaamsche belang ook een Belgisch belang was, die uit Louis Franck's mond als onweerstaanbaar klonken.
Het is opvallend, dat de parlementaire besprekingen over de taalkwestie, waarin Louis Franck gemengd werd, op een paar na, tot de moeilijkste behoorden, waarvan de geschiedenis der Vlaamsche beweging gewag maakt.
Zoolang het alleen gold het recht der Vlamingen op bestuur en rechtspleging in eigen taal te bepleiten, was het voldoende
| |
| |
de groote menschelijke gevoelens van rechtvaardigheid te wekken bij de menschen van goeden wil. Maar waar het gold de vervlaamsching van het middelbaar en vooral van het hooger onderwijs te verkrijgen, daar moest de strijd geleverd worden tegen de vooroordeelen van den geest en van de opvoeding, die veel hardnekkiger zijn dan die van het hart, en hier waren sterke dialectiek en schrandere slagvaardigheid geboden. Juist die geestelijke schermutselingen trokken Louis Franck het meest aan. De inzet was hoog: rijker cultuur in Vlaanderen, een door rationeel onderwijs technisch beter onderlegde landbouw- en nijverheidsbevolking, versterking van het grooter Belgische Vaderland.
Ik zal hier niet in het bijzonder de wederwaardigheden volgen van de besprekingen der taalwet Franck-Segers of van de wet betreffende de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Dit waren echte lijdensgeschiedenissen, die ons nog allen goed in het geheugen liggen. Maar het mag hier toch herinnerd worden, dat in die beide gevallen het optreden van Louis Franck, in omstandigheden, die hopeloos schenen, gered heeft wat er tijdelijk te redden viel.
De wet Franck-Segers, die zoo noodige vollediging der taalwet van 1883, werd zeer overtuigend door Louis Franck verdedigd en mag voor een groot gedeelte als zijn werk beschouwd worden.
De stemming der wet op de Vlaamsche Hoogeschool deed zich in even moeilijke omstandigheden voor. De Senaat had het voorstel Anseele-Van Cauwelaert verworpen, niettegenstaande het bemiddelingsvoorstel, door Minister Helleputte ingegeven en door Minister de Broqueville bijgetreden, waarbij de Vlamingen het principe der volledige vervlaamsching hadden opgegeven en het systema der tweetaligheid voor een zeer belangrijk deel der universiteit hadden aanvaard. Dit was de toestand toen Minister Nolf zijn eerste voorstel bekend maakte, waarbij slechts twee leergangen in elke faculteit volledig zouden vervlaamscht worden en al het overige tweetalig of uitsluitend Fransch zou zijn. Het is dan dat Minister Franck in het kabinet dit voorstel aanzienlijk kon doen verbeteren. Hij verkreeg dat de verdeeling tusschen Vlaamsche, Fransche en tweetalige leer- | |
| |
gangen zou worden bepaald tot 1/3 van elke groep; dat de overgangsperiode zou worden afgeschaft en dat dus van de stemming der wet af alle professoren zich er aan zouden moeten onderwerpen; dat voor alle leergangen, waar alleen Fransche lessen zouden bestaan, er ook Vlaamsche leergangen zouden worden ingericht.
Met deze bepalingen hing het practisch van de Vlamingen zelf af, dat Gent zou vervlaamscht worden. Inderdaad, 1/3 der faculteiten is Vlaamsch van rechtswege; in een derde bestaan er Vlaamsche leergangen voor alle vakken, - dit zijn dus reeds 2/3 der lessen in het Vlaamsch; daarnaast blijft 1/3 Fransche leergangen, maar hier laat de wet toe cursussen in te richten in het Vlaamsch, zoodat die vakken ook in onze taal kunnen beoefend worden. Wij beschouwen dit niet als een ideaal, als een toestand, die niet meer voor verbetering vatbaar is, verre van daar, maar het is toch een hervorming waaruit oneindig veel voordeel kan gehaald worden.
Zonder de boycot-beweging, waarin wij niets anders willen zien dan een noodlottige uiting van onvruchtbaar radicalisme, zouden wij dit jaar reeds tientallen geneesheeren, ingenieurs, advocaten en andere intellectueelen meer bezitten, die, hun taal volkomen machtig, de maatschappelijke rol, die men van hen in Vlaanderen verwacht, voortreffelijk zouden kunnen waarnemen, en de macht der Vlaamsche beweging op onberekenbare wijze verhoogen.
Er is in Louis Franck's openbaar leven nog een periode, die hem als Vlaming en als Belg voor de felste vuren kwam stellen. Gij weet allen, dat ik de tragische oorlogsjaren bedoel. Hier weer stond hij voor de grootste moeilijkheden, die al zijn wilskracht en al zijn beleid vergden. Hij had niet alleen front te bieden tegen den overweldiger van zijn land - wat hij gedaan heeft met de hoogste offervaardigheid, - maar hij werd door zijn hart en zijn verstand gedwongen om stand te vatten tegen verscheidene van zijn landgenooten, Vlamingen zooals hij, die, verdwaald en verblind, verstrikt in hun eigen sophismen, de hulp van de overrompelaars van hun land aanvaardden om enkele van hun verlangens te laten bevredigen, zonder daarbij te zien, dat zij dusdoende den adel van hun beweging wegnamen
| |
| |
en hun eigen idealen bezoedelden. O, ik herinner mij nog zoo levendig hoe wij met enkele Vlaamschgezinden, zoozeer bezorgd en bekommerd om de toekomst onzer beweging als om het tot van België, samen kwamen in de woning van onzen ouden, trouwen strijdgenoot en vriend N.J. Cupérus, wien ik hier terloops de verzekering van ons aller hartelijkste genegenheid nogmaals hernieuwen wil! En ik herinner mij hoe daar altijd het optimisme, de voortvarendheid en het klaar inzicht in de toestanden van Louis Franck zich overtuigend en versterkend op allen deden gelden en ons brachten tot het uitgeven van de bekende betoogschriften tegen het inmengen van de vreemden in onze eigen taalzaken. En zoo wij daarbij het hooger beginsel der Vlaamsche beweging van smet en blaam hebben weten vrij te houden, dan is zulks voor een zeer groot deel het werk van Louis Franck geweest.
Voor dit alles zouden wij hem hartsgrondig moeten dank zeggen; doch de passendste hulde, die een gemeenschap aan haar verdienstelijke leden brengen kan, is niet die der dankbaarheid. Voor onze levensopvatting, en voor alles wat wij doen om haar trouw te dienen, te verspreiden, te doen zegevieren, verwachten wij geen dank. De boom, die schaduw geeft, bloeit en vruchten draagt, vraagt geen dank. Er is een hoogere hulde, die wij aan onze voormannen kunnen brengen, als wij, na hen jaren in hun openbaar leven gevolgd te hebben, de behoefte gevoelen om hun te zeggen hoe wij van hen houden en wat zij voor ons zijn. Wij kunnen hen dan aan vriend en vijand tot voorbeeld stellen. Zij zijn het standaardtype van den mensch, zooals wij hem wenschen; zij zijn een prikkel voor de jongeren, een houvast voor de wankelenden, een verweer tegenover de tegenstanders. Die hulde is het, die wij brengen aan Staatsminister Louis Franck. Dat hij blijve zooals hij was, zooals hij is, dan zal hij, wààr en wàt hij ook weze, een vriend en een trots voor de Vlamingen zijn.
MAURITS SABBE.
|
|