Door den band bleek ons zijne muzikaliteit een oneindig grootere en reinere dan de hunne; aan de bewonderenswaardige plastiek zijner beelden konden zij niets toevoegen en het vaak complexe, maar steeds van het sterkst muzikaal gevoel getuigend rhythme zijner verzen, ging in de meeste composities jammerlijk verloren.
‘O gulden hoofd,’ het eerste stuk van dezen bundel, levert daarvan het zóóveelste bewijs. De zware, maar nergens on-veer-krachtige stap van deze Bilderdijkiaansch-statige verzen wordt hier hopeloos verlamd. Gebeurt zulks misschien om een of andere muzikaal-interessante spitsvondigheid op het voorplan te schuiven? Toch niet: verrassingen wat de factuur betreft, biedt deze mak-conservatieve toonspraak nergens.
Tot het beste in dezen bundel dient gerekend: nr 2, ‘Jesu, wijs en wondermachtig.’ Het sobere, archaïsche karakter dezer muziek past zich wel aan bij de stemmigheid van dit simpel klein gebed. Om van nr 3 en nr 4 muzikaal iets te maken is meer fantazie van noode. Nr 5: ‘'k Gebruik Uw Giften niet, o God’ is een minder geslaagd pendant van nr 2. Wat betreft nr 6, ‘Moederke’, een gedicht waarin de vlam der puurste liefde brandt, deze enkele woorden, zwaar als een wereld, men spreekt ze niet uit zonder dat daar, in den diepsten schuilhoek van 't gemoed, een heel zachte stem op wonder-teere wijze aan 't zingen gaat - ja, misschien zou Peter Benoit daar wel een muzikaal equivalent voor kunnen leveren hebben, Mejuffer Attie Dyserinck zeker niet. Een toondichter zonder sterk uitgesproken temperament kan Gezelle's kunst slechts verslappen.
JULIUS VAN ETSEN.