De Vlaamsche Gids. Jaargang 13
(1924-1925)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
Muzikaal OverzichtIn de bekende muziekutigave van het Comiteit van het Willems-Fonds ter bevordering van den Nederlandschen zang verschenen zes nieuwe liederen van Vlaamsche toondichters: A. Meulemans, J. Opsomer, L. Vander Haegen, E. Van Nieuwenhove, H. Van Schoor en Arth. Verhoeven, - lang geen onbekenden voor ons muziekminnend publiek. Huwelijksgroet van Jaak Opsomer, Het Wiegje van A. Verhoeven en Oude Legende van E. Van Nieuwenhove zijn melodieuze liederen voor middenstem, die geen groote eischen stellen aan den zanger en die wel in den smaak zullen vallen. Pietje Steeg van H. van Schoor vergt een zorgvuldige instudeering, wil er van het luimige karakter van dit stukje iets terecht komen. Een degelijke interpretatie kan Leo van der Haegen's lied Roode Rozen tot een succesnummer maken. Het interessantste stuk in deze nieuwe reeks is ongetwijfeld Maanlicht - uit den liederencyclus Uit de Stilte - van Arthur Meulemans. Een sierlijk geteekende melodieke lijn en een keurige harmonische inkleeding kenmerken dit teer en diep doorvoeld stemmingsbeeldGa naar voetnoot(1).
Moessorgsky vond een nieuwen biograaf en het levenswerk van dezen genialen Rus een liefdevol ontleder in den heer André M. Pols. Tijdens de laatste jaren is de bibliographie van Moessorgsky merkelijk aangegroeid: nadat de opera Boris Godoenof eindelijk de plaats veroverd had waarop ze alleszins recht heeft, ging de belangstelling der muzikale wereld natuurlijk naar de bizonderheden van 's mans leven, naar het milieu waarin hij verkeerde, naar de invloeden welke in zijne | |
[pagina 135]
| |
artistieke productie aan te wijzen zijn, en des meer. Het boek van den heer Pols biedt een flinke en bondige samenvatting van al dàtgene wat in de, trouwens zéér ongelijkwaardige literatuur over Moessorgsky, aandacht verdient. Een rijke bibliographie en eene, naar tijdsorde gerangschikte opsomming van de voornaamste gebeurtenissen in Moessorgsky's leven, verhoogen de documentaire en practische waarde van dit boek. (Uitgave: E. Sele, Antwerpen).
‘Men zou best de gansche muziekgeschiedenis uit verhalend proza kunnen samenstellen,’ zegt Ernst Lissauer, de verzamelaar van een bundel Geschichten von Musik und Musikern. Inderdaad, de muziek heeft niet slechts de overgroote meerderheid der dichters en prozaschrijvers geïnspireerd, talrijk ook zijn de auteurs die in de muziekgeschiedenis stof voor eigen zuiver literair werk gevonden hebben. In deze nieuwe bloemlezing zijn sage, legende, novelle en geschiedenis op aangename wijze vertegenwoordigd. Naast welbekende stukken als bijv. Mozart auf der Reise nach Prag van Ed. Möricke - een prachtstukje, dat natuurlijk in deze anthologie niet ontbreken mócht -, Heinrich von Kleist's legende Die heilige Cäcilie en Der arme Spielmann van Grillparzer, brengt deze verzameling ons o.a. een paar nieuwe verhalen van den ten onzent vrijwel onbekenden Rijnlandschen dichter Wilhelm Schäfer. Een dezer vertellingen, Beethoven und das Liebespaar, is bepaald een zéér mooi stuk proza. De uitgave van dit boek is, zooals alles wat de firma J. Engelhorn's Nachf. in het licht zendt, buitengewoon verzorgd.
Het eerste deel van Oscar von Riesemann's Monographien zur Russischen Musik, zeer smaakvol uitgegeven door de firma Drei Masken Verlag te Munchen, is gewijd aan leven en werken van drie baanbrekers in de evolutie der Russische muziek, namelijk: Glinka, Dargomisjky en Seroff. Minder actueele figuren, maar, zegt de schrijver, waar allerwegen de aandacht gevestigd wordt op de prestaties der ultra-moderne Russische toondichters, mag het wel zijn belang hebben, ook eens de wortels der Russische muziek bloot te leggen en te zien hoe diep deze reiken in het Russische volkslied en in de Russische kerkzangen. Dit onderzoek maakt den inhoud uit van een opstel, | |
[pagina 136]
| |
getiteld: Die Musik in Rusland vor Glinka, hetwelk de auteur laat voorafgaan aan de biographisch-kritische studiën over de drie hoogergenoemde componisten. Nauwkeurig en omstandig schildert O. von Riesemann het midden waarin elk dezer kunstenaars zijn levenswerk verrichtte. ‘Het werk van een kunstenaar is slechts te begrijpen als men het milieu kent waarin hij verkeerde,’ meent de schrijver, die aldus Taine's bekende stelling tot de zijne maakt, maar deze op zéér verdienstelijke en hoegenaamd niet pedante wijze in practijk weet te brengen; dat weze meteen gezegd. Met uitzondering van één enkel boek, namelijk dat van Cesar Cui: La Musique en Russie, zijn al de werken, welke de auteur voor zijn arbeid benuttigde, tot hiertoe slechts in het Russisch verschenen. Dit verklaart den overvloed van onbekende anecdoten en typische details, waarmee v. R. het genot van zijn boek heeft kunnen vergrooten.
JULIUS VAN ETSEN |
|