| |
| |
| |
Onderwijs en Opvoeding
Toen we voor 't eerst in dit tijdschrift een kroniek wijdden aan Onderwijs en Opvoeding, uitten we den wensch, dat ‘de programma's, in plaats van ieder op hun eentje te ontstaan, het eene uit het andere zouden groeien, als alle twijgen uit één stam en wortel.’
Anderhalf jaar is sedertdien verstreken en het is wel aangenaam te mogen vaststellen, dat door krachtdadig toedoen van Minister Nolf kort na elkaar een nieuw programma voor het lager onderwijs en een dito voor het normaal onderwijs zijn klaargekomen en zeer eerstdaags ook nieuwe programma's voor het middelbaar en het hooger onderwijs officieel van kracht zullen zijn; dit alles met als grondslag de bekommering, een werkelijk logischen samenhang tusschen de verschillende onderwijsgraden te verwezenlijken. Kritiek zal er natuurlijk uitgeoefend worden; niemand richt, inderdaad, met één slag een monument op, dat in al zijn bizonderheden ontsnappen zou aan tegenstrijdige besprekingen. Maar het monument kómt er, en dat zal vast een eeretitel zijn en blijven van wie daarbij de handelingen heeft geleid.
Zaak echter blijft dan nog, waar de programma's met elkander voeling houden, terdege de methoden te bespreken. De methode behoort den leeraar en den onderwijzer zelf, was steeds het axioma; maar in een tijd, die psychologisch nieuwe bevindingen bij de vleet aanbrengt, en in een tijd ook, die Montessori tegenover Froebel, het Dalton-stelsel tegenover het oude, strenge klasseverband, het arbeidsbeginsel tegenover het zg. woorden-onderwijs komt stellen en allerhande proefnemingen in zeer uiteenwijkende richtingen gehouden worden, dringt zich de wenschelijkheid op, het onderzoek naar de betrekkelijke waarde van methoden en stelsels krachtdadig door te zetten, zoo men niet wil dat volslagen anarchie de vrucht worde van zooveel bestbedoelde pogingen.
| |
| |
Deze kroniek vermag wel weinig in de goede richting; 't is echter al iets, indien ze de aandacht vestigt op werk, dat die pogingen als zoodanig op den voorgrond brengt.
Laten ditmaal enkele Engelsche uitgaven vooreerst in aanmerking komen.
H.G. Wells bracht ons The Story of a great Schoolmaster (uitg. Chatto & Windus, Londen), zijnde een korte karakteriseering van het werk van Sanderson, die de Oundle school hervormde. Wells steunt zijn bewondering op het feit, dat hij zijn zoons aan genoemde school en haar bestuurder toevertrouwde en praktisch mocht ervaren, hoe daar een man zelfstandig afbrak met de oude ingeroeste tradities en den geest van ongezonden wedijver, die zoovele scholen kenmerken. En werkelijk, al sluit Sanderson zich bij geen zg. stelsels aan, het is belangwekkend op te merken met welke doelmatige energie die opvoeder zijn school omschiep tot werklaboratoriums, waar ieder leerling middel vond zijn eigen beste gaven uit te baten, in nauwe samenwerking met zijn medeleerlingen en even nauw verband met den geest van solidariteit, die het maatschappelijk leven dient te kenmerken.
A.J. Lynch liet zijn Individual Work and the Dalton plan verschijnen, met daaraan verbonden een reeds rijke reeks aan Individual Work Assignments (uitg. Philip & Son, Londen). Steller van eerstgenoemd werk, tevens leider van laatstbedoelde, omvangrijke uitgaaf, die reeds 28 deeltjes telt, is de man, die in Engeland het trouwst en het meest stelselmatig doorgevoerd de werkwijze van miss Helen Parkhurst in haar Daltonscholen heeft toegepast en tevens het duidelijkst de zwakke zijden er van heeft waargenomen. Zijn boek laat zich dan ook met bizondere graagte lezen. Lynch voelt zeer zuiver de tekortkomingen van het in zwang zijnde klassesysteem aan, waarbij de voorvliegers en de tragen opgeofferd worden voor de middelmatigen en eigenlijk niemand geprikkeld wordt tot vruchtdragend zelfstandig werken, en ziet de oplossing in helder voorgeschreven maand- en weektaken, door de leerlingen in zelfverkozen volgorde uit te voeren in rijkvoorziene leervak-laboratoriums, in plaats van klassen. Hij beweert niet, dat het van Miss Parkhurst overgenomen stelsel de beste of eenig bevredigende uitslagen zal afwerpen; hij heeft alleen het experiment stelselmatig uitgewerkt en wacht er zelf de uitslagen,
| |
| |
na vier jaar te bereiken, van af. We zagen, naast zijn boek, een aantal ‘Assignments’ of ‘voorgeschreven taken’ met toelichtingen in; we staan er skeptisch tegenover, wat hun praktische aanwending in 2en en 3en graad van het lager onderwijs betreft, maar achten het niet gewaagd, in den 4en graad en vooral in het middelbaar onderwijs beperkte proeven in den zin van het Dalton-plan te nemen. Twaalf- tot zestienjarige leerlingen zijn inderdaad op een leeftijd, die zich aangetrokken voelt door welingerichte laboratoriums en doelmatig geklasseerd dokumentatie-materiaal en tevens door 't vooruitzicht, daar vrijuit te mogen gebruik van maken, in het raam der maandelijks of wekelijks voorgeschreven taken.
Alleen, dit ‘vrije gebruik’ zouden we dan wel ietwat vrijer wenschen dan Lynch het opvat met zijn systematisch verwijzen naar bepaalde bronnen en geen andere. Mag hier ook bijgevoegd, dat alleen steden en scholen met een ruime begrooting aan een ernstige proefneming denken kunnen?
In verband met de toepassing van het Dalton-plan in het lager onderwijs, vermeldden we in onze jongste kroniek een rapport, op last van het ‘Nut van 't Algemeen’ over de proefnemingen in Engeland opgesteld. Interessant is thans wel mede te deelen, dat de heer Dr S.C. Bokhorst in een brochure, Het Dalton-stelsel voor het middelbaar en m.u.l. onderwijs (uitg. J.B. Wolters, Groningen), een persoonlijk ingesteld onderzoek uiteenzet en o.m. tot de konklusie komt, dat, zoo invoering van het Dalton-stelsel wenschelijk is, gedeeltelijk behoud van het oude klasseverband alleszins geboden blijft.
Nu we Engelsche toestanden en uitgaven onder oogen nemen, vestigen we gaarne de aandacht op een reeks voortreffelijke uitgaven van George G. Harrap, te Londen. Voortreffelijke uitgaven, om niet éénige te zeggen. Want in Vlaamsch België, dat sinds enkele jaren de weelde van buitenschoolsche vertel- en leesuurtjes kent, schijnt men nauwelijks te vermoeden hoe Engeland, buiten en vooral ook binnen het schoolverband, het sprookje, de sage, de legende, de realistische alledagvertelling tot een onafscheidelijk deel van onderwijs en opvoeding gemaakt heeft en de uitgever Harrap, ten gerieve hiervan, alleszins mooi werk heeft op de markt gebracht. Van Katherine Dunlap Cather verscheen bij genoemde firma het als standaardwerk te beschouwen boek Educating by Story-telling, niet alleen
| |
| |
merkwaardig als kenschetsing van de rol die het vertelsel vervult in verband met de ritmische, verbeeldings-, heroïsche en romantische tijdperken in het kinderleven en in verband meteen met de zakelijke ontwikkeling van het kind, maar ook en vooral als bronnenmateriaal, ingedeeld naar den ouderdom der kinderen van 6 tot circa 14 jaar. We kennen toevallig heel wat werk in onze taal, in het Fransch, in het Duitsch, in het Engelsch, dat met nut kan geraadpleegd worden; maar we maakten nooit een boek door, dat zoo schatrijk is aan dadelijk bruikbare gegevens. Vermeld mag wel afzonderlijk, dat een dertigtal vertellingen als extra en als typen in het werk werden opgenomen, en dan in een verteltrant gevat, die telkens in zijn aard toonbeeldig kan heeten.
Dezelfde firma schonk ons echter buiten dit boek een meer gespecialiseerd werkje van Sara Cone Bryant: How to tell Stories to Children, en liet dit dan volgen van meer dan tien vertelselboeken reeds, wier titel telkens een heel programma is. Wie namen wil vermeld zien leze hier dan: Stories to tell to the littlest ones (S.C. Bryant), Stories for the Story-hour (A.M. Marzials), Stories for the History-hour (N. Niemeyer), Nature Stories to tell to Children (H.W. Seers), Mother Stories (M. Lindsay), Stories for Charactertraining (E.L. Cabot & E. Eyles), enz. enz., - zijnde telkens een bloemlezing van stukjes, aan beste bronnen geput en vooral door een kinderlijk aanvoelende schrijver of schrijfster op papier gebracht. We raden kennismaking ten zeerste aan, zoowel met het eene als met het andere, al maken we er dan geen geheim van, dat Sara Cone Bryant als waarachtig expert onder allen kan gelden. We hebben zelf eenmaal gepoogd, in enkele bladzijden de hoedanigheden te omschrijven, die een goed verteller in zich vereenigen moet; in Sara Cone Bryant's How to tell Stories to Children wordt hetzelfde onderwerp breedvoerig uitgewerkt en daar dan een reeks door de schrijfster zelf gestelde vertelsels aan toegevoegd, die men al lezend gebeuren ziet en hoort, zóó leven ze in elke zinswending en ieder plastisch woord. En de Stories to tell to the littlest ones staan in hetzelfde, heerlijke teeken.
Eindelijk, om het bespreken van Engelsch werk af te sluiten, willen we 't even hebben over ‘The Kingsway Series’, zijnde, om de reeks te openen, twee boekjes van Robert Finch, How to teach English Composition, gevolgd van zes Composition Books
| |
| |
door denzelfden (uitg. Evans, Londen). Verhandelingen over het stellen en daarbij aangepaste opstelboekjes bestaan zeker ook in onze taal, en Nederland vooral kan op enkele voortreffelijke uitgaven wijzen. En toch weze Engelsch kennende Vlamingen en Nederlanders het doormaken van bovengenoemd werk bizonder aanbevolen; want daarin is een man aan 't woord, die uitzonderlijk fijn den kinderlijken geest, de kindertaal, het kinderleven vat en juist daarom de talloos vele vormen weet te ontdekken, waarin het stellen en de taalstudie de kinderen een genieting wordt. Het heele werk is typisch Engelsch; het ware wenschelijk, dat Vlaamsch-België de weerga er van ontvangen mocht: onze taal zelf zou er het best bij varen.
Ten slotte wilden we wel voor enkele Nederlandsche en Fransche werken de aandacht vragen. Plaatsgebrek snijdt ons echter den pas af, zoodat we alleen terloops kunnen melden dat van den betreurden Jan Ligthart, de van leven sprankelende pedagogische bundels In Zweden, Over Opvoeding en Verspreide opstellen in nieuwe, handige uitgaven verschenen zijn (uitg. J.B. Wolters, Groningen) en thans nog openbaringen blijken van psychologische kennis van en werkdadige liefde voor het kind; - dat van L. de Paeuw een nieuw werkje, Voor meer gezondheid door een betere opvoeding (uitg. Belgische Boekhandel, Baarle-Hertog), het licht zag, waarin, naar aanleiding en als gevolg van schrijvers bezoek aan Amerikaansche instellingen, leerrijk gehandeld wordt over gezondheidsleer als leervak en als bestanddeel van 't Amerikaansche kinderleven; - dat J.M. Telders het werk Uit en over Froebel bezorgde (uitg. Ploegsma, Zeist), zijnde een belangwekkende levensschets van den opvoedkundige en een tamelijk ruime bloemlezing uit Foebel's Pedagogiek voor den Kindertuin, bloemlezing die modern-doeners weleens belang hebben, ondanks het zwaar-op-de-handsche van den stijl, door te maken; - dat de ‘Collection d'actualités pédagogiques’ (uitg. Delachaux & Niestlé, Neuchatel) van enkele harer werken een nieuwen druk bezorgde, als van Dewey's L'école et l'enfant en Duvillard's Les tendances actuelles de l'enseignement primaire, zijnde het eerste van zuiver wetenschappelijken, het tweede van hoofdzakelijk praktischen aard, en aandacht vraagt voor een paar andere, L'éducation et la solidarité en L'esprit international et l'ensei-
| |
| |
gnement de l'histoire, twee reeksen kongresstudies, die over de verhouding tusschen de maatschappelijke toestanden en het onderwijs in
zedenleer bizonder belangwekkende ideeën en opvattingen naar voren brengen.
Maar de lijst der enkel te vermelden werken zou nog te lang worden om ze thans gevoeglijk een plaats te gunnen.
We behouden ons daarom het genoegen voor, een volgende maal enkele werken omstandiger in behandeling te nemen en dan vooreerst een woord te wijden aan beroepsoriënteering en wat over dit onderwerp op de markt wordt gebracht.
H. VAN TICHELEN.
|
|