| |
| |
| |
Nieuwe Tooneeluitgaven
Bij Tjeenk Willink, te Zwolle, verschenen: ‘Die Quitzows’ en ‘Vaeter und Soehne’, van von Wildenbruch.
Het theater van Wildenbruch is best te vergelijken met dat van Sardou. Het is bestemd voor een naïef publiek, de massa. De dramatische effekten worden vaak verkregen ten koste van waarschijnlijkheid en waarheid. Maar er gaat een groote romantische levensadem door deze stukken, ze zijn met kennis van tooneel geschreven en af en toe is een bladzijde boven de middelmaat, vooral in ‘Die Quitzows’. Voor den oorlog beleefden ze talrijke opvoeringen in Duitschland, al was de kritiek niet malsch.
Bij denzelfden uitgever verschenen in de laatste weken:
Vondel's ‘Gysbrecht van Amstel’, met een inleiding en toelichting van Dr Hendr. C. Diferee, - alsook een verkorte uitgave van ‘De Leeuwendalers’, met een inleiding en aanteekeningen van J.M. Acket. De inleiding van Dr Diferee, die niet minder dan 34 bladzijden beslaat, en waarin een aantal illustraties zijn opgenomen, is tevens een interessante brok wordingsgeschiedenis van het beroepstooneel in Nederland. Uit de beschouwingen over het Vondeliaansche drama nemen we eenige regels over:
‘Vondel, die (met den Gysbrecht) voor het eerst een tooneelstuk moest geven ter wille van de kunst, had niet het treurspel gekozen om daardoor een hooger effekt op de toeschouwers en toehoorders te verkrijgen, doch omdat hij zich op grond van zijn vroomheid en zielestemming tot het treurspel voelde aangetrokken. Maar hij was dichter, geen samensteller. Zoo diep gevoelde hij het tragische, dat hij het wilde uitbeelden met al het talent, waarover hij kon beschikken, doch het scheppen van wat men opzettelijk een drama noemt, ging zijn geestesoog voorbij. Hij was en bleef de dichter die een tragische gebeurtenis, volgens de hem bekende overleveringen en naar de regelen der klassieken, kleedde in de vormen der kunst, maar het gebeurde nimmer geweld aandeed om het effekt te verhoogen. Voor Vondel was het treurspel, ja, ieder tooneelstuk, een schilderij met de pen, waarin fijnheid van uitbeelding en schilderachtige groepeering het win- | |
| |
nen moest van forschheid van handeling en scherpe vooruitzetting van het hoofdmotief. En zich met hart en ziel zettend aan dat schilderstuk, heeft Vondel nu gelegenheid, ja, is hem een genoegen iedere handeling en elk motief in prachtvolle woorden en heerlijke volzinnen gestalte en vorm te geven.’
Bij Ernst Rowoldt te Berlijn, verscheen van Paul Kornfeld: ‘Der ewige Traum’. Het eerste bedrijf van dit stuk speelt in een clublokaal, waar een aantal wereldhervormers over hun geliefkoosd thema redetwisten en filozofeeren, en plannen beramen om de menschen meer geluk te verschaffen. Een der aanwezigen, een nuchtere ziel, formuleert zijn weinig vertrouwen in de vergadering: ‘Iedereen denkt tegenwoordig dat hij een recept op zak heeft, waarmede op korten tijd de wereld kan worden gered’. Daar de huidige familie, het huwelijk volgens de burgerlijke moraal, het grootste beletsel blijkt te zijn voor het geluk der menschheid, besluit men dat in de nieuwe maatschappij het huwelijk dient vervangen te worden door een streng gereglementeerd stelsel van beperkte vrije liefde: de vrouw is enkel op de wereld om kinderen te baren, van welken man ook, en die den staat zullen toebehooren, door hem zullen worden opgevoed. - Daarop tooneelverandering. De auteur toont ons in een reeks droomtooneelen, hoe, volgens hem, de nieuwe maatschappij, opgebouwd naar den zin van'de hervormers, er zal uitzien. De betrekkingen tusschen man en vrouw zijn geregeld volgens een vast ‘système de roulement’. De vrouwen worden, van haar achttiende jaar af, om de twee maanden tentoongesteld, en volgen telkens den man die haar uitkiest. Ze krijgen dus om de twee maanden een nieuwen echtgenoot, zoodat ze op haar vijftigsten verjaardag tevens zoowat haar tweehonderdste huwelijk kunnen vieren. Vernieuwing van een dezer tweemaandelijksche verbintenissen is streng verboden - dus geen kontrakt van 3-6-9, zooals reeds voor huizen bestaat. - Het stuk begint. Een jonge kerel, Carolus geheeten, vat, op 't eerste zicht, een groote liefde op voor een meisje, dat pas achttien jaar, voor 't eerst op de tentoonstellingsestrade staat, en dus nog maagd is. Maar hij bewoont een ander district en kan haar niet kiezen; slechts na
verloop van een jaar gelukt hij er in een beurt bij haar te krijgen. Zij beminnen elkaar volgens het oude recept: voor eeuwig. Maar de wet is daar: - na twee maanden moet het uit zijn met de liefde. Carolus weet de wet te ontduiken, weet te verkrijgen dat zijn Anna, na afloop van de twee maanden, hem voor een tweede tijdperk toebehoort. Maar er broeit opstand tegen de regeerders en hun niveleeringspolitiek op elk gebied, ‘die, in naam van den staat, de vrijheid van handelen beperkt, een nieuwe rechtvaardigheid opdringt, om te voorkomen dat de massa der van
| |
| |
nature minder-begaafden niet opstandig zou worden, en deze nieuwe rechtvaardigheid doordrijft tot schade van de besten.’ Wanneer Carolus probeert een tweede maal de wet te ontduiken, wordt hij gevangen genomen. En nu volgen een reeks paradoxale tooneelen. Carolus wordt door een ‘deskundige’ onderzocht; hij weigert zijn Anna ontrouw te worden, om te ‘paren’ met de vrouw die de staat op hem afstuurt. En wanneer men hem van staatswege een heele harem spiernaakte vrouwen ‘tot uitkiezen’ stuurt, versmaadt hij ze niet alleen, maar bedreigt en verjaagt ze. Hij wordt onverantwoordelijk verklaard, lijdend aan ‘pathologische monogamie’, met een volstrekt abnormaal ‘sexueel zieleleven’, en zal zijn leven eindigen in een sanatorium, ofte gekkenhuis. Maar er breekt opstand uit, met als eisch ‘de vrijheid van den individu’. En de auteur brengt ons in een ander clublokaal, waar Carolus gehuldigd wordt als geestelijk leider. Hij is nl. de held van den dag geworden, zonder het te willen. De nieuwe, volgens de theorieën van de wereldhervormers in het voorspel opgebouwde maatschappij, wordt door de geachte vergadering met even snuggere bewijsvoering en even-groote woordenrijkheid weer afgebroken. Carolus echter voelt niets voor de rol van ‘leider’; hij deed eenvoudig ‘wat hij voelde dat hij doen moest’, en was nooit van plan het menschdom uit een of andere hel in een of ander paradijs te leiden, daar zulks niet in zijn macht ligt. Hij verlaat de wereld-hervormende vergadering, waar een nieuwe kuddegeest wordt voorbereid... En hier is de droom uit, en we krijgen opnieuw de vergadering van het voorspel, waar de besprekingen met onverzwakt brio worden voortgezet.
Door de bewerking heeft het aktueele onderwerp een algemeen menschelijke beteekenis gekregen. De auteur vermocht het voortdurend van boven af te beschouwen, soms met een vleugje humor, een superieur glimlachje om het poppenspel van gewichtig doende luidjes. Hij beheerscht de omvangrijke stof, die zoo licht aanleiding had kunnen geven tot uitweiden. De passagens waarin Carolus en Anna optreden worden gedragen door een innige gemoedswarmte; sterk-dramatisch leven golft er op. Het is een der interessantste stukken die we in de laatste jaren lazen.
Bij de firma Leiter-Nijpels, te Maastricht, verscheen een nieuwe uitgave van ‘Lucifer’ en ‘Adam in Ballingschap’, in de oude spelling. Keurig verzorgde boeken. De bedoeling van de uitgevers, Vondel uitsluitend te eeren als taalkunstenaar, lijkt ons volkomen bereikt. Het-is een tot lezen noodende weergave van den tekst, in boekvorm, zonder inleiding, aanteekeningen en verklaringen, met vooral voor oogen de ongestoorde leesbaarheid. Zoo geschiedden de onmisbare aandui- | |
| |
dingen der personaedjen door plaatsing en kleur op een meer bescheiden manier dan gebruikelijk. Alleen achten we de omslagteekeningen van H. Jonas niet in overeenstemming noch inet den tekst, noch met het typographisch decor.
Bij dezelfde uitgevers zag ook het licht een compleete uitgave van ‘Goede Vrijdag’ van Jeremias De Decker, de 17e-eeuwsche dichter. Men herinnert zich de woorden van Kloos over de groote beteekenis van deze verzen. Het is eer dramatische, dan wel lyrische poëzie. Soms hindert u een koele, volkomen objectieve toon, die wel eens leidt tot gebeurtenissen-opsomming-zonder-meer, of ook een oratorische betoogtrant, waarin de atmosfeer van het onderwerp te loor gaat. In de tragische deelen is, naast de ‘cierlijke netheid’ zooals Vondel zei, dramatische gloed en bewogenheid te waardeeren. De uitgave is een lust voor het oog.
Dat de scheppingen der fantasie een ruime, ja, overwegende plaats innemen in het moderne Duitsche theater, blijkt ook uít drie nieuwe tooneelstukken van Herbert Eulenberg, verschenen te Stuttgart, bij J. Engelhorn's Nachf. Voornamelijk in de tragedie ‘Der Uebergang’ is de fantasie aan het woord, doch ook in ‘Mueckentanz’ en ‘Die Welt ist krank’ is zij niet geheel uitgesloten, ofschoon, vooral in het tweede, de figuren eer realistisch geteekend zijn. ‘Muggendans’ is een dooreenslingeren van een aantal motieven-lotsbestemmingen. De figuren - er zijn er een dertigtal - verschijnen en verdwijnen als muggen rond het licht, om weer opnieuw zichtbaar te worden - of... den dood te vinden. Een vrije techniek - geen indeeling in bedrijven, maar enkel in een reeks tooneltjes, met een enkele pause, terwijl telkens de handeling zich verplaatst - heeft het den auteur mogelijk gemaakt den gewenschten indruk te bekomen. De teekening der personages is vaak merkwaardig, alhoewel meestal schetsmatig. Ondanks de schijnbare grilligheid van de details en de groote verscheidenheid van het materiaal, wordt het geheel door de leidende gedachte saamgehouden, ook omdat al de figuren in elkanders leven een rol vervullen. Het is een wereldje op zichzelf.
‘Der menschen leven gaat als schaduwspel,
Op half-verlichte scène snel voorbij...’
zegt de Stem van het Licht, voor de pause die het stuk in twee helften indeelt. En op 't slot verheft zich een geruisch van stemmen, als van al de personages van het spel, waarna een klassieke gestalte optreedt en een slotwoord uitspreekt ‘aan het menschdom, vol gebreken, beklagenswaardig, en toch eenig waard aanbeden te worden’.
| |
| |
De tragedie ‘Der Uebergang’ van dezen auteur is een vreemde, fantastische geschiedenis. De hoofdpersoon, Adamas, dient een aanklacht in tegen zich zelf; hij beweert zijn vader te hebben van kant gemaakt. In werkelijkheid heeft hij enkel voortdurendin gedachte den moord begaan, daar de oude man hem in de bitterste armoede liet leven. Tot op een morgen zijn vurigste verlangen werkelijkheid was ge worden, men den ouden vader dood in zijn bed heeft gevonden. En toen is voor Adamas de twijfel, de zelfkwelling begonnen: hij weet niet meer of hij al dan niet schuldig is aan moord. Het onderzoek moet de kwelling doen ophouden, hem zekerheid verschaffen. Een pathologisch geval dus! Daar het onderzoek tot geen rezultaat leidt, besluit de rechter het lijk te doen ontgraven en tot de lijkschouwing over te gaan. Men vindt geen enkel bewijs, - maar Adamas volgt den doode in het graf... Naast dit hoofdthema staan enkele sterk ontwikkelde bijthema's, die niet zoo nieuw zijn. Het is een verschrikkelijk luguber stuk, soms van wezenlijke grootheid, maar ook duister en onevenwichtig.
Onverkwikkelijk is ook ‘Die Welt ist krank’. Een gekkendokter en zijn patiënten. Al de personages leven niet door hun goede eigenschappen en hun gebreken, maar enkel als pathologische gevallen. Het is de treurige geschiedenis van een psychiater die ten slotte zelf het evenwicht kwijtraakt, zijn eigen patiënt wordt, en zich, net als een paar van zijn cliënten, op 't slot van kant maakt. Het is er den auteur wel enkel om te doen geweest al deze abnormale menschen, al deze zenuwen zielszieken in eenige rake lijnen te schetsen, terwijl het conflict maar bijzaak is. Er zijn daar: een uitvinder, die om het uur een nieuw, reusachtig, allerdolst projekt uitdenkt; des uitvinders echtgenoote, die lijdt aan vervolgingswaanzin en masochiste is in den hoogsten graad; een jonge, ziekelijke droomer en idealist, zoowat familie van Marchbanks in Shaw's ‘Candida’; een seniel man op leeftijd, die ten gevolge der grappen van een beminde vrouw kindsch geworden is; een prinses, nog betrekkelijk de minst gekke van allen; en dan een gruwelijk sadist en diens waardige eega, die het hoofd van den dokter op hol brengt, en tot het merg verdorven is. Dit volkje beweegt zich in het stuk, als een nachtmerrie. Het werk maakt den indruk van nauwgezet verwerkte documentatie, die echter niet door het herscheppingsvermogen van ven geniaal artist kunst geworden is.
Of een determinisme, als hier in al de personages aanwezig, een stuk niet noodlottig moet worden? Waar de vrijheid van den wil niet aanwezig is, zij het dan ook in schijn; waar al de figuren aan een abnormale lotsbestemming zijn gebonden; waar men den indruk krijgt dat al hun replieken en
| |
| |
handelingen door voorafgaande omstandigheden van abnormaliteit bepaald worden, is, in dramatisch opzicht belangwekkende, evolutie van de personages vrijwel uitgesloten. En 't wordt ten slotte niet een dramatisch conflict, maar alleen een verzameling treurige gevallen, een panopticum van griezelige curiositeiten. Al deze menschen voeren een hopeloozen strijd tegen hun fatum, strijd, die, naar gelang de mate van weerstandsvermogen en levenskracht, geweldig en van langen? duur kan zijn - of slechts een zwakke poging. Dit stuk blijkt ten slotte een monologenspel te zijn, een uitlooper van het expressionisme, een vermindering er van - waar toch niet één énkel, uitgediept figuur op het voorplan staat, met om zich heen de schimmen van zijn brein, maar wel degelijk een dialogendrama bedoeld werd. Ook in ‘Hamlet’ en in ‘Spoken’, om slechts deze twee te noemen, is de hoofdpersoon een pathologisch geval (ook in ‘Der Uebergang’, zie hooger) maar door inwerking van de andere figuren en de bij conflicten is een drama ontstaan, terwijl de hoofdfiguur niet enkel leeft als pathologisch geval, maar een mensch geworden is van vleesch en bloed.
Van denzelfden auteur is ook de roman: ‘Auf halbem Wege’, waarin een aantal problemen van den dag worden besproken, als daar zijn: het verval van het geloof, het vrije huwelijk, het pacifisme, de vrije, natuurlijke opvoeding der kinderen, enz. De personages belichamen deze ideeën, pro en contra. De auteur blijkt eer pessimistisch gestemd te zijn, wat betreft de verwezenlijking in afzienbaren tijd van zekere hervormingen. Zijn pacifist laat hij op een meeting door de redelooze massa van kant maken; de critische geest laat zich door gas verstikken, in het volle bewustzijn dat het leven in de huidige omstandigheden de moeite niet waard is.
Met veel talent geschreven, met scherpe analyse van gevoelens, is deze roman niet nieuw door de ideeën die er in verkondigd worden, maar wel zijn er soms nieuwe, verrassend juiste beelden en vergelijkingen, en is het een boek vol durf en bitterheid. Waar het de grondslagen van een nieuw geloof, een nieuwe wereldbeschouwing wil leggen, schiet het te kort aan logische doordachtheid, en geeft geen bevrediging, zooals b.v. een boek als ‘God, de onzichtbare koning’ van Wells, waarin een filozofisch stelsel konsekwent wordt opgebouwd, in zekere mate doet.
‘Der Spielplan des Kulturtheaters’, Sammelband des Buhnenvolksbundes, Verlag in Frankfurt a/M.
Een reeks zeer interessante opstellen over de vernieuwing van het tooneel, het scheppen van een kultuurtheater. Achtereenvolgens worden behandeld: Het tooneel van den geest;
| |
| |
De tooneelleider en zijn speelplan; Het antieke drama in het huidige speelplan; Het Duitsche drama; Het Fransche drama; Het Engelsche drama van Shakespeare tot nu; Het Russische, het Italiaansche, het Amerikaansche drama; het zangspel in het speelplan van het kultuurtheater; de beteekenis van den dans voor het theater; het christelijk drama; het speelplan van de reizende gezelschappen; De jeugd en het tooneel.
ERNEST W. SCHMIDT.
|
|