De Vlaamsche Gids. Jaargang 14
(1925-1926)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
TijdschriftenkroniekLA REVUE BELGE publiceert in haar nummer van 1 Juli 1925, onder den titel Le Retour des Turcs en Europe, een artikel van William Miller, uit het Engelsch vertaald door G.D. Périer. Na een kort overzicht van het tijdperk 1699-1922, dat gekenmerkt is door een steeds verminderen der Turksche heerschappij op Europeesch grondgebied, spreekt ons schrijver van het ontwaken van het Osmaansche volk en van zijn revanche-opmarsch tegen het Christendom in den Balkan, onder bevel van Mustapha Kemal, den nationalist. Door de gebeurtenissen geleerd, die zich in het laatste kwart der 19e en het eerste kwart der 20e eeuw voordeden, onderzoekt schrijver de gevolgen, die de terugkomst der Turken in Europa voor den wereldvrede en voor de wereldoekonomie zouden kunnen hebben. Voor den eerste, zoowel als voor de tweede, zal het een ramp zijn: de Turken zijn geen handelaars, ze zijn ook uiterst slechte administrateurs. ‘Ils ont occupé, lezen wij, une large partie de ce territoire (het Balkanschiereiland) il y a plus de cinq siècles, sans autre résultat, lorsqu'ils en furent refoulés, que de laisser ses ports ensablés, ses marais non asséchés, ses routes délabrées, ou, en certains endroits, inexistantes. Le gouvernement turc n'a rien fait de durable au profit de la Macédoine, de la Thrace ou de l'Albanie. L'herbe n'avait plus repoussé, comme dit le proverbe, où le cavalier turc était passé.’ En, volgens W. Miller, is, ondanks de Londensche broeken en hoofddeksels der mannen, ondanks de Parijsche modes der dames en het vervangen van de wettelijke veelwijverij door de onwettelijke, de natuur van den Turk niet veranderd. Hij blijft een Aziaat, een mensch van een andere wereld, van een andere beschaving, een mensch die niet organiseeren kan, die het leven ondergaat, niet leidt. Wat hij, daarentegen, uitstekend kan is oorlogvoeren. Juist omdàt hij het leven ondergaat, omdàt hij zegepralen en nederlagen ‘aequo animo’ van den Allerhoogste aanvaardt, is hij als oorlogsman zóó gevaarlijk. Na een nederlaag, hoe verpletterend deze ook zij, is hij nooit gedemoraliseerd, maar gereed om verder te vechten, tot het uiterste; na een zegepraal kent zijn overwinnaarswaanzin geen grenzen meer: rechtvaardigheid, alleen maar diplomatie- of conciliatie-geest zijn hem onbekend, alleen macht kent hij - zoolang het duren wil.... De terugkomst der Turken op den Westelijken oever van Bosporus en Marmara-zee biedt een groot gevaar aan voor den vrede in Europa, zoo afhankelijk van den vrede in den Balkan en voor den vrede in de wereld, zoo afhankelijk van den vrede in Europa. In den Balkan moét vrede heerschen; daarom moeten de Europeesch-Christelijke staten van het schiereiland sterk staan tegenover den Aziatisch-Mohamedaanschen vijand. ‘Le bien demeure au fond du mal, zegt schrijver, et le retour des Turcs en Europe, retour temporaire, croyons-nous, peut s'être effectué non sans quelque profit, s'il a seulement convaincu les Etats balkaniques de la nécessité de mettre en ordre leurs territoires pour faire face à l'ennemi commun.’ Hetzelfde mag gezegd worden van de Europeesche mogendheden. Want hetgeen op het Balkan-schiereiland in 't klein gebeurt met de Turken, die, vóór eeuwen, uit Azië kwamen en zich niet hebben kunnen europeaniseeren, zou in het groot kunnen gebeuren op het gansch grondgebied van Europa, dat schiereiland van Azië, met de Russen, die ook, vóór eeuwen, uit het Oosten kwamen en zich, ondanks de ukaze van Pieter den Groote, Katharina II en anderen, niet hebben kunnen europeaniseeren. Dat | |
[pagina 94]
| |
Sowjet-Rusland zich met den dag naar het werelddeel, waar het vandaan kwam, meer toekeert is een feitGa naar voetnoot(1). Dit feit, alsook de wijze waarop het bolsjevisme Europa zoekt te treffen in de koloniën en zijn eigen grondgebied tracht binnen te dringen, om, op een gegeven oogenblik, de Westelijke wereld te overrompelen, kunnen misschien wel niet zonder eenig profijt zijn, indien ze maar de Europeesche staten tot de overtuiging brengen, hoe noodzakelijk het is hun eigen zaken ten spoedigste te regelen, om sterk te kunnen staan - en vereenigd - tegenover den gemeenschappelijken vijand uit het Oosten.
Hoe dikwijls zijn niet, sedert den wapenstilstand, afgevaardigden van Europeesche en andere natiën met dat doel bijeengekomen, hetzij op vredescongressen, hetzij op internationale conferentiën, hetzij op vergaderingen van den Volkenbond? En hoe dikwijls zijn ze niet onverrichter zake of ‘half-verrichter zake’ uiteengegaan? De geschiedenis der laatste jaren heeft bewezen, dat de tijd der Potemkin's en der Metternich's, der Adolphe Thiers' zelfs, gedaan en uit is, dat, in onze eeuw van democratie en positivisme, een afvaardiging met de beste voornemens bezield, in haar taak niet slagen kan, indien ze niet gesteund is door de openbare meening. Deze openbare meening zelve is niet onafhankelijk: ze wordt geleid door de toonaangevende pers, die haar inspiratie niet altijd gaat putten bij hen, van wie er het minst te verwachten valt. Indien de nieuwstijdingen rechtstreeks en onpartijdig aan het publiek waren bekendgemaakt; indien de volken elkander leerden kennen door middel van objectieve en onafhankelijke dagbladen en tijdschriften - het boek is nog niet genoeg verspreid onder de massa -, dan waren ons, menschenkinderen, reeds vele misstappen en rampen gespaard gebleven, dan zou de wereld, en Europa vooral, thans veel rustiger werken en leven. Een objectief dagblad - zelfs bij de zoogen. ‘presse d'information’ - zoekt men in ons opgewonden en zenuwachtig werelddeeltje te vergeefs: noemt er zich één, in internationaal opzicht neutraal, dan is het in zake binnenlandsche aangelegenheden sectair; draagt een ander ‘onpartijdig’, ‘onafhankelijk’, ‘nationaal’ of diesmeer onder zijn titel, dan is het zeker tegen alle internationaal samengaan der volken gekant, - dat merk je best bij de zoogezegd ‘à titre documentaire’ medegedeelde berichtjes van 5 tot 10 regels... Met de tijdschriften is het gelukkig wat beter gesteld. Er bestaan tijdschriften, die, zonder etiket van Roomsch-Katholicisme of van Socialisme, van Internationalisme of van Pacifisme, zich tot doel hebben gesteld echt internationaal te zijn, de volken, in alle onafhankelijkheid en rechtvaardigheid, uitsluitend over elkander in te lichten. Deze tijdschriften publiceeren, overgezet in de taal van het publiek tot hetwelk ze zich richten, artikels door vooraanstaande politici of geleerden uit alle partijen en uit alle landen geschreven. We denken hier vooral aan het te Parijs uitgegeven EUROPE, aan DIE EUROPAEISCHE REVUE van Leipzig en aan LA REVUE DE GENEVE. Over deze laatste alleen willen we in deze kroniek een paar woorden zeggen.
LA REVUE DE GENEVE verschijnt sedert Juli 1920, maandelijks. Sedert November '24, ten gevolge van een overeenkomst gesloten met de oude BIBLIOTHEQUE UNIVERSELLE ET REVUE SUISSE (1816), draagt zij den titel BIBLIOTHÈQUE UNIVERSELLE ET REVUE DE GENÈVE; het uitzicht en de geest van het maandschrift werden er niets door gewijzigd, de directeur Robert de Traz bleef aan, alleen het directie-comiteit en het aantal medewerkers werden uitgebreid, de firma ‘Payot & Cie, Lausanne et Genève’ verving als uitgever ‘La Société d'Imprimerie et de Lithographie Sonor, Genève.’ De naam REVUE DE GENEVE is een programma: het land, waar ze gepubliceerd wordt is een waarborg voor haar neutraliteit; de stad, zetel van den Volken- | |
[pagina 95]
| |
bond, geeft haar hoog prestige; zij is, naar Robert de Traz ze in zijn Editorial (Juli '20) noemde, ‘une revue de liaison intellectuelle et de documentation originale... Internationale, (elle) ne sera pas internationaliste et (elle) sera sociale, sans être socialiste.’ Elk nummer bestaat uit drie duidelijk van elkander geschelde deelen: 1. de artikels (bellettrie, politiek, wijsbegeerte, sociologie); 2. ‘Les Chroniques Nationales’, geschreven door vooraanstaande politici, geleerden of literateurs uit elk der in dit gedeelte behandelde landen; 3. ‘La Chronique Internationale’, waar, naast de vaste rubriek onderteekend ‘Un Européen’, soms een Engelschman en Franschman of een Duitscher een paar bladzijden in laat verschijnen. Daarbij komen dun soms nog nota's over de medewerkers, besprekingen van boeken, van eenige tijdschriftenartikels. Wij zullen een nomenclatuur geven van de voornaamste artikels en internationale kronieken, die tot nog toe in de REVUE DE GENEVE verschenen zijn. We kunnen natuurlijk niet alles vermelden, en moeten al vast, ter wille van de plaatsruimte, bellettrie, kritiek en literatuurgeschiedenis achterwege laten. Wijsbegeerte. - 1920. Edouard Claparede: Freud et la psychanalyse. - 1920-21. Sigmund Freud: Origine et développement de la psychanalyse. - 1924. André D. Toledanno: La Musique et l'intuition bersonienne. - 1925. L. Charles Baudouin: La psychanalyse et l'art. Geschiedenis. - 1920. Nicolas Gay: La Pologne et la désagrégation de l'empire russe; Général von Kluck: La Marche sur Paris et la bataille de la Marne. - 1922. Albert Pingaud: La Triple Alliance (1882-1914). Internationaal leven en hedendaagsche vraagstukken. - 1920. Jacques Bainville: La France vis-à-vis de l'Allemagne; Lord Robert Cecil: La Collaboration des peuples; Gustave Ador: Le Comite international de la Croix Rouge; Charles-S. Mac-farland: Le peuple américain et sa responsabilité internationale; Albert Thomas: Le Bureau international du Travail. - 1921. Un Américain: La Société des Nations et l'Amérique; William Martin: L'Avenir de la Societe des Nations; id.; La (troisieme) conference internationale du travail; id.: L'organisation internationale du travail intellectuel; Genevieve Maury: L'Allemagne et la démocratie d'apres Thomas Mann; T.G. Massaryk: La Revolution et les bolchévistes; René Payot: La premiere assemblee de la S. des N.; Charles Rivet: La Russie de Wrangel; Edouard Benes: Pour l'avenir de l'Europe; René Lauret: Maurice Barres et la politique rhenane; Walter Rhatenau: L'apogée du capitalisme. - 1922. Maurice Barres: La tâche de la France sur le Rhin; Fernando de los Rios: Mon voyage en Russie sovietique; William Martin: La quatrième conférence internationale du travail; Paul Ruegger: La constitution de la cour permanente de justice; Théodore Vaucher: L'Eglise catholique et l'Internationalisme; G. de Reynold: La commission internationale de coopération intellectuelle; Pierre Mille: La question du Rhin; Robert de Traz: Y a-t-il une Europe?; Hermann Keyserling: L'avenir de l'Europe; J. Middieton-Murry; id.; Vifredo Pareto: id.; Ernst-Robert Curtius: Français et Allemands peuvent-ils se comprendre? - 1923; Edouard Combe: Français et Allemands peuvent-ils se comprendre?; André Gide: L'Avenir de l'Europe; Dmitri Mergkowski: id.; Miguel de Unamuno: id.; Alejandro Alvarez: Le Panaméricanisme et la politique internationale de l'Amérique; Charles Borgeaud: Le Fédéralisme en Suisse et aux Etats-Unis; Etienne Fournol: La Politique russe du Gouvernement français depuis l'Armistice; Alphonse Heyking: Quelques défectuosités dans la protection des minorités; Thomas Mann: De la République Allemande; Mgr. Battifol: Le rapprochement des Eglises; A. Kartachev: id.; Pasteur Ad. Keller: id.; Dr. Arthur Robinson: id.; N.S. Troubetzkoy: id.; Jules Destrée: La Coopération intellectuelle internationale; Mario Puccini: L'esprit de la nouvelle génération italienne; Edwin R.A. Seligman: Les dettes des Alliés; W.T. Layton: Les Réparations, la Ruhr et la S.d.N.; Lord Robert Cecil: L'Avenir de la S. des N. - 1924. Henri Henquinez: Flandre et Wallonie; Henri Lichtenberger: Où va l'Allemagne?; Salvador de Madariaga: Le génie de l'Espagne; Francis de Miomandre: Introduction à | |
[pagina 96]
| |
la connaissance de l'Amérique latine; Albert Picot: Un problème de droit international: l'affaire des zones; Prince Serge Wolkonsky: Du nihilisme au bolchevisme; André Bouvier: Internationalisme américain; Bernard Lavergne: La Société des Nations et la politique française; Leopoldo Lumoges: L'arbitrage dans l'Amérique latine; Armando Quezana: La politique commerciale des pays latino-américains; Edouard Rossier: Angleterre et France - 1925. William Martin: Les problèmes européens; F. Ossendowski: L'homme et le mystère en Asie; Eugenio Rignano: Pour la paix du monde; Albert Zimmern: Nationalisme et politique; Pierre Vriend: République allemande et Allemagne nationaliste; Edouard Combe: Zones démilitarisées; G. de Reynold: Le problème de la langue internationaleGa naar voetnoot(1); J. Marouzeau: La Survie du latin; René de Saussure: A propos de l'espéranto; René Werner: La conférence internationale du Christianisme pratique; Albert Thibaudet: Pour une définition de l'Europe; Théodore Ruyssen: L'Union internationale des Associations pour la S. des N.; Théodore Aubert: L'entente internationale contre la 3e internationale. Schoone Kunsten. - 1921. Hugo von Hofmannstahl: Beethoven; G. Jean Aubry: Jules Laforgue et la musique; Edmond Pilon: La danse dans l'oeuvre de Watteau, de Poussin et de Corot. - 1925. Henri Clouzot: L'Exposition des Arts décoratifs; Rainer Maria Rilke: Sur les oeuvres de Rodin. Onder onze landgenooten, die aan de REVUE DE GENEVE medewerkten, hebben we reeds Jules Destrée en Henri Henquinez genoemd; wij moeten er Louis Piérard, Franz Hellens en Henri Jaspar bijvoegen. De eerste is de schrijver van vijf Belgische Kronieken (1920-22); de tweede van vier (1923-25); onze oud-minister van buitenlandsche zaken, van een: La Belgique et le protocole de Genève (Dec. 1924). Vier Hollandsche Kronieken werden tot hier toe door de REVUE opgenomen: de eerste drie (1921, 22 en 23) werden geschreven door Herman Robbers; de laatste (Juli '25), door Johan de Meester. Schrijver stelt er in het licht wat Holland van België scheidt (de geest)Ga naar voetnoot(2), wat Holland met België vereenigt (taal en intellectueel leven). Herinnerend aan het artikel van Minister Louis Franck: Congo en de Belgische koloniale politiekGa naar voetnoot(3), drukt de Hollandsche correspondent van de REVUE DE GENEVE de hoop uit, dat de twee kleine staten aan het Noordzeestrand in vrede en goede verstandhouding leven mogen, dat ze in Europa en er buiten een gemeenschappelijke politiek voeren mogen, om, bij voorkomend geval, het hoofd te kunnen bieden aan een of andere manoeuvre van wien ook hunner machtige buren. ‘Met groote heeren is het slecht kersen eten, eindigt schrijver, een oud spreekwoord aanhalend; la Belgique aussi cultive et aime et mange des cerises. Toutes les petites nations devraient se rappeler combien les gourmets hollandais ont souffert par rapport à leurs cerises. Car c'est de l'expérience que naissent les proverbes.’
Begin October 1925 C. DEBAIVE. |
|