Muzikale Kroniek
De belangstelling in de Russische muziek werd in de laatste jaren gaande gehouden vooral door den triomftocht van Moessorgsky's Boris Godoenoff en door de schittérende prestaties der Russische balletgezelschappen. Onze Vlaamsche Opera heeft nu Rimsky-Korsakoff's laatste opera ‘De Gouden Haan’ op haar speelplan geplaatst, terwijl er dit jaar ook gezorgd werd voor de samenstelling van een choregraphisch ensemble, waarvan de leiding berust bij vaklui, eveneens van Russische nationaliteit. Dit alles zal wellicht menigeen doen verlangen iets meer te weten over de Russische muzikaal-dramatische kunst.
Hierin voorziet R. Newarch, de bekende auteur van de opstellen over Slavische toondichters in Grove's Dictionary of Music and Musicians, met een keurig boekdeeltje: ‘L'Opéra Russe’, waarvan het huis J.W. Chester een Fransche vertaling heeft laten verschijnen. Na een bondig overzicht van de vier groote tijdvakken in de Russische muziek en van de toestanden op tooneelgebied voor Glinka's komst, bestudeert schrijfster het levenswerk van den ‘vader der Russische Opera’ en dat van Moessorgsky's genialen voorlooper Dargomysky.
‘Glinka was de eerst geïnspireerde vertolker van de nationaal-Russische muziek. Sinds zijnen dood blijft de stempel van zijn genie onuitwischbaar gedrukt op de muzikale productie zijner landgenooten. Daarom vormt de kennis zijner muziek de onmisbare inleiding tot de waardeering der meer moderne Russische muzikale school, want in zijne gewrochten en in die van Dargomysky is de sleutel te vinden van èl wat sindsdien voortgebracht werd.’
Treffend is de vergelijking welke schrijfster maakt tusschen Dargomysky's opvatting en die van zijn tijdgenoot R. Wagner in zake de renovatie van het opera-genre met, als vertrekpunt, de Glucksche tragedie. Hoe de ontwikkeling van Dargomysky's ideeën de nationalistische groep der ‘Vijf’ en, inzonderheid, Moessorgsky bezig hield; hoe deze nationalisten naast de meer eclectisch aangelegde cosmopolieten Rubinstein en Tschaikowsky, hun standpunt hebben verdedigd en de groote glansperiode der moderne Russische muziek hebben ingeleid, - dat wordt in de laatste hoofdstukken zeer knap voorgebracht. In een kort en zakelijk naschrift wijdt R. Newarch ook hare aandacht aan de voornaamste hedendaagsche vertegenwoordigers der Russische muziek.
Zooals de titel van zijn brochure: ‘Ballets russes, histoire anecdotique suivie du Poème de Shéhérazade’, aanduidt, heeft Michel Georges-Michel niet de bedoeling gehad het moderne Russische ballet-wezen theoretisch te behandelen. Na de technische beschouwingen over dit actueele onderwerp door specialisten op 't gebied van orchestiek als een Levinson of een J. d'Udine en de esthetische waardeering van den dans als kunst in 't algemeen, geleverd door een denker en dichter als Suarès, - wil de auteur ons slechts een kijkje gunnen achter de schermen. Zijn werkje is feitelijk te rangschikken in het genre reportage. Het is schitterende journalistiek. Met ongemeen brio schetst hij een Strawinsky, een Bakst, een Massine, een Picasso, waar ze, onder lei-