der stof en van volledigheid en verscheidenheid voorkomt, ook de principes, volgens dewelke de auteur zijn werk opvat, schijnen ons een boek te mogen laten verwachten, dat van tel zal zijn in de geschiedenis der bibliotheekwetenschap.
Onder de verhandelingen, die in deze eerste afdeeling voorkomen, meenen we nog de volgende even te mogen vermelden, die meer van praktisch of historisch belang zijn:
La Protection des Richesses d'Art des Bibliothèques. Mesures indispensables à prendre, door A. Boinet, bibliothecaris der ‘Bibliothèque Ste Géneviève’ te Parijs;
De la Préservation des Livres rares contre les Insectes et les Moisissures, door M. Giraud-Mangin, conservator der stedelijke bibliotheek te Nantes;
La Désinfection des Livres et l'Hygiène des Bibliothèques par la ‘Nébulisation’, door F. Dogilbert;
La Bibliothèque de Rouen. Note sur quelques particularités de son organisation; door Henri Labrosse, bestuurder van de bibliotheken en van het historisch archief der stad;
La Nouvelle Collection d'Incunables de la Bibliothèque de l'Université de Louvain (met opsomming), door L. Stainier, administrateur der Koninklijke Bibliotheek van België en bestuurder van den dienst van herstel der Leuvensche Universiteitsbibliotheek;
La Salle Pie XI à la Bibliothèque Ambrosienne de Milan, door Mgr. Gramatica, prefect der Ambrosiana;
Le Livre et les Bibliothèques en Latvie, door A. Gravit, afgevaardigde van de republiek Letland;
La Bibliothèque française de Beyrouth, door Ph. de Tarrazi, conservator der bibliotheek aldaar;
La Bibliothèque Nationale Juive à Jérusalem, door Meyer Abraham, bibliothecaris der rabbinische school van Frankrijk.
Afdeeling II werd op haar beurt onderverdeeld in vijf. De eerste dezer onderverdeelingen (A. Reproduction et multiplication des documents) bevat maar drie stukken, alle drie echter meldenswaardig. In het eerste: La ‘Composition mécanique’ pour l'Edition du Livre, legt ons F. Dogilbert al de voordeelen uiteen van de monotypie. In het tweede: L'Illustration dans te Livre, geeft James Violle een overzicht van al de procedés, voor het illustreeren van boeken gebruikt en weidt breedvoerig uit over het nieuwste dezer procédés: de ‘rotocalco’, door de Engelsche ‘off set’ genoemd, waardoor het mogelijk werd platen te drukken op alle soorten van papier. In het derde: Les Livres sur l'Histoire de l'Art, deelt Georges Wildenstein mede, hoe, volgens hem, een verzameling van monographieën over de geschiedenis van de kunst in Frankrijk dient opgevat te worden.