| |
| |
| |
Boekbeschouwing
Dr. P. Leendertz jr., Het Wilhelmus van Nassouwe, Zutfen, W.J. Thieme, 1925, 120 blz. 8o, f 2.75.
Dr. Leendertz, die onlangs het Geuzenliedboek uitgaf, dat we in de laatste November-afl. besproken hebben, schenkt ons hier een volledige monographie over het voornaamste geuzenlied, het Wilhelmus. De tekst wordt vastgesteld en verklaard; er wordt bewezen dat die tekst geen vertaling is, doch door Marnix van St. Aldegonde vervaardigd werd einde 1568 of begin 1569. Een breed uitgemeten hoofdstuk schetst de geschiedenis van het lied tot op heden. De Duitsche en de Fransche vertaling en de parodie worden niet vergeten. Het hoofdstuk over de melodie is wat dun uitgevallen, maar geeft toch al het wezenlijke; het had moeten verwijzen naar F. van Duyse's Oude Nederlandsche Lied, II, 1620-1663, waar alles uitvoerig meegedeeld wordt. Dit mocht wel, daar F. van Duyse de ontdekker is, nu vijf en dertig jaar geleden, van de beteekenis van de aanwijzing ‘na de wijse van Charles’ en ‘na de wijse van Chartres’, die aan den grond ligt van de zangwijze van het Wilhelmus. Bij den herdruk van F. van Duyse's studie met aanteekeningen door Kossmann in 1923, meende de Flandre libérale dat de herleiding van de wijze van het Wilhelmus tot een trompetsignaal bij de belegering van Chartres in 1568 gebruikt, een heel nieuwe vondst was en verheugde zich in de vernedering die de flaminganten daardoor zouden lijden. Zij wist niet dat de flaminganten die vernedering reeds meer dan dertig jaar zonder schade lijden. Dit alles in de veronderstelling dat bedoeld trompetsignaal, door afgedankte huurlingen uit de legers van Chartres naar de legers van Willem den Zwijger overgebracht, een Fransch muziekstukje zou zijn. Daarheen hebben de opsporingen zich nog niet uitgestrekt. Maar vermits een aanzienlijk deel van de Fransche troepen in dien tijd huurlingen waren uit Zwitserland, Tyrol en verder Zuid-Duitschland, is het niet onmogelijk dat bedoeld trompetsignaal van die huurlingen komt en dat dus de
zangwijze van het Wilhelmus al zoo Germaansch is als de tekst.
| |
| |
| |
Dr. Jos. Keulers, De Pseudo-Christus, Maaseik & Roermond, J.J. Romen en Zonen, 1925, 204 blz. kl. 8o.
Door Pseudo-Christus verstaat de schrijver elke Christus-figuur, door de moderne critici geschetst in strijd met de Christus-figuur van het Katholiek geloof. Hij beschrijft alzoo achtereenvolgens de opvattingen van Luther, S. Reimarus, H. Paulus, D. Strauss, F. Baur, de Vrijzinnige Protestanten, de Eschatologisten, de Religions-geschichtliche School, A. Drews met degenen voor wie Christus een mythe is, en de radicale Hollanders.
Al hun theorieën worden doorgaans zeer duidelijk en volledig uiteengezet. Maar er kleeft aan die uiteenzettingen een gebrek, dat van het standpunt van den schrijver moeilijk te vermijden was. Wel zegt hij hoe die verschillende critici redeneeren en wat ze voorhouden, maar hij zegt niet met welke methoden ze werkten en hoe ze tot hun besluiten gekomen zijn. Zoo laat hij dikwijls den indruk dat zij niet aan objectieve wetenschap deden, maar hun stellingen opzettelijk voordroegen uit haat tegen den Christus van het geloof. Hij noemt D. Strauss zelfs den doodvijand van Christus.
Het doel van een dergelijk boek is ons niet recht duidelijk. Voor geloovigen is het overbodig; voor ongeloovigen is het zonder effekt omdat apologetische argumenten op hen geen indruk kunnen maken.
Alleen als bijdrage tot de godsdienstgeschiedenis heeft het zijn belang en geeft dan ook op dit gebied aan allen veel te leeren.
J. VERCOULLIE.
| |
M.J. Koenen's Verklarend Handwoordenboek der Nederlandsche Taal (tevens Vreemde-woordentolk), vooral ten dienste van het onderwijs; 15e vermeerderde druk, uitgegeven door Dr. J. Endepols, met medewerking van Dr. R. Verdeyen (Groningen, den Haag, J.B. Wolters); 1212 blz. over 2 kolommen; 36 frank.
Voor deze uitgave belastte zich Dr. R. Verdeyen (Luik) met de Zuidnederlandsche woorden en zegswijzen aan te vullen en te herzien. Naast den Zuidnederlandschen term staat de Noordnederlandsche uitdrukking; b.v.
Onderste'ken (Z.N. de kaarten wasschen).
Ook de biologische termen werden aan een herziening onderworpen en aangevuld door leeraar G.H. Waage (Maastricht).
Een aanhangsel geeft een alphabetische lijst van Engelsche
| |
| |
woorden, met uitspraak; eenige opmerkingen over den klemtoon (die in het Woordenboek geregeld wordt aangeduid); enkele inlichtingen over de titulatuur (in Noord-Nederland); iets over het geslacht der aardrijkskundige namen en een lijst van Noordnederlandsche en van buitenlandsche rivieren en stroomen, met hun geslacht.
| |
Dr. Fr. W. Foerster. - Hoe word ik man? In het Nederlandsch bewerkt door Leon Helaut en Florent de Craene; 2e druk (S.V. Vlaamsche Boekenhalle, Leuven, 1928); 228 blz.; 8 fr.
Besprekingen, over concrete gevallen, die de schrijver te Zürich hield met meisjes en jongens van 11 tot 15 jaar. Een half dozijn of meer worden telkens samengebracht onder een gemeenschappelijken titel: Zelfwerkzaamheid; Zelfbeheersching; De Macht van het Kleine; Verantwoordelijkheid; Zelfstandigheid; Menschenliefde, Deemoed e.a.m. Alle zijn er op berekend om tot wilskracht en liefde aan te sporen.
Dit is een tweede druk van deel III der Paedagogische Studiën, onder leiding van Dr. A. Decoene en Dr. Fr. De Hovre uitgegeven.
| |
F.W. Foerster. - Staatsburgerlijke Opvoeding. In 't Nederlandsch bewerkt door F. de Craene en L. Elaut (s.v. De Vlaamsche Boekenhalle, Leuven, 1925; 145 blz.; 7 fr. 50 c.).
Deel XX van hooger vermelde Paedagogische Studiën, met een ‘Nihil obstat’ uitgegeven.
De schrijver ontveinst zich de moeilijkheden van het vraagstuk niet. Voorzeker dient staatsburgerlijke opvoeding met sociale opvoeding te beginnen. Maar krachtdadige middelen dienen aangewend om het karakter te stalen tegen de overmacht van den kuddegeest. Noodig is een sterke inspiratie van het persoonlijk geweten, een vroegtijdige ‘scholing’ in de onverzettelijkheid ten opzichte van dien kuddegeest en van de openbare meening.
Practische wenken over sociale opvoeding worden gegeven en veel nadruk wordt gelegd op de opvoeding tot verantwoordelijkheid, die in de school een stelsel van ‘zelfregeering’ noodzakelijk maakt, waardoor ten eerste een slaafsch gehoorzamen aan despotische bevelen wordt te keer gegaan en ten tweede vroegtijdige oefening bevorderd.
| |
| |
Vermelden wij nog de hoofdstukken: padvindersbeweging en sociaal-paedagogiek; opvoeding tot ridderlijkheid; persoonlijkheidscultuur (met sociale cultuur te verbinden); legerpaedagogiek; vredespaedagogiek, vol rein humanitaire raadgevingen om bij de aankomende generatie een heel nieuw eerecodex ‘in te kweeken.’
Een zéér goed boek, dat o.m. ook aandringt op een ethisch ideaal, op bescherming der zwakken op alle gebied, op het veredelen der gevoelens voor wat tot de sfeer van anderen behoort, op de verantwoordelijkheid der getuigenissen, op de heiligheid der familie enz. enz., en dat steunt op allerlei voorbeelden en op talrijke citaten van opvoeders en denkers.
| |
W.S. Reymont. - Die polnischen Bauern, Roman in vier Jahreszeiten (Jena, Eugen Diederich, 1926; 680 blz.; geb. M. 12.50).
Van dit Poolsch boerenepos in vier deelen bestond, sedert 15 jaar, een Duitsche vertaling door Jean Paul d'Ardeschah (die o.a. ook werken van Camille Lemonnier vertaalde). Nadat aan dit werk, in 1924, de Nobelprijs was toegekend geworden, verschenen ook andere vertalingen, zelfs in 't Japansch en in 't Indisch. Maar de vier deelen besloegen 1500 blz. druk. Met toestemming van den schrijver heeft de Duitsche vertaler nu een verkorte uitgave klaar gemaakt in een enkel boekdeel: 680 blz. op dun, maar sterk papier, waarin de twee hoofdmotieven, het drama van een boerenfamilie en het drama van een Poolsch dorp behouden werden en ook nog allerlei folkloristische eigenaardigheden, karakteristieke episodenfiguren en een prachtig natuurlyrisme in ruime mate gespaard bleven.
Ingewikkelde gebeurtenissen zijn het niet; maar de stoornis die een manzieke vrouw in verschillende huisgezinnen aanricht, tot zij eindelijk in een kar met zwijnendrek uit het dorp wordt gezet; een opstandje van de boeren, die in massa in de gevangenis worden opgesloten; een volksstemming tot gedwongen goedkeuring van het bouwen eener school, enz. enz. worden op zeer onderhoudende wijze voorgesteld. En wat een schat van kleurige details over karakters, zeden, gebruiken, feesten, godsdienstplechtigheden en dies meer! En hoeveel overheerlijke bladzijden natuurbeschrijving in ieder jaargetijde!
A.
|
|