De Vlaamsche Gids. Jaargang 13
(1924-1925)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |
Kroniek over Volkenkunde, Geschiedenis, Godsdienst.Dr. J. Maes, conservator van de volkenkundige afdeeling van het Museum van Belgisch Congo te Tervuren, heeft, onder den titel Aniota-Kifwebe, De Maskers uit Belgisch Congo en het Materiaal der Besnijdenisritussen (1924, De Sikkel, Antwer en C.A. Mees, Santpoort), de maskers uit het Museum in elf type-reeksen gerangschikt, op de algemeene karakters der gelaatskulptuur gegrond. Schrijver bemerkte, tijdens zijn opzoekingen, dat het masker in menig geval slechts een onderdeel is van het bizonder kostuum van den besnijder of den besnedene. Hij oordeelde het daarom nuttig aan zijn werk de studie van het materiaal der ritussen van de besnijdenis toe te voegen. Iedere bijzonderheid, zoo van vorm als van kleur, elk figuurtje, elke beeldhouwlijn van het masker heeft een reden en een beteekenis. Het wordt gebruikt bij de dansen, die de nieuwe maan, het welgelukken van den oogst, de komst van een hoogen gast verheerlijken; bij lijkplechtigheden; ook wel als gezichtscherm, of eenvoudig als kenteeken; door de kinderen bij hun spel; door de leden van geheime inwijdingsbonden; in den oorlog; door misdadigers. De schoonheid der uitvoering, de volkomen afwerking, de regelmatigheid der vormen, de uitdrukking van de figuren en het feit, dat sommige maskers (70 cm. hoog, 50 cm. breed) uit één enkelen houten klomp gesneden werden, toont ons, dat de inlandsche beeldhouwkunst reeds zeer ontwikkeld was lang voor de komst van de Belgen in Congo, en dat de beeldhouwers uit dien tijd veel talent bezaten. De studie van Dr. Maes is een machtige bijdrage tot de kennis van onze Congoleesche volksstammen. | |
[pagina 226]
| |
Met belangstelling werd de Geschiedenis der Rozenkruisers, door Mr. Fr. Wittemans, ontvangen. Het waren meest Rozenkruisers, die in de 17e eeuw, deels ook vroeger, deels ook later, de geesten geleid en medegewerkt hebben tot de hernieuwing van onzen tijd. Groote figuren als Paracelsus, Boehme, van Helmont. Andreae, Bacon, Comenius, Spinoza, Descartes, Leibniz, Boyle, Locke, de Saint Germain, nemen, zoowel in de algemeene geschiedenis der menschheid als in die der Rozenkruisers, een voorname plaats in. De Rozenkruisers zijn de opvolgers van de colleges der Indische Brahmanen, der Egyptenaren, der Eleusische Eumolpiden, der Mysteriën van Samothracië, der Perzische Magiërs, der Ethiopische Gymnosophisten, der Pythagoreeërs en der Arabieren, van de scholen der Neo-Platonici, de Gnostische Broederschappen, de Albigensen, de Ridderorden, de Tempelleren, de Waldensen, de Beggaerden, de Hussieten. Koning Thotmes III (1500-1447 v. C.) zou de werkelijke stichter van de Orde der R. zijn en vele van de regels ingesteld hebben, die heden nog in gebruik zijn. Onder Amenoteb IV telde de orde 300 leden. Deze vorst bouwde den tempel van Karnak, in den vorm van het ansata-kruis, de verbinding van de roos met het kruis en ontwierp de symbolen, die heden nog in de wijsbegeerte der R. worden gebruikt. Dante, voorlooper der huidige R., stelde het Paradijs voor door een reeks cirkels, verdeeld door het kruis, met in het midden de roos. Ten tijde van Van Helmont (1622) ontstond er een splitsing tusschen de R., die tot in latere tijden zou blijven bestaan; de eenen wilden de mystiek, de anderen het natuuronderzoek vooropstellen. De Roomschen beijverden zich vooral om de R., welke de vrijdenkers van hun tijd waren, verdacht te maken, hen voorstellend als suppoosten van Satan. In Nederland bleef de geest der R. werkzaam in de Rederijkerskamers. Het blazoen van ‘De Eglantier in Liefde bloeyende’ vertoonde den Christus, hangende aan een in kruisvorm bloeiende hageroos. Bacon stelde als hoofddoel der R. de vergeestelijking der menschheid en de bestrijding van heerschende wantoestanden. Het ideaal der R., de vernieuwing der wetenschap, was volkomen belichaamd in de ‘Novum Organum’ van Bacon. De | |
[pagina 227]
| |
wetenschap der ronddolende ridders, hoog boven die der scholen en universiteiten gesteld, is niets anders dan die der R. (Don Quixote). De mensch is volgens hen een microcosmos, in zijn samenstelling het beeld van het macrocosmos. De harmonie der sferen is een werkelijk iets. Zij zochten verband tusschen het ontstaan der dingen; verheerlijkten het vuur en verbonden hiermede het symbolisme van de opstanding, de geestelijke hernieuwing. Julianus de Campis onderscheidde de R. van de theologen door hen theosofen te noemen, in den zin van ondogmatische Christenen, enkel steunend op de leer van Christus, zooals deze in de Evangeliën opgeschreven werd. De mysteriën van het Rozenkruis zijn die van het Esoterische Christendom. Het einddoel sluit in: de vereeniging aller volkeren, de liefde tot de naasten, verdraagzaamheid voor alle oprechte overtuiging. De Vrijmetselarij stamt uit de Rozenkruisers. Hare ontwikkelingsstrekking is van Rozenkruisersaard. Als de bewaarders eener esoteriek, die de Christelijke kerk en hare secten hebben verloren, zijn de R. de eenige Orde, die het recht heeft om in de Westersche wereld te werken (Syntheticus). Het maatschappelijk aspect van hun werk bestaat in het bevrijden van de menschheid van onkunde, ziekte en armoede. Waar, door wetgeving en sociale maatregelen, geen duurzame verbeteringen zijn aan te brengen, richten de R. hun aandacht op de oorzaken dezer verschijnselen, en trachten genezing en verlichting te brengen, door het kwaad in den wortel aan te tasten. De R. zijn nog de schier uitsluitende bezitters van natuurkundige geheimen op het gebied van eenheid der stof en van geneeskunde. Mr. Wittemans, bevoegd als niet een hier te lande in vraagstukken van esoterisch karakter, zijn wij dankbaar ons te hebben vertrouwd gemaakt met het bestaan en met de geschiedenis van scholen van inwijding. Geen enkele der gedachten en vormen die de menschheid naar een hooger ideaal leiden, mag ons onverschillig laten; hun scheppende kracht moet onze belangstelling wekken....
Gesprekken over twee Levenswetten: de wet van Oorzaak en Gevolg (Karma) en de wet van Wederbelichaming (Reïncarnatie) door I.E. Hoegsma. (Drukk. ‘Excelsior’, Antw.). | |
[pagina 228]
| |
Deze levenswetten, door de Oostersche volken als onbetwiste waarheden erkend, dringen in onze beschaving door. I, Hoegsma vat de voornaamste beschouwingen omtrent deze wijsbegeerte in vier gesprekken samen, waarvan de taal zeer begrijpbaar is. De theosofie (wijsheid Gods) heeft als inrichtende hoofden gehad: Mevr. Blavatsky en Mevr. Besant. Zij heeft o.m. tot doel: algemeene broederschap, studie der godsdiensten, wijsbegeerten en wetenschappen, het onderzoek der sluimerende krachten in den mensch en der verborgen krachten in de natuur. De mensch moet zich vooruit helpen door eigen macht. God is iets, dat wij eigenlijk zelf zijn, na een zeker aantal reïncar-naties. De theosofie dringt de leeringen van Karma en Reïncarnatie niet op als dogma's, maar zij biedt ze den onderzoeker aan als twee grondstellingen. De erfelijkheidstheorie en de wet van Darwin worden door haar niet ontkend, maar aangevuld. Waar de schrijver het heeft over ziel en lichaam, wordt hun onderlinge verhouding niet voldoende aangegeven. De theosofie staat in verband met de Oud-Katholieke kerk. In Nederland bestaat de Liberaal-Katholieke kerk, waarvan de leden hoofdzakelijk theosofen zijn. Zij hebben nagenoeg denzelfden cultus als de Roomsche kerk, doch leggen meer nadruk op de magische kracht der ceremoniën. Hun priesters zijn ook door zoogenaamde apostolieke opvolging gewijd en beschikken dus over een bijzondere macht. Senator Wittemans meent, dat de gedachten, in den geest door de wetten van Karma en Reïncarnatie wakker gemaakt, de werkelijkheid der eenheid van het menschelijk ras belichten. Alle godsdienst steunt op de reïncarnatie-theorie; zij is er de hoofdgedachte van, de eenige die ons gevoel van logiek, van gerechtigheid bevredigt, de eenige die, na het failliet van het materialisme en de ontaarding van de orthodoxe godsdiensten, van aard zou zijn om onze gepijnigde, onrustige zielen uitkomst te verschaffen. Maar, is het principe eenvoudig in essentie, het mecanisme is complex. De schrijvers over esoterisme en theosofie behandelen de kwestie gewoonlijk te abstract voor de niet-ingewijden. Het vulgarisatiewerkje van Hoegsma brengt klare gegevens, beantwoordt allerhande objecties. | |
[pagina 229]
| |
Zij, die een andere klok wenschen te hooren luiden, lezen b.v.: Les principes de la théosophie, étude critique, par Th. Mainage. Paris 1922.
De katholieke Missie in wezen en ontwikkeling, door de leden van St. Franciscus Xaverius te Hoeven. (Druk. Excelsior, Brugge.) Na een inleiding over het begrip Missie (zending, geloofsverkondiging onder de niet-Christenen) wordt uiteengezet hoe het recht en de plicht van het katholieke wereldapostolaat steunen op Christus' zending en op natuurlijke gronden, ontleend aan de superioriteit van het Christendom en den beschavingsarbeid der missionarissen. De schrijvers beperken zich uitsluitend tot de heidenmissie in de gangbare beteekenis van het woord. Beschouwingen worden gewijd aan gebieds- en volkskeuze (grootte en dichtheid der bevolking, beschaving, ontvankelijkheid, leergierigheid, reinheid van zeden, dreigende gevaren, enz.), aan de wet van aanpassing (land, klimaat, volksgewoonten, rassentrots, nationale aard, taal, kennis der zeden). Het missiedoel is zoowel op de afzonderlijke personen als op het volk in zijn geheel gericht, waarbij de godsdienstige kerstening hoofdzaak blijft, al woorden cultureele doeleinden niet uitgesloten. De middelen, die dit doel helpen bereiken zijn van bovennatuurlijken aard (gebed, goede werken, wonderen, Evangelie, Doopsel) en van natuurlijken aard (een passend plan, prediking, cateohumenaat, pers, lectuur, sociale en caritatieve instellingen, onderwijs). Geschiedkundige kennis wordt bijeengebracht omtrent de geloofsprediking in den loop der eeuwen, vooral sinds den tijd der Nieuwe Geschiedenis, waarin de heidenmissie begon (in Amerika: Bartholomeus de las Casas, Lallemand, Seghers; in Azië: Sint Franciscus Xaverius, onze Brabander Willem Ruisbroeck, onze Vlaming Verbiest; in Afrika: Lavigerie; in Oceanië en Australië: pater Damiaan De Veuster, in de Nederlandsche koloniën). 't Is een stuk kerkgeschiedenis, dat dit overzicht biedt, met bemerkingen omtrent missiegeographie, missiestatistiek en missiemethode. De theologanten van Hoeven zullen kranig medegeholpen hebben om den wensch te vervullen van hun Kardinaal van | |
[pagina 230]
| |
Rossum, dat ‘de geestelijken degelijk onderlegd moeten zijn, wat de missiewetenschap aangaat.’ Hun werk levert het bewijs van veel vlijt, van veel liefde voor hun roeping.Ga naar voetnoot(1) JOZEF PEETERS. |
|