| |
| |
| |
Spanje, het Land en zijn Geschiedenis
Spanje is een land, waar men - indien men de moeite neemt om zich dit te realiseeren - bijna bij elken stap historischen bodem drukt. Het oude Iberië met zijn geharde bewoners, waarvan de Basken beweren af te stammen, werd door de Romeinen veroverd; gemaakt tot een der vele Romeinsche wingewesten, die ten tijde, dat er van Rome een krachtig bestuur uitging, ook werkelijk aan het Romeinsche gezag waren onderworpen. Zelfs de heldhaftige tegenstand, dien de Lusitaniërs, de bewoners van het tegenwoordig Portugal, boden, bevrijdde hen op den duur niet van de Romeinsche heerschappij. Toen Carthago machtig en groot werd, werd Spanje het aangewezen object in den strijd tusschen beide. De rol, die Saguntum, dat destijds geheel werd verwoest en sedertdien opnieuw is opgebouwd, in den eindelijken strijd tusschen beide steden, die met de vernietiging van Carthago is geëindigd, heeft gespeeld, is bekend. Eeuwen later moesten de Romeinen wijken voor de verschillende volksstammen, die zich hier vestigden. De West-Gothen bleven na 478 meester van Spanje; hun koningen vestigden in Toledo hun residentie en breidden hun rijk over geheel het schiereiland uit. Zij ook brachten het volk tot den Christelijken godsdienst. Het rijk was machtig en groot, totdat - veelvuldig voorkomend verschijnsel - innerlijke tweedracht het ten val bracht. Roderich werd de laatste van zijn geslacht; in den grooten strijd in Andalusië viel hij in 711 tegen de Arabieren, die onder hun aanvoerder Tarik de Middellandsche zee op dit nauwste gedeelte waren overgestoken en, zóó snel zich van geheel Spanje meester maakten, dat zij zelfs over de Pyreneeën heen het Zuiden van Frankrijk binnendrongen en eerst door Karel Martel bij Tours in 732 tot stilstand werden gebracht. Arabische en Moorsche vorsten vestigden hun koninkrijken in
| |
| |
verschillende deelen van Spanje; er waren er in Toledo, in Grenada, in Valencia, in Cordova en waar al niet meer! Maar het overschot der Christelijke West-Gothen week uit naar het Noordelijk deel van het land, naar de tegenwoordige Asturiën en Galicië, die, evenals het land der Basken, vrij ontoegankelijk bergland mogen heeten. De kleine Christelijke rijken, door de aanvoerders van het leger der West-Gothen gesticht, zijn het uitgangspunt geworden van den heroveringsoorlog, de z.n. Reconquista. Van het oogenblik af, dat de Arabieren en Mooren voet aan wal zetten in Spanje, tot aan het oogenblik hunner definitieve uitwijzing, na de inname in 1492 van Grenada, is deze Reconquista gevoerd. Leon bevrijdde zich het eerst van de indringers; het oude en het nieuwe Castilië volgden, en steeds verder werden de Afrikaansche overwinnaars van vroeger teruggedrongen. De Spanjaard werd in deze eeuwen geboren krijgsman; vandaar is te verklaren, dat hij, ondanks zekere karaktertrekken, die hij met Mooren en Arabieren gemeen heeft, voor een groot deel nog op den handenarbeid neerziet als iets, dat minderwaardig is. Vandaar ook, dat Spanje reeds in den aanvang der zestiende eeuw zijn geharde en geoefende legers over geheel de wereld kon uitzenden en zich een macht kon veroveren, zeldzaam in de nieuwe geschiedenis!
Wie echter denkt, dat alle deze zeven eeuwen door de vorsten der Spaansche koninkrijken slechts ridders waren zonder vrees en blaam, bezield alleen met den wensch om hun vaderland aan de macht der Mooren te ontrukken, vergist zich. Wie Burgos, Vitoria, Valiadolid, Oviedo, Gyon, Salamanca en andere plaatsen bezoekt, staat in het midden der Castiliaansche geschiedenis, die, evenwijdig aan de geschiedenis van Aragon, heel wat bladzijden telt, die minder mooi mogen worden geheeten. O zeker, daar zijn figuren als een Sancho IV, die zich onsterfelijk maakte op zijn kruistocht; een Alphonsus X, die naast den Aartsbisschop van Toledo den slag bij Tolosa in 1212 won; een Alphonsus XI, die wel gestreng, maar kleinzielig in zijn zucht tot straffen was. Maar daarnaast is een Pedro de Wreede, wiens moeder en voogd niet noodig hadden hem wraak in te spreken tegen de schoone Eleonora de Guzman, de geliefde van zijn vader. Pedro trachtte geheel het geslacht van Eleonora uit te
| |
| |
roeien, maar zijn stiefbroeder, graaf Hendrik de Trastamara, ontkwam aan deze wraak; wierp zich op als aanvoerder van de Liga tegen den Koning, en bleek deze bij meer dan een gelegenheid te slim. Eindelijk, in de vlakte van Montial, werd Pedro, die in het Zuiden meer dan een mooi gebouw op zijn rekening heeft, zoodanig verslagen, dat hij moest vluchten. Of Hendrik zich, gelijk de geschiedenis beweert, aan broedermoord heeft schuldig gemaakt, moet betwijfeld worden. Meer dan een geschiedschrijver ziet hem daarop dan ook minder aan dan Alphonsus IX, wien de bekende Cid, dit toonbeeld van Spaansche ridderlijkheid, geen trouw wenschte te zweren, voordat deze zich plechtig onschuldig aan moord op zijn broeder had verklaard. Deze Hendrik van Trastamara was trouwens in de oogen zijner onderdanen zeer gezien. Niet minder Hendrik III, een achterkleinzoon van dezen, bij zijns vaders dood eerst elf jaren oud. Hij was een knaap met een zwak lichaam, maar een helder verstand; hij kwam er spoedig achter, dat zijn voogden en raadgevers de koninklijke schatten verspilden en hem gebrek lieten lijden. Hendrik vermomde zich op een avond; begaf zich naar het paleis van zijn voogden en zag daar pracht en praal te over. Den volgenden dag liet hij het gerucht verspreiden, dat hij gevaarlijk ziek was; toen de hovelingen waren toegesneld, verscheen hij plotseling, het zwaard in de hand, in hun midden. Zich op den troon zettend, vroeg hij den Primaat van het rijk hoeveel heerschers voor Castilië deze gekend had. Hij vroeg dit achtereenvolgens aan alle aanwezigen, en toen niemand een hooger getal noemde dan vier, sprak hij daarover zijn verwondering uit. Want hij, jong als hij was, had er tientallen gezien. Gij immers, zoo richtte hij zich tot de aanwezigen, gevoelt u de werkelijke heerschers van Castilië; gij geniet alle rechten en inkomsten van mijn waardigheid, waarvan ik slechts de lasten draag. Op dat oogenblik kwam de beul met alle de bij hem behoorende
ingrediënten binnen; de verschrikte edellieden, hun vonnis nabij denkende, vielen den Koning te voet, die zich, dankbaar over de spoedig behaalde overwinning, genadig toonde!
Neen, het is niet alleen edels en schoons, dat zich in Castilië of Aragon in die oude tijden heeft afgespeeld. Men denke maar
| |
| |
eens aan Jan II en zijn gunsteling Alvarez de Luna. Deze had spoedig meer macht dan de Koning zelf, vermoedelijk niet ten nadeele van het land. Maar zijn tegenstanders spanden hem strik op strik; lieten hem, ter ontmoeting met den Koning, bij wien hij in ongenade was gevallen, een vrijgeleide beloven om in Burgos te komen. Luna vertrouwde, ondanks waarschuwingen, op het woord van den Koning; begaf zich tot dezen in Burgos; werd gevangen genomen en op de gebruikelijke, wreede Castiliaansche wijze gevonnist: de beul stak hem eerst het mes in de keel en hieuw hem daarna het hoofd af. Niet minder erg maakte het de zoon van Jan II, Hendrik IV, wiens gemalin, Johanna van Portugal, een uitermate losbandig leven leidde. Zijn bewind, waarbij de gunstelingen hun zakken vulden, werd zelfs den edelen te machtig; dezen wendden zich eindelijk tot Isabella, die later met Ferdinand van Aragon zou trouwen. De Koning werd door niemand minder dan den Aartsbisschop van Toledo van zijn koninklijke waardigheid vervallen verklaard; in bijna elke stad des lands waren er op de straten openbare gevechten tusschen zijn aanhangers en tegenstanders. Eindelijk kwamen Isabella en Ferdinand aan de regeering; hun huwelijk vereenigde Castilië en Aragon, voorloopig door een persoonlijke unie, spoedig in een hecht verband, dat Karel V nog hechter wist te maken. Isabella en Ferdinand worden gewoonlijk de ‘Katholieke Koningen’ van Spanje genoemd; zij hebben het koninkrijk der Habsburgers, later dat der Bourbons, definitief bevestigd. Zij hebben de Mooren uit Spanje verdreven, en de grootheid van Columbus' plannen ingezien. Geen wonder, dat Karel V de eenvoudige graftombe, te hunner eere in Grenada opgericht, ‘te gering vond voor zoo grooten roem,’ en het prachtig monument liet maken, dat thans de Capella Real van de Kathedraal te Grenada siert. Gewild of ongewild, de beeldhouwer heeft symboliek gelegd in de uitbeelding zijner persoonlijkheden. Wie
nauwkeurig toekijkt, ziet, dat het kussen, waarop het hoofd van Isabella rust, aanmerkelijk verder is doorgezakt dan dat van Ferdinand. Hij was immers de man van het zwaard en de kracht; zij de vrouw van het scherpe verstand!
Inderdaad, Isabella en Ferdinand, zij hebben het moderne Spanje gegrondvest. Hun dochter Johanna, die met Philips den
| |
| |
Schoone huwde, volgde hen op. Maar al spoedig, na den plotselingen dood van haar gemaal, dien zij innig liefhad, verviel zij tot verstandsverbijstering; haar zoon Karel I, de latere Duitsche Keizer Karel V, nam, schoon minderjarig, de teugels van het bewind in handen, dit onder leiding van den bekenden Kardinaal Ximenes, van alle Aartsbisschoppen van Toledo wel de meest bekende figuur, degene ook, die den politieken invloed van den Primaat der Spaansche kerk in de sterkste mate heeft ontwikkeld. Toen Karel V zich tijdens zijn oponthoud in de Nederlanden van Ximenes en diens raadslieden afwendde, ontstonden in Spanje gevaarlijke separatistische bewegingen, die spoedig werden bedwongen; die er toe leidden, dat de steden, die het centraliseerend bewind der nieuwe koninklijke heerschappij niet wenschten, werden gestraft. Hierin is ook de oorzaak te vinden van de aanwijzing van Madrid als hoofdstad. Noch Karel V, noch Philips II wenschte zich een hoofdstad waar óf adel óf patriciërs te machtig waren en den koninklijken glans konden verduisteren. Burgos, de oude hoofdstad van Castilië, was evenzeer uitgesloten als Saragossa, het middenpunt van Aragon; Cordova of Grenada kwamen, al reeds door ligging en Moorsch karakter, even weinig in aanmerking als Salamanca of Leon. Het hof heeft korter of langer tijden in Valladolid, waar Philips II werd geboren, en in Segovia - getuige het daarbij gelegen schitterend koninklijk buitenverblijf La Granja met fonteinen, die Versailles concurrentie aandoen - gehuisd. Philips II, wellicht de machtigste vorst, die den Spaanschen troon heeft bezet, wees definitief Madrid als hoofdstad aan, waartoe de stichting in de onmiddellijke nabijheid van het Escuriaal ook het hare heeft bijgedragen. Maar Philips II heeft, toen hij na langen, moeilijken doodsstrijd in zijn sobere slaapkamer in het Escuriaal, die ons thans nog gewezen wordt, stierf, de hem gegeven erfenis niet ongeschonden achtergelaten. Waarlijk
niet zonder strijd was Karel V er in geslaagd in Italië, na heftigen tegenstand van Frans I, vasten voet te verkrijgen; dit gebied ging onder Philips II verloren. Spanje telde gedurende de regeering van zijn vader vele nijvere Moorsche inwoners; zij hadden verlof gekregen om zich daar te vestigen, ook nadat Grenada eenmaal was gevallen. Philips II, die zich door zijn geloofsijver heeft
| |
| |
bekend gemaakt, bande de Mooren het land uit; vernietigde een stuk welvaart, verlaagde b.v. Toledo eensklaps tot een onbeduidend provincieplaatsje. Aan den anderen kant bleven de veroveringen in het nieuwe werelddeel in stand. Koene Spaansche avonturiers ontdekten Peru en Mexico; vestigden zich op Cuba en elders; brachten vandaar jaarlijks schatten naar het vaderland. Ondanks de verliezen, die het elders leed, bleef Spanje daardoor machtig en groot. Zelfs veroverde de Hertog van Alva voor zijn ondankbaren koninklijken meester Portugal, dat intusschen niet langer dan zestig jaren, tot 1640, bij Spanje bleef.
Aan het einde van de regeering van Philips II bevond Spanje zich, financieel, op niet veel minder dan den rand van den afgrond. Zijn opvolgers slaagden er niet in het eens zoo machtig rijk uit dezen toestand van verval op te heffen. Philips III liet zich geheel door zijn gunsteling, den Graaf van Lerma, leiden, en deze werkte weer er toe mede, dat een 800.000 ijverige Moriscos, afstammelingen der Mooren, uit het land werden gezet. Philips IV, die den Hertog van Olivarez tot zijn leidsman koos, voerde bijna overal, in Duitschland zoowel als in Italië, in Nederland als in Frankrijk, ongelukkige oorlogen, en moest bij den Pyreneeschen vrede van 1659 een deel van Navarra, aan de overzijde der Pyreneeën gelegen, aan Frankrijk afstaan. Nog erger werd het onder Karel II, den laatsten der Habsburgers, wiens testament den kleinzoon van Lodewijk XIV tot opvolger aanwees, een bepaling, die eerst na den langdurigen en wreedaardigen Spaanschen successie-oorlog tot uitvoering kon worden gebracht. Philips V zelf had een afstammeling zijner voorgangers kunnen zijn; hij bemoeide zich al even weinig met de regeeringszaken als zij het deden. Hij stond onder den invloed van een vorstin Orsini, totdat de tweede echtgenoote van den vorst, Prinses Elisabeth van Parma, met Kardinaal Alberoni haar verdrongen, die evenwel op hun beurt het veld voor den vroegeren Nederlander Ripperda moesten ruimen. De pogingen van al deze gunstelingen waren er op gericht om Spanje tot de oude politiek van grootmacht terug te brengen, een taak, waarin men schijnbaar slaagde door Spanje weer aandeel in de Italiaansche zaken te verzekeren, maar waardoor op den duur
| |
| |
de Spaansche schatkist werd uitgeput. In deze achtereenvolgende periodes valt de vergeefsche belegering van Gibraltar, dat de Engelschen in den Spaanschen successie-oorlog bezet hadden; valt echter de gelijktijdige herovering van de voornaamste der Balearische eilanden, die eertijds aan Engeland behoorden. Het bewind van den kleinzoon van Philips V, Karel III, scheen een betere richting aan te duiden, die aanvankelijk onder Karel IV nog standhield. Maar al spoedig verwijderde deze Florida Blanca, den staatsman, die alles voor de bevordering van landbouw, handel en nijverheid had gedaan, van zich, en stortte zich in de armen van Godoy, Hertog van Alcudia, die zichzelf den bijnaam van den ‘vredesvorst’ verleende. Godoy is een tijdlang oppermachtig geweest; zijn invloed was het, die Spanje hardnekkig oorlog deed voeren tegen de Fransche Republiek; zijn invloed ook, die Spanje later zich met haar deed verbinden en oorlog voeren tegen Engeland. In alle welke oorlogen Spanje slechts nadeel en schade te boeken had. Eindelijk, in 1808, verstond Godoy zich met Napoleon I, die hem listiglijk Portugal als een gebied van onbeperkte souvereiniteit had voorgespiegeld. Maar het te hoop geloopen volk van Madrid, dat tot het nabijgelegen Aranjuez voortschreed om Godoy te vonnissen, verijdelde de uitvoering dezer plannen. Geheel de koninklijke familie moest vluchten; Ferdinand VII, reeds tot Koning tegen den wil zijns vaders in uitgeroepen, onderwierp zich aan de scheidsrechtelijke uitspraak van den Franschen Keizer. Zoo had te Bayonne in 1808 de bekende samenkomst plaats, waarin Napoleon er in slaagde én Karel IV én Ferdinand VII tot afstand van den Spaanschen troon te bewegen, waarna hij de gelegenheid vond om zijn broeder Joseph door een z.g. Junta, uit Spanje te Bayonne samengeroepen, tot koning te doen verkiezen.
Op dat oogenblik echter kwam er een definitieve keer in den loop der Spaansche geschiedenis. Spanje had sedert eeuwen de grillen zijner heerschers geduldig verdragen. Doch een tweetal Spaanschen officieren werd het, na het ontvangen der berichten uit Bayonne, te machtig. Zij riepen op 2 Mei den opstand uit, verschansten zich in het thans zoo vreedzame en mooie El Retiro park in Madrid, maar moesten voor de overmacht van Murat en zijn Fransche bezetting wijken. Hun lot was spoedig
| |
| |
beslist; zij werden gefusilleerd. Maar voor de vrijheid van Spanje was hun optreden niet vergeefsch geweest. Want bijna terzelfder tijd, dat Joseph Bonaparte als Koning van Spanje werd gekroond en zijn intrede deed in Madrid, vormden zich opstandige Junta's in de verschillende deelen van Spanje; zij vereenigden zich in een centrale Junta te Sevilla, die aan een comité van een vijftal mannen de uitvoerende macht in handen gaf. Van dat oogenblik af dateert de verwoede, door niets te stuiten tegenstand, dien Spanje en zijn bevolking aan de Fransche overheerschers boden. Napoleon mocht meenen, dat hij thans eindelijk Spanje in zijn macht had - hij vergiste zich. Integendeel. De Franschen bevonden zich tegenover een vijand, dien zij nog niet kenden: den even moeilijk bedwingbaren als gevaarlijken guerilla-oorlog. Nauw was een plaatselijke opstand hier bedwongen, of elders stak er een het hoofd op. Wij meenen wel eens, dat de bezwaren, waarmede de Franschen in Spanje hadden te worstelen, slechts betrekking hadden op verspreide gevechten, die eerst beteekenis kregen toen zij, van Portugal uit, door Engeland werden ondersteund. Niets is minder waar. Van den aanvang af heeft het verzet tegen de Franschen zich verspreid over geheel Spanje. Wie denkt niet aan de belegering van Saragossa en aan die van het kleine Gerona in de onmiddellijke nabijheid van Barcelona? Wie denkt niet aan de tal van heldendaden, die in de Baskische provinciën, in het hoog gelegen Aragon zijn bedreven? Neen, waarlijk, de Franschen en hun maarschalken, die zich roem hadden verworven op de slagvelden in geheel Europa, vonden een geheel land tegenover zich. Misschien hadden zij toch Spanje bedwongen, waren niet de Engelschen te hulp gekomen. In Portugal vonden dezen een gemakkelijke operatiebasis. Bij Badajoz slaagde Wellington er in om zich den toegang tot Spanje te forceeren; het Zuiden latend voor wat het was, trok hij over Salamanca en Vitoria, waar hij een belangrijke
overwinning op de Franschen behaalde, langs de Pyreneeën en drong tot Toulouse door. Lang voordien was Koning Joseph afgetreden en had den terugweg aanvaard. Zijn bewind als Spaansch Koning telt slechts de facto in de Spaansche geschiedenis mee, ook al zijn, vooral na den laatsten wereldoorlog, de
| |
| |
sporen van verwijdering, die vroeger tusschen Frankrijk en Spanje bestonden, wel verdwenen.
Na de aftreding van Joseph Bonaparte besteeg Ferdinand VII den troon der vaderen. Het voorloopig bewind had in 1814 te Cadiz, vergaderend in het huis, dat nog door een gedenksteen als zoodanig wordt aangewezen, de liberale Grondwet aangenomen, die aanvankelijk door Ferdinand VII werd bezworen. Maar later veranderde hij, vrij plotseling, van richting. De reactionnaire gevoelens zegevierden, en toen daartegen een opstand uitbrak, voor welken de Koning voorloopig moest buigen, besloot de Heilige Alliantie in te grijpen. Herroeping van het optreden van den Cortez werd gevraagd, en toen daarop een weigerend antwoord kwam, drong een Fransch leger tot Cadiz door, en ontnam, door de bestorming van het Trocadero, aan Cadiz het laatste steunpunt. Het reactionnair bewind werd hersteld; Ferdinand VII oefende souvereine macht uit en rekende zich in staat om zelfs de Salische wet van 1713 te verwerpen, en aan zijn dochter Isabella, geboren uit zijn vierde huwelijk met Maria Christina van Napels, den toegang tot den troon te verzekeren, voordat - gelijk volgens de Salische wet het geval zou zijn geweest - zijn broeder Don Carlos aan de regeering kwam. Nu verwachtten de reactionnaire elementen van Don Carlos, dat hij nog meer werktuig in hun handen zou zijn dan Ferdinand VII reeds was, en dit verklaart wellicht waarom Don Carlos in het bijzonder in de weinig verlichte Noordelijke gedeelten van Spanje zoo grooten aanhang vond. Nauwelijks had dan ook Ferdinand VII in 1833 de oogen gesloten en Maria Christina voor Isabella het regentschap aanvaard, of de Carlisten staken het hoofd omhoog. Aanvankelijk behaalden zij groote voordeelen op de z.g. Christinos, de volgelingen van de Koningin-Regentes. Het sneuvelen van een hunner aanvoerders, den bekenden Bask Zumalacarreguy, deed hun kansen echter dalen, die intusschen weer stegen door den aanhang, dien zij van radicale zijde uit Catalonië en Aragon ontvingen. Cabrera bracht de Carlisten op den weg naar Madrid, maar Espartero,
inmiddels tot opperbevelhebber der regeeringstroepen benoemd, sloot hun dezen weg af; redde de hoofdstad en het land, en maakte in de opvolgende maanden geleidelijk een einde aan hun overwicht in de Noor- | |
| |
delijke provinciën. Op 15 September 1839 moest Don Carlos naar Fransch gebied vluchten; in 1840 volgde hem Cabrera, en toen kon gezegd worden, dat geheel het land aan Isabella onderworpen was. Maar welk een land! Voortdurend wisselden de regeeringen er elkander af; de z.g. Moderato's vochten met de liberalen en de progressisten, en al verschilden de ministeries niet zoo heel veel van kleur, zij waren wel zeer onstandvastig in de uitoefening hunner bevoegdheden. Espartero viel aan een coalitie van minder bezadigde elementen ten offer; maarschalk Narvaez, die zich later een geweldig reactionnair zou toonen, kreeg een deel van de heerschappij in handen. Die hij weer verloor toen hij zich tegen de huwelijksplannen van Koningin Isabella en de Infante wilde verzetten. Spanje orienteerde zich in Fransche richting; steeds nauwer sloot Koningin Isabella zich bij Napoleon III aan. De ministeries wisselden en de regeeringsinzichten in gelijke mate. Drie malen is Koningin Maria Christina, die nog steeds het regentschap voerde, uit Spanje verbannen, en drie malen is zij teruggeroepen; indien één vorstin op een onrustig, bijna sensationeel leven kan terugzien, dan wel zij. En steeds weer waren het de militairen, die in Spanje aan het hoofd van het bewind stonden, en die als leiders eener politieke beweging meer op de politieke dan op de economische of cultureele belangen letten. Die leiders, zij mochten Narvaez, Espartero, Serrano, O'Donnell of Prim heeten, zij hadden allen als mensch en als leider eerbiedwaardige qualiteiten, maar het werkelijk Spaansch belang hebben zij slechts ten deele gediend. Dat in deze verschillende perioden de Carlisten meer dan eens poogden van de verwarring gebruik te maken om hun pretendent op den
voorgrond te schuiven, kan niet verwonderen. Maar zij slaagden daarin ten deele of geheel niet, en omstreeks het einde der zeventiger jaren moest Don Carlos voorgoed van zijn aanspraken afstand doen.
Nadat Koningin Isabella, onder den invloed van Napoleon III, formeel afstand van den troon had gedaan, ontstond een toestand van interregnum. Maarschalk Serrano nam het bewind in handen; hij werd regent en aan zijn zijde trad Prim, de vroegere aanvoerder der Spaansche troepen in Mexico, als minister-president op; een macht, die hij slechts korten tijd uitoefende,
| |
| |
want nog voordat de door hem aangezochte nieuwe koning, Prins Amadeus van Savoye, den troon besteeg, werd hij door een moordend schot op den hoek van de Calle del Marques de Cubas getroffen. Koning Amadeus besteeg den troon, nadat de bekende onderhandelingen met een Duitschen prins waren mislukt en den Fransch-Duitschen oorlog tengevolge hadden gehad. Slechts betrekkelijk korten tijd duurde Amadeus' regeering. Het aantal ministeries, dat in dien tijd aan het bewind is geweest, is niet gering, terwijl tegelijker tijd de Carlisten weer het hoofd opstaken. Wel werden zij geslagen, maar de gelijktijdig in verschillende provinciën uitbrekende provinciale opstanden gaven Koning Amadeus aanleiding om, vrij plotseling, zijn koninklijke waardigheid neer te leggen, en uit Madrid te vertrekken. Spoedig daarna verklaarde het Congres zich voor den republikeinschen regeeringsvorm. De Republiek werd door een uitvoerend bewind met een president aan het hoofd geleid. Maar ook dit uitvoerend bewind kon er niet in slagen Spanje de zoozeer noodige rust terug te geven. Integendeel, lang is de rij der mannen, die in deze jaren van republikeinschen regeeringsvorm de verantwoordelijke ambten in handen namen; vele zijn ook de gevechten, die in die dagen, wellicht meer dan te voren, moesten worden gevoerd met de Carlisten, die nieuwen aanhang verkregen. Eindelijk greep opnieuw een militair in; Martinez Campos deed het leger zich uitspreken voor Alfons XII, den zoon van Isabella, die op 14 Januari 1875 zijn intocht te Madrid hield. Zijn regeering heeft slechts tien jaren geduurd, maar werd evenzeer als vorige gekenmerkt door een opeenvolging van verschillende ministeries. Ook door nieuwe Carlisten-opstanden, die in 1876 met de verovering van Durango en Estella eindigden, en waarin Don Carlos zelf met 2000 man op wanhopige wijze in het dal van Roncevalles, maar vergeefs, vocht. In dezen strijd, waarin nogmaals de Baskische provinciën den Carlisten-pretendent
steunden, verloren deze de z.g. fuero's of voorrechten, die hun sedert eeuwen hadden toebehoord. Zoodanige fuero's hebben vroeger ook Aragon en Catalonië gekend. Aragon verloor ze reeds onder Philips II, die in strijd daarmede zijn ontrouwen minister Perez te Saragossa deed gevangen nemen en veroordeelen. Catalonië verloor ze, na de zijde van
| |
| |
den Oostenrijkschen pretendent gekozen te hebben in den Spaanschen successie-oorlog. De Basken hechtten zeer aan fuero's; de eed van den magistraat over grooter of kleiner gebied in de Baskische landen luidde vroeger, dat hij zich liever het hoofd zou laten afhouwen dan de fuero's schenden. In het gewoonterecht is er nog iets van deze fuero's overgebleven, maar voor het overige geldt thans in geheel Spanje de wet voor allen gelijkelijk; de eenige toestand trouwens, die in een modern land denkbaar is.
Het zou uiteraard te ver voeren om van de regeeringsjaren van Alphonsus XII een volledig overzicht te geven. Na zijn dood nam Koningin Maria Christina, Oostenrijksche van geboorte, de regeering in handen, en in den aanvang van 1886 werd haar een zoon, de tegenwoordige Koning Alphonsus XIII, geboren. Toen deze in 1902 volgens de Spaansche wet meerderjarig was geworden, aanvaardde hij de regeering; in 1906 huwde hij. Alphonsus XIII heeft zich bekend gemaakt door zijn onverschrokkenheid, zijn dappere onverschilligheid jegens de aanslagen, waaraan hij in ruime mate - zelfs op den dag van zijn huwelijk - heeft blootgestaan. Hoe wankel zijn troon moge schijnen - schijnen wellicht meer dan zijn - hij behoort tot de populairste vorsten, die Europa op het oogenblik kent. Hij is constitutioneel vorst boven alles, hetgeen in Spanje daarom te moeilijker is, wijl dit een algeheele onthouding op het gebied der regeeringszaken met zich brengt. De jaren van Koningin Maria Christina's regentschap behooren niet tot de gelukkigste voor Spanje; daarin vallen koloniale opstanden zonder tal, die, met tot gevolg den Spaansch-Amerikaanschen oorlog, Spanje het laatste deel van zijn vroeger zoo groot koloniaal gebied deden verliezen. Daar staat echter tegenover, dat in dienzelfden tijd, en sedertdien in veel grootere mate, Spanje in relatie is getreden met dat groote Zuidamerikaansche gebied, dat het eens onbeperkt bezat, doch in den aanvang der negentiende eeuw aan de republieken, die zich achtereenvolgens vrij verklaarden, moest laten. Eindelijk, toen politiek en economische gevolgen zich in Spanje deden gelden, greep, in het najaar van 1923, wellicht onder den invloed van Mussolini's voorbeeld, een Spaansch kapitein-generaal opnieuw naar de dictatuur. Primo di Rivera, schoon geen Catalo- | |
| |
niër van geboorte, maar met Catalonië door langdurig verblijf nauw verwant, wierp zich tot heerscher in Spanje, naast, maar waarlijk niet onder den Koning, op. Zijn
aanslag gelukte, en al heeft het door hem gevormde Directoire geen bevredigend einde kunnen brengen aan de Marokkaansche quaestie, die zwaar op Spanje drukt, het heeft zich niettemin gehandhaafd. Het is of heet thans vervangen door een onafhankelijk ministerie, dat uit technisch zeer bekwame Ministers bestaat. Bij een volk als het Spaansche valt moeilijk te beoordeelen of de schijnbare rust, die er heerscht, ook de werkelijkheid weergeeft. Wie in Spanje vertoeft, zal slechts zelden loftuitingen op het bewind van Primo di Rivera en de zijnen vernemen, maar ook zelden iets hooren wat zweemt naar opstand tegen het door hen uitgeoefend gezag. Hoewel Primo di Rivera en zijn Ministers, al hebben zij den Cortez ook naar huis gestuurd, verstandig genoeg zijn om de critiek in het land én in woord én in geschrift, vrijheid van uiting te verleenen!
H.CH.G.J. VAN DER MANDERE.
(Slot volgt).
|
|