De Vlaamsche Gids. Jaargang 12(1923-1924)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 429] [p. 429] [Verzen] Onrustig In mijn hart is een bloem aan 't verwelken. Vergankelijkheid deed de bladerkes toe. In een oud en vervallene kerkje klept weder het klokje onrustig en moe. Ik zal 't aan geen menschen meer klagen. Wat helpt hier een woord, heeft hier iemand wel schuld? Het leven teert uit in wat wanen trots dwepende hoop en oneindig geduld. Ik zal van mijn harte maar maken een donkere kamer, een zwartzilvren schrijn om elken ontgoochelden droom te bewaren, - zij waren reeds velen en zullen nog zijn. Mijn handen zijn leeg en ik kan niet meer weenen. De rozelaars liggen verlept in de zon. De tijd valle weg: ik wil niet meer weten hoe dit leven zal einden, noch hoe het begon. [pagina 430] [p. 430] Hoeve De hond rukt blaffend aan zijn keten. In den stal zijn de koeien nog altijd aan 't eten. De boer loopt over en weer uit de schuren, - ziet dingen en dieren dwars door de muren. De noteboom hangt in de zonne te waaien. De meid staat mekanisch boter te draaien. Een kloek vindt 'n wormpje en roept op haar jongen. De kat is meteen op den zolder gesprongen. Daar nadert de karre vol gras en kersouwen. Op 't erf schijnt het paard als uit marmer gehouwen. Koeien In de botergele weiden grazen koeien in de zon. Witte en zwarte vlakken snijden houtsneên op den horizon. In het wemelen van den morgen: slappe zeilen op een meer. Doelloos maken zij hun ronde, vallen zonder reden neer. Treurige madonnaoogen staren vreemd de wereld aan. Rusteloos en klageloeiend zijn zij weeral opgestaan. [pagina 431] [p. 431] Dorp Op de grasomgroeide steenen spuit het bruin namiddaglicht. Door het raam van 't oude raadshuis droomt een klerk met slaapgezicht. Drie klein meisjes en een jongen spelen vóór de pastorij. Op 't doxaaltje leert de koster eene nieuwe melodij. Over 't dorpsplein kreunt de pomparm. Rustig schokt een leege kar. Ergens op een vensterriggel valt een geel geraniumblad. Rond den windhaan van den toren krijscht een kauw een wanhoopskreet. In de huizen ligt het kleedsel voor de zondagmis gereed. A.W. GRAULS. Vorige Volgende