ernstiger kwaad schuilt in de vleitaal, die eenige, in het land der blinden één-oogige critiekers voor allen en iedereen over hebben, of in de toegeeflijkheid van kliekjes voor kiiekjes-genooten en de bitterheid van diezelfde kapelletjes tegenover buitenstaanders.
Vleitaal en schimp zijn zoo schering en inslag geworden, dat zelfs kunstenaars geen woord, dat niet den allerhoogsten lof inhoudt, meer dulden zonder zich als onrechtvaardig aangevallen te beschouwen.
Onze verzuchting is dan ook niet naar een milder critiek, maar wel naar een degelijker critiek, die niet vooropgezette kunsttheorieën, maar het doorgronden van het beoordeelde werk tot steunpunt neemt. De begaafde critici dienden eindelijk stroom op te varen tegen den stortvloed van de holle frazeologie die zich van de officieele en officieuse critiek heeft meester gemaakt. Waar Vlaanderen toch niet zooveel genieën telt als het gansche overige deel van de wereld, moet dit ook uit de critiek blijken.
En, tegen Wies Moens in, is het ook niet uit overwegingen van godsdienstigen aard, dat men dient te verlangen, dat in Vlaanderen aan louterende critiek zou gedaan worden. Vooreerst hebben wij er alle redenen toe om critiek uit zulken hoek te mistrouwen. Maar al te zeer reeds heeft in Vlaanderen een eng sectarisme onder sommige katholieke kunstenaars elk positief inzicht in kunstvraagstukken en in kunstwerk verdrongen. Kunst is in wezen gansch onderscheiden van godsdienst en moraal. En zoo wij niemand het recht ontzeggen overal zijn godsdienstige overtuiging te belijden, ook niet in critiek, dan kan toch niet geduld worden, dat een kunstenaar als kunstenaar wordt neergehaald met bespiegelingen van extra-artistieken aard. Dat zulk gevaar bestaat ondervinden wij elken dag in Vlaanderen. Den (naar ik meen katholieken) schrijver Brunclair wordt alle talent ontzegd door zekere geloofsgenooten, op grond van een gewaagde bar-scène; Verschaeve, dien men buiten alle literaire beschouwingen te recht kan vereeren, wordt in een breeden kring, alleen omdat het pastor Verschaeve is, tot het grootste, zooniet het eenige genie in Vlaanderens letterkunde van dezen dag uitgekreten, waarbij men de kunst oneer aandoet, zonder in het minst godsdienst of politiek te dienen.
Nu zal Wies Moens wel zulke onrechtvaardigheid niet be-