De Vlaamsche Gids. Jaargang 13(1924-1925)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] [Verzen] Vraag Zal ik dit hooger leven dragen Alleen in mij? Zal ik 't niet geven aan die 't vragen Als 't schoonst van mij? Het is zoo zwaar en mijn stem ruischt mat; Geen bekoring draagt zij voor wie zat Aan 's levens lust zich dronk... Hoe graag ik schonk Het best van mijn geest en het eêlst van mijn hart, Is uw vreugd wel mijn vreugd, uwe smart wel mijn smart? Zal het begrijpen Eindelijk rijpen? Vrucht die wij deelen en samen smaken, Zullen we elkaars diepste heimlijkheid raken Met handen van liefde, met woorden van licht? - Vreemdeling, buig over mij uw gezicht... Zal ik er lezen, Mijn eigen wezen, Denzelfden lach en dezelfde pijn? 20-2-'23. Verlangen Het vliegtuig van mijn verlangen, Wit-trillend in 't licht, stijgt, stijgt Naar den hemel der ongekende zaligheid: Den hoogen, schoonen hemel, Zoo zuiver als versch-gewasschen linnen, Dat ligt te bleeken in een zomerwei... [pagina 20] [p. 20] Zal ik daar ooit geraken? Het is zoo ver... Het schijnt zoo na; Het vliegtuig van mijn verlangen Trilt en stijgt, veerlicht als een vogel, En ik beef en jubel als ik zie De rondende aarde diep onder mij, Vluchtend, verkleinend, verwazend, En ik voel den hemel, den schoonen hemel nabij. ............... Dan duiken opeens de wolken Somber, hoog-donker drommend om mij; (Dezelfde wintersche wind dreef hen hier). Aan den safieren hemel dooft het warme licht; Mijn vliegende wensch weet den weg niet meer, En ik daal, ik val weer naar de aarde, Die mij toespringt van Oost en West, Met bergen en zeeën en wouden, En de menschen, zoo kleintjes daarin... ............... Een zachte schok - 'k Ben weer beneden: Effen en stil ligt het land om mij In zijn zelfden, dagelijkschen schijn. - Voor mijn hunkrende handen nog eens te hoog... Ik klaag niet, mor niet; zwijgen Als een kristallen stolp vangt mijn ziel. - Daar is zooveel in ons dat ongesproken leeft, Een schoon te schuw voor 't schroeiend licht des dags, Van zulke hooge wijding en zoo teer, Dat het den wind der woorden niet weerstaat, Maar doodgaat zoo ons lippen het beroeren... ............... En eenzaam, hoopvol, ongebroken Voer ik mijn vliegtuig weg en berg het op, Voor alle schendende oogen daar beschut Diep in mijn hart, in de schemerige loods van mijn hart... 23-2-'23. FRANS DE WILDE. Vorige Volgende