ook in landen als Zwitserland, Roemenië en Spanje, is op het gebied der aardrijkskundige dialectenstudie heel wat gepresteerd, en al zijn de uitkomsten, niettegenstaande het in de laatste jaren aangroeiend materiaal, nog eerder schaarsch te noemen, toch blijkt van stonden aan de onhoudbaarheid van sommige vroeger algemeen aanvaarde en vooral door de neo-grammatische school gepropageerde stellingen, als daar zijn de vastheid waarvan de klankwetten, in deze aan natuurwetenschappelijke wetten gelijk, zouden getuigen en de logische ontwikkeling van bepaalde woordbeteekenissen.
Het is een verblijdend teeken voor de philologische bedrijvigheid in ons land dat ook hier jongere philologen, door de phonetica geschoold, tot onderzoek op eigen bodem aangespoord werden door deze buitenlandsche voorbeelden en thans voor het Nederlandsch taalgebied beoogen, wat voor andere taalgebieden al gebeurd of gebeurende is, namelijk het uitgeven van een atlas der autochtone Nederlandsche dialecten. Om dat loffelijk doel te bereiken is samenwerking onder bekwame leiding van alle dialectvorschers over het Nederlandsche taalgebied noodzakelijk. Waar voor zulk een samenwerking veel tijd en voor het uitgeven der resultaten nog meer geld mede gemoeid zijn, is het van onschatbaar belang dat enkele vooraanstaande dialectkundigen reeds thans hun materiaal door den druk openbaar maken.
Wetenschappelijke methode, opneming van de teksten en verwerking in kaarten worden aldus gevulgariseerd en het voorbeeld werkt aanmoedigend op de onderzoekers van andere streken.
De dialect-atlas van Klein-Brabant van Dr E. Blancquaert, voorzien van 150 kaarten, is zulk een model-werk, dat op schitterende wijze een reeks dialectgeografische onderzoekingen belooft in te luiden, die voorzeker den grooten Dialecten-atlas van de Nederlandsche taal zullen ten goede komen. Het alvast hier geboden materiaal is op zich zelf een mijn, waaruit nu reeds op fonetisch en lexicologisch, en zelfs op flexie- en syntactisch gebied, heel wat te halen is. Dit komt omdat Dr Blancquaert zich niet heeft vergenoegd alleen met afzonderlijke woordjes te werken, maar met gansche volzinnen (139) en typische zegswijzen.
Bijzonder leerrijk vonden we kaarten als no 5 binden, bond hij? (ik heb) gebonden, no 30 't volk zoekt, no 36 lange dooreen, no 59 blauw en grauw geslagen, no 81 breng ons twee kilo krieken (-jes), no 86 hij dreigde (naar) mij met 'nen klippel, no 127 dat ik niet meegegaan ben, no 132 ik heb (ik) het, no 143 spinneweb, no 145 pet (muts, klak), no 146 bang (benauwd, vervaard), no 147 weide [wei, meersch, beemd, schor], no 148 paddestoel