Boekbeschouwing
Bertha Galeron de Calonne. - Dans ma Nuit. Ouvrage couronné par l'Académie française; 4e édition. Paris, ‘Les Gémeaux’, 1926, 6 fr.
In net jaar 1890 verscheen bij Lemerre te Parijs een nederig verzenbundeltje: Dans ma Nuit, dat algemeen de aandacht trok en bekroond werd door de ‘Académie française.’
Het was het werk van een dertigjarige vrouw, die blind en doofstom geworden, er niet voor schroomde gedichten te schrijven, die, onder een vleugje melancholie, het reinste optimisme ademden:
Je veux sourire à ceux que le bonheur rassemble,
Je les contemplerai dans leur félicité;
Et quoique mon coeur saigne ou bien que ma main tremble
Je veux porter ma vie avec sérénité.
In 1924 verscheen het opnieuw, een weinig aangevuld, en het sukses was zóó groot, dat het thans een vierde uitgave beleeft. Mevrouw Galeron de Calonne, niettegenstaande het vreeselijk noodlot dat op hare voornaamste zintuigen weegt, is gehuwd en moeder van twee kinderen, en, hoeft het wel gezegd te worden, haar optimisme is onverbroken gebleven in haar ouderdom als eertijds in haar jeugd.
Mes mains sentent bien vieillir mon visage,
Mais j'y songe peu, vivant sans miroir.
J'aurai l'âme jeune en dépit de l'âge,
Tant que dans son coeur je pourrai me voir,
zingt ze in ‘Vieillesse heureuse’, dat ze opdraagt aan haar man, den bekenden Franschen architect Galeron.
Zooals van zelf spreekt is Bertha Galeron getrouw gebleven aan de dichtvormen, die ze in haar jeugd vóór haar blind- en doofheid, leerde kennen. Dochter van een letterkundige en geleerde, Ernest de Calonne, was ze een vroeg-rijp kind, dat op 15-jarigen leeftijd reeds aardige verzen maakte. Dat ze groote bewondering koesterde voor dichters als Victor Hugo en François Coppée, die trouwens huisvrienden waren van haar vader, leeren ons de gedichten uit ‘Dans ma Nuit’, waarin de een-