Boekbeschouwing
Dr J. Meeussen, geneesheer aan de Staatskolonie te Gheel. - Wanneer ‘ik’ ‘mijzelven’ geheel en al zal kennen... (Antwerpen, drukk. K. Dirix-Van Riel, 1924); 71 blz.; 5 fr.
In een eigenaardigen en populair volgehouden vorm (‘ik’ ‘mijzelf’ niet als een voortbrengsel, maar wel als de voortbrenger van alle leven beschouwend) vindt men hier een en ander samengevat en toegelicht over molekulen en cellen; de ontwikkeling van levende wezens; het instinct; de functiën van hersenen en zenuwen; sommige hoedanigheden en gevoelens, en de ontwikkeling der beschaving, die de rechtstreeksche voortzetting is van de ontwikkeling der levende organismen, waartoe al de menschen rechtstreeks of onrechtstreeks het hunne bijdragen, zoodat de toekomst brengen moet: de volmaakt georganiseerde menschheid; daarna de volmaakt georganiseerde wereld; ten slotte het volmaakt georganiseerd heelal.
Daarstellen, dank aan, het mag verondersteld zijn, kennissen (in den zin van kundigheden), den rol, gadegeslaan, alle rechten worden eerbiedigd en dgl. zouden wij liefst niet meer ontmoeten.
A.