Shaw. Te Nurenberg heeft men Jeanne d'Arc van dien sarkastischen humorist opgevoerd. De katholieke dagbladen hebben met veel lawaai het stuk aangevallen en van den kansel hebben de Beiersche priesters hun geloovigen verboden naar het stuk te gaan zien.
Arme Shaw!
Carl Sternheim. De Duitsche schrijver kwam laatst voor de eerste maal te Parijs. Van den trein gestapt, deed hij onmiddellijk een wandeling van twee uren door de hoofdstad. Denzelfden avond zei de schrijver van Het Paard van Willem II aan een vriend:
‘Ik ga een boek schrijven over Parijs. Mijn documentatie is geëindigd.’
‘Maar gij kent de stad nog maar pas van vandaag,’ antwoordde de aangesprokene.
‘Dat geeft niets,’ wedervoer de schrijver. ‘Ik ken met de wandeling van dezen namiddag de ziel en het lichaam van Parijs. Aan groote schrijvers voldoet een oogopslag.’
Charles Derennes. Toen men den laureaat van den Femina-Vie-heureuse-prijs geluk wenschte, zei de schrijver van de Bestiaire sentimental oolijk: ‘O! die prijs, dat is niets; ik wacht op den Nobelprijs.’
Dostojewski. Een uitgeversmaatschappij te Berlijn heeft het voornemen opgevat, de onuitgegeven manuskripten van dezen Russischen grootmeester der wereldliteratuur te publiceeren. Het Russische staatsbestuur, dat de geschriften in zijn bezit had, heeft lang geaarzeld, vooraleer het een besluit nam.
Was Dostojewski niet revolutionnair genoeg, of misschien geen bolsjewist? In alle geval was hij humanist, in den echten en ruimsten zin van het woord.
Pirandello. In zijn jeugd was de Italiaansche dramaturg een vijand van reizen. Zelfs verklaarde hij dat, indien zijn werk, dat toen nog niet naar waarde geschat werd, zou gespeeld worden, hij nog zelfs de moeite niet zou doen er heen te gaan. Maar sinds zijn werken in het buitenland op de planken komen, is hij een echt globetrotter. Hij was te Parijs, te Madrid, te Brussel, te Barcelona, verleden jaar te New-York en nu vertrekt hij binnen kort naar Rio de la Plata. Zoo de reizen zijn jeugd niet hebben gevormd, zoo mag hij nu wel dit genoegen smaken. Het is de verdiende intrest.
Pol de Mont-prijs. Om de twee jaar wordt door het Pol de Mont-fonds, ter aanmoediging van de Nederlandsche letterkunde in de Vlaamsche gewesten, een prijs van duizend frank toegekend aan een in het Nederlandsch geschreven werk, hetzij van bellettristischen aard - tooneelwerk inbegrepen, - hetzij handelend over kunst, geschiedenis, folklore of wijsbegeerte, door een Vlaming uitgegeven, of eenvoudig in handschrift aan het Pol de Mont-fonds (Molenstraat, 85, Antwerpen) toegezonden.
Het eerste tijdvak van den Pol de Mont-prijs loopt over de jaren 1924-1925. De uitspraak van den aan te duiden keurraad zal in den loop van de maand December plaats hebben. Van onuitgegeven werken dient een afschrift aan het Secretariaat van het Pol de Mont-fonds toegestuurd vóór 1 October 1925. Verschenen werken mogen, maar moeten niet ingezonden worden.
Men leze de standregelen van het fonds in het Staatsblad.
L.