De Vlaamsche Gids. Jaargang 13
(1924-1925)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
Jan van RijswijckGa naar voetnoot(1)Wat Jan van Rijswijck was als redenaar, als leider in de politiek, als burgemeester, blijkt best uit de groote plaats die ledig bleef toen hij verdween - ledig in het openbaar leven, ledig in de Vlaamsche gelederen, ledig vooral in het hart van zijn volk. | |
Jan van Rijswijck als redenaarWelk een kunstenaar was hij met het woord! De weelderige begaafdheid der van Rijswijck's - zijn vader, zijn grootvader, zijn oom, allen volksdichters - had hij in zijn wieg gevonden. Maar zooals er in zijn slanke, blonde verschijning iets lag dat aan den sierlijksten onzer groote schilders, aan Antoon van Dijck, deed denken, zoo had hij die opborrellende gemakkelijkheid van zijn geslacht en zijn eigen bewondering voor de Romantiek gelouterd, verfijnd en veredeld door veel studie, veel oefening en veel kennis. Talrijk heb ik beroemde redenaars gehoord en bewonderd, maar nooit eene welsprekendheid die volmaakter was dan de zijne. Zij beschikte over het heele klavier van het gevoel. Zij bezat alles: stem, figuur, bezieling, verscheidenheid, actie. Hare taal was zangerig en rein als een klank van zilveren schalen; haar gedachtengang helder en redelijk als het gezond verstand. De heele redevoering leefde: nu eens schilderachtig of luimig, dan ernstig en vol diepe kracht, maar sober steeds, ook wanneer het warme woord opvlamde in geestdrift voor de waarheid en voor het schoone. Onze taal heeft in deze tijden geen smaakvoller, geen vollediger redenaar gekend, en die meesterschap heeft hij steeds ten dienste gesteld van de edelste idealen en van zijn warm hart. | |
[pagina 146]
| |
Jan van Rijswijck als Vlaming en demokraatIn tijden waar het conservatisme nog hoogtij vierde, was Jan van Rijswijck een vooruitstrever en een demokraat. Het algemeen stemrecht, de aigemeene dienstplicht, het verplichtend onderwijs - of, zooals hij het eens zegde: de volksschool, het volksleger en de volksstembus - heeft hij, onder de eersten, ondersteund en verdedigd. In de buitenlandsche politiek was de kennis van vele talen hem als een sleutel tot het begrijpen en waardeeren van vele volkeren: hoe vaderlandlievend ook, voelde hij zich een wereldburger. Voor het voortreffelijke dat Nederland als beschaving, kunst en wetenschap biedt, had hij in het bijzonder een open oog en hartelijke sympathie. Maar in niets heeft hij een grooteren dienst bewezen aan zijn land en aan de vrijzinnige gedachte in Vlaanderen, dan door zijn hartstochtelijke Vlaamschgezindheid. De jongeren van dezen tijd weten niet meer welk een massa vooroordeel, minachting en tegenstrijd de Vlaamsche beweging in die dagen afzonderde en bedreigde. En, ziet: hier stond een jonge man recht met een prachtig talent, de gelijke en de meerdere van de besten zijner tijdgenooten, wien in de rangen der verfransching alle wegen naar voordeel en succes openstonden, maar die integendeel, ridderlijk, klinkend en fier kleur bekende voor het miskende streven van den Flamingant, voor de miskende taal van zijne moeder en van zijn volk. Zijn woord en zijn voorbeeld hebben het ijs in breede kringen gebroken, het stambewustzijn in duizenden gewekt, aan allen geleerd dat een weinig intellectualiteit in pooveren eigenwaan van het volk mag verwijderen, maar dat de hoogste geestesverfijning terugvoert tot dit volk en tot zijne taal, in liefde en vereering, als de eeuwige bron van persoonlijkheid en kracht. | |
Jan van Rijswijck als burgemeesterToen Jan van Rijswijck burgemeester werd van Antwerpen, 3 November 1892, had hij de veertig niet bereikt. Bijna veertien jaren lang is hij het gebleven; en het woord dat hij bij zijn optreden verpande: ‘Ik zal de burgemeester zijn van allen’, heeft hij trouw en eerlijk gehouden tot op den laatsten dag. | |
[pagina 147]
| |
Het burgemeesterschap eener groote stad is een moeilijk ambt, een dat diep in den bodem van ons volksleven wortelt. Tijdens den oorlog hebben wij het zoo gevoeld, toen achtereenvolgens de heele Staatsinrichting afgebroken werd en verdween, de ministers, de centrale besturen, de provinciale overheid: maar de burgemeesters bleven, en het volk voelde zich gerust, gesterkt en gesteund. Geen Antwerpenaar, die Jan van Rijswijck namens de Stad zag optreden, of hij was fier op zijn burgemeester. En bij die bewondering voegde zich vertrouwen, omdat ieder wist dat het karakter van den man, zijne onkreukbare eerlijkheid, zijn plichtbesef, zijne onbaatzuchtigheid, de adel van zijn gemoed niet minder hoog stonden dan zijn veelzijdig talent. Hoe dikwijls, wanneer er gisting onder het volk was of eene werkstaking dreigend werd, heeft een woord van hem tot kalmte en bezadigdheid teruggevoerd. Nooit is een politiek man in Antwerpen, bij partijgenoot en andersdenkende, populairder geweest dan hij. De voorname vreemdelingen, die onze stad bezochten of met wie hij in het buitenland in betrekking kwam, droegen den jongen, schitterenden burgemeester eene ware bewondering toe. Meer dans ééns, lang na zijn dood, heb ik te Londen, in Holland van hem hooren gewagen: al die tijd had het aandenken aan eene redevoering, eene ontvangst ten stadhuize niet verzwakt! Gedurende de vele jaren van zijn burgemeesterschap werd, op elk gebied van het stedelijk leven - onderwijs, kunst, openbare werken, handel, gezondheid - onverpoosd, nuttig en veelzijdig gearbeid. Hij was zelf schepen van onderwijs geweest. De moeilijke regeering met, gedurende langen tijd, ééne enkele stem meerderheid in den Raad, werd door zijn takt, zijn schrander vernuft, zijn evenwichtige redelijkheid een groot succes voor zijne partij. Hoe dikwijls hebben wij te zamen, soms tot laat in den nacht, in zijne studeerkamer, te midden zijner boeken en kunstwerken, de groote vragen van den tijd besproken! Vooral aan de Schelde en aan de haven hing zijn hart! Om hunnentwille streed hij een bitteren strijd tegen een grootsch ontwerp, dat, zijns inziens, de natuurlijke kracht en zekerheid van den stroom in gevaar bracht. Geene poging tot beïnvloeding werd hem - gespaard. Men dacht hem schitterender dan sterk; maar hij | |
[pagina 148]
| |
stond onwankelbaar op zijn stuk. Nu zijn die hartstochtelijke twisten voorbij en vergeten. Maar indien onze heerlijke Schelde, ongemoeid en onbedorven naar de zee blijft vloeien, indien wij binnen een paar jaar den nieuwen waterweg inhuldigen, die de onbegrensde uitbreiding onzer haven verzekert, dan heeft niemand daaraan grootere verdiensten gehad dan burgemeester Jan van Rijswijck. Te vroeg, veel te vroeg is hij, de groote en goede, heengegaan, nauw drie en vijftig jaar oud. In Mei 1906 aanvaardde ik, op zijn uitdrukkelijk verlangen, in zijne plaats, het kandidaatschap voor de Kamer. Eenige maanden later ontsliep hij, na veel lijden, omringd door de teedere zorgen van drie goede engelen: zijn edele vrouw, die wij hier met diepen eerbied voor hare uitstekende gaven, naast hem, ter ruste leggen, zooals zij trouw en hoog van harte naast hem in het leven heeft gestaan, - en zijne twee zoo geliefde en zoo wardige dochters. Waar zooveel wordt gesmaald op de politiek, waar zoo dikwijls ondankbaarheid het loon is van toewijding en trouwe diensten, mag het wel worden herinnerd: nooit heeft van Rijswijck eenig persoonlijk voordeel willen danken aan zijn invloedrijke positie; de groote burgemeester is arm gestorven, aan zijne kinderen nalatend zijn goeden naam en de liefde van zijn Volk. Onze Stad zal zich zelve eer aandoen, wanneer zij het niet laat bij den passenden, maar eenvoudigen steen, door vriendenhanden op zijn graf geplaatst. Het is een standbeeld dat Jan van Rijswijck heeft verdiend op een onzer groote openbare pleinen, zooals hij reeds een standbeeld bezit in het hart van alle ware Antwerpenaars.
LOUIS FRANCK. |
|