De Vlaamsche Gids. Jaargang 11
(1922-1923)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |
Moessorgskiej en het Russiese VolksliedGa naar voetnoot(1)Das Volkstum ist der Völker Jungbrunnen. Onze groeiende belangstelling voor het ‘heilige Rusland’ dagtekent pas van de laatste decenniën uit de vorige eeuw. De tachtiger jaren waren er getuige van hoe wij, Westerlingen, ons meer en meer door Rusland voelden aangetrokken, hoe groot de aandrang van Europa was om tot de verklaring van het Russiese wezen door te dringen. Tot voor weinige jaren altans scheen het of de zin van de Russiese ziel ons ontglipte. Ja, zegt Dostojefskiej, wij geloven dat de Russiese natie een buitengewone verschijning is in de geschiedenis van heel de mensheid. Het karakter van het Russiese volk lijkt zo weinig op de karakters van alle andere Europeese volkeren, dat de Europeanen het nu nog niet begrijpen, of wat erger is, zij verstaan het verkeerd. Het lijdt geen twijfel dat dit verkeerd begrijpen van de Russiese mentaliteit te wijten is aan het feit, dat Rusland, tot voor korte tijd zelfs, beschouwd is geworden als een ander Europees land. De geest en de innerlike organisatie van het onmetelike land zijn nochtans niet Europees. Een zuiver Aziaties karakter dragen zij evenmin, schoon de geestelike verwantschap hier niet te ontkennen valt. In elk geval zullen we hiermee rekenschap hoeven te houden, zo we tot een synthese van de Russiese ziel willen komen. Het is geen gemakkelike taak haar verschillende elementen te ontdekken, want is het enerzijds waar, dat een buitenstaander - een Europeër dus - met meer onpartijdigheid kan te werk gaan en een objectief oordeel vellen, dan blijkt | |
[pagina 228]
| |
het aan de andere zeer duidelik dat ook aan die buitenstaander noodzakelikerwijs veel van de Russiese eigen-aard moet ontsnappen. Er zal voor ons in Rusland altijd iets onverklaarbaar-paradoxaals blijven. Wel bespeuren we bij dat grote volk zekere specifiek-Russiese karaktertrekken - en die we ook weten te formuleren - maar er is iets in het Russiese leven dat we noch in Europa noch in Azië terugvinden en waarvan de oorsprong alleen te zoeken is in 't Russendom. Wie dit woord uitspreekt voelt al dadelik dat hij daarmee het essentiële van het Russiese wezen heeft aangeraakt. Heel de Russiese literatuurgeschiedenis, de hele Russiese kunst, de muziek, ja, ook de geschiedenis van Rusland zijn van het Russendom vervuld. Nochtans moest het wel negentiende eeuw worden eer het Russendom tot het bewustzijn van eigen waarde en innerlike kracht kon komen. Toen het volk tot die zelfkennis kwam, zag het dat zijn hoofd omkranst was door een aureool van lijden. Gans zijn verleden bleek een lange lijdensweg geweest te zijn en van toen af was het duidelik dat nooit meer de Russiese ziel en haar lijden van elkaar zouden gescheiden worden. Zeker is het dat niet alleen onderdrukkingen, ontberingen en vernederingen van alle aard op de Russiese mentaliteit hebben ingewerkt. Van huis uit heeft de Rus aanleg tot pas siviteit en als gevolg daarvan tot melancholie, tot onderworpenheid, tot smart. Leroy-Beaulieu, die Rusland met een helder en liefdevol oog heeft bekeken, meent in het Russiese landschap reeds de oorsprong te ontdekken van de treffendste eigenschappen van het volk. Door al het Slaviese loopt een zekere eentonigheid, die zonder twijfel toe te schrijven is aan de eenzame oneindigheid van de Russiese vlakten. Waarom zou de natuur niet op de mens inwerken en hem naai haar uiterlik vormen, of anders gezegd, was ook hier niet de mens het assimilatiewezen bij uitnemendheid? ‘De Russen zijn over 't algemeen expansieve naturen: ze zijn zo expansief als hun land en vertonen een zeer sterke neiging tot de fantasie, tot het buitensporige.’ Zo Dostojefskiej, de grote apostel. Daar zijn de schaduwige bossen, de lange, moeizame akkers, de verre horizonten voor een groot deel bij geweest om de Rus tot melancholie over te halen. En dan de eindeloze, treurige winter, als het land bedolven is onder een dichte sneeuwvacht | |
[pagina 229]
| |
en alle activiteit aan banden ligt en de boer gedwongen is tot binnenblijven in zijn enge, armoedige izba! Vroegtijdig reeds heeft de Russiese natuur de mens gebracht tot een verdieping van het geestesleven en in hem het besef levendig gehouden van een hoger levensdoel. Maar ook van de vroegste tijden bleef hem een erfziekte: zijn trek naar het nihilisme, die leer van het negatieve, die in de negentiende eeuw voor de Russiese kultuur dreigde een gevaar te worden en die is gekenschetst geworden als ‘de ootmoedige afstand van de primitieve mens voor de macht der materie en de duisternis van de morele wereld.’ Duizenden jaren hebben echter maar weinig vermoogd te wijzigen aan het Russiese leven. De fundamentele karaktrekken zijn blijven voortbestaan: de Russen van nu vertonen dezelfde familiale deugden, dezelfde gastvrijheid, hetzelfde idealisme als hun vroegste voorouders. Naast het wankelbare van hun karakter stellen zij nog altijd hun liefde voor arbeid en vrede. Eenvoud, zowel als hartelikheid, zijn voorvaderlike erfdelen. Doch andere faktors hebben bijgedragen tot het vestigen van de Groot-Russiese traditie. Toen in 988 de grootvorst Vladiemir het Christendom van Byzantium omhelsde, richtte hij daarmee een onoverkomelike wal op tussen Rusland en de Christene beschaving van het Westen. Zijn bekering tot de Griekse dogma's mag in zekere zin beschouwd worden als de gewichtigste gebeurtenis uit de geschiedenis der Russen. Het gezag van de Byzantijnse patriark onttrok Rusland voor ettelike eeuwen aan alle West-Europeese invloed, terwijl elementen van Byzantijnse kultuur langs de orthodoxe. Kerk heen in het Russiese leven vaste voet zochten te vatten. Aan het Byzantinisme dankt de Rus zijn neiging voor de uiterlike praal en zijn zin voor een grootse en verfijnde levenshouding. Maar met het uiterlike van de geloofsbelijdenis drong ook het ware geloof Rusland binnen en de orthodoxie is Rusland's grootste geestelik eigendom geworden. Misschien kan het vreemd schijnen, dat een volk, dat tot nog toe in heidendom geleefd had, zo spoedig de nieuwe godsdienst omhelsde, zoals zulks met Rusland het geval was. Daarin mogen we een bewijs vinden voor de mystieke aanleg van de Rus: een godsdienst op rationalistiese principes gegrond- | |
[pagina 230]
| |
vest zou hem - zelfs na meerdere eeuwen Europeese kultuurinvloeden te hebben ondergaan - niet zo dadelik toegesproken hebben. Intussen betekende het orthodoxe geloof voor de kultuur een geestelike kracht van grote waarde. De geloofsbelijdenis van Griekse rite voerde het volk tot een innig-gelijkvoelende eenheid en hield recht wat tal van vreemde invloeden trachtten neer te halen. Zonder zijn Christelik geloof ware nu het Russiese volk eenvoudig niet meer denkbaar. Geen land is diep-geloviger; nergens ook vloeit het Evangelie zo innig samen met het volksleven. In zijn diep gevoeld mysticisme zoekt de Rus naar een steun in God, die voor hem in dit leven tot een ware behoefte gegroeid is. Vandaar dat eindeloze medelijden, dat aangrijpt wie Rusland nadert. Vandaar ook die ‘Sehnsucht’ naar het lijden, zoals hun Heer dit kende, het louterende, heiligmakende lijden, noodzakelik en onafscheidbaar van het zieleleven der Russen en dat het volk zo ongehoord diep gemaakt heeft. In de loop der eeuwen groeide zijn religieus gevoel en voerde de Rus tot dat prachtige heroïsme van de slavernij, het Russiese ‘dolgotjerpjenje,’ dat, geholpen door een aangeboren demoed, het doorstaan van zo vele smarten mogelik maakte. Het Christus-woord verbreedde en verdiepte zijn instinktmatig verlangen naar leed: de Rus neemt gewillig de smart aan, omdat hij zich mee schuldig voelt voor alle begane fouten. ‘Allen zijn schuldig voor allen,’ zegt ergens Dostojefskiej. Een overwegende invloed zou ook de Tartaarse overweldiging uitoefenen. De Gouden Horde, die van uit Kazan de Russiese aarde wist in bedwang te houden, bracht uit het Oosten de lijfeigenschap mee. Van toen af was het gedaan met de vrijheid in Rusland, want toen later de Tartaren hun laatste bolwerk op Moskovitiese grond verloren hadden, bleef hun geweld-politiek voortleven in de persoon van de verzamelaars van ‘Russiese aarde,’ de tsaren. Boris Godoenof richtte de lijfeigenschap op officiële wijze in en zijn opvolgers verzuimden niet het volk de ijzeren hiel in de nek te drukken. De ontvankelike melancholie en de zachte sensibiliteit van de Rus lieten toe dat de slaafsheid doordrong. Wat hem nog bleef aan wilskracht moest plaats maken voor de moedige en geduldige onderworpenheid: de materiële zijde van het leven zou | |
[pagina 231]
| |
hem niets dan ellende en ontgocheling voorbehouden. Andermaal verdiepte zijn zieleleven. Bleef enerzijds een zekere ingenuïteit bewaard, die samenging met een kinderlike en spontane oprechtheid in de bestrekkingen van mens tot mens, dan ontwikkelden zich ook - en wel onder Tartaarse invloed - zekere barbaarse resten, die de Rus van zijn primitieve voorvaderen waren overgebleven. Misschien, zegt Karamzien, vertoont ons nationaal karakter nu nog vlekken, die het haalde bij de Mongoolse barbaarsheid. Want de Rus kan ook uitermate woest, onbarmhartig en wreed zijn: zijn natuurlike en naïeve eenvoud, zijn kinderlike goedheid slaan soms op de meest onverwachte manier om in een onbewuste wreedheid, welke een berekende sluwheid ten dienste staat. In die dualiteit van de Russiese ziel ligt iets bijna onbegrijpeliks voor ons: hoe kunnen twee zulke tegengestelde karaktertrekken in één hart samenhuizen? Hoe is het uit te leggen dat met die ruwheid ook zacht-moedigheid kan samengaan? Godsdienstige instinkten, die gaaf en zuiver in zijn binnenste bewaard bleven, moesten nochtans alle geweldadig optreden onmogelik gemaakt hebben. Alleen de Tartaarsche onverheersching heeft daaraan schuld. Mongoolse beschavingselementen filterden in de Russiese zeden en gewoonten door: taal, gebruiken en levenswijze verrijkten zich met Mongools goed. Van lieverlede ontstond een intiemere versmelting van de twee rassen en gedurende meer dan drie eeuwen duurde de vermenging voort. De echte Mongool - de Aziaat bij uitnemendheid - is van natuur wreed en wraaklustig, maar hij is geestelik scherp aangelegd. Begrijpelik is het dat dit veroveraarsvolk ten slotte het moreel-overwonnene werd en toen Iewan de Geduchte het laatste Mongoolse bolwerk in Kazan vernietigde, en daardoor de Russiese grond van alle Tartaren zuiverde, betekende dit niet het breken met de Aziatiese kultuur: gans Moskovië was gemongoliseerd. De Groot-Russiese boer is een sprekend bewijs van Mongoolse afstamming en in de huidige kultuur schijnt meer dan een Oosterse trek door. De wraakzucht en de ‘Schadenfreude’ van het gele ras houden zich nog schuil in het hart van de Rus en in menige omstandigheid komen zij tot plotselinge uiting. Zo is de ware Rus een mengsel van de Slaaf en de Tartaar. | |
[pagina 232]
| |
Maar de meeste gebreken van het ras zijn te wijten aan zijn jeugd als volk. De Russiese natie is jong: haar levensboom schiet pas op en reeds staat hij kloek: de verterende worm van de overbeschaving heeft hem nog niet aangetast. Van zijn meestal kinderlike fouten zal de Rus genezen: in zich zelf draagt hij de kracht om zijn karakterzwakheden, die verschillende eeuwen nodig hadden om zich te vormen, te overwinnen. Weliswaar leeft nu nog over 't algemeen de landman is een voorbeeldige vuilheid, waarmee een niet te ontkennen drankzucht en energieloosheid gepaard gaan. Door de talloze vernederingen, de despotiese willekeur van de grondbezitter, vele eeuwen knechtschap en hongerlonen, heeft hij alle begrip van vrijheid verloren en werd zijn wil door de macht van de sterkste geknakt. Maar niettegenstaande alle tares is de moezjiek toch geen verdorven mens. In zijn diepe onwetendheid is hij toch helemaal niet prozaies of tuk op rijkdom en heeft hij niet de bourgeois-ambities van onze Westerse boeren. Hij is voor alles gevoelsmens: zijn primitief voelen en denken stellen het stoffelike leven dan ook geen grote eisen: een open hart en een warme handdruk zijn hem heel wat meer waard dan materiële voldoening, ja zelfs rijkdom. Een oneindige liefde koesteren de Russen voor hun land. Ook de intellektuelen - de intelligentsia - voelen voor Rusland. Hebben sommige Russen, verstrooid door stemmen en ideën uit het Westen, zich van Rusland afgewend, dan was het om later in de schoot van ‘Moedertje Rusland’ terug te keren en met meer hartstocht nog het vaderland te beminnen. De Russiese artiesten uit de negentiende eeuw waren het, welke die liefde voor het geheiligd land op prachtige wijze wisten te exalteren. De dichters voelden het eerst de grote kloof tussen het volk en de intelligentsia - tussen het oude, traditionele Rusland en het Rusland dat naar Europa neigde. Want de meeste intellektuelen keerden hun land steeds de rug toe, aangetrokken door de voor hun kultuur gevaarvolle theoriën van het Westen. De dichters en ook de toondichters hebben de afvalligen tot de werkelikheid teruggeroepen. Zij voelden, dat ze rekenschap hoefden te houden met dat prachtige, edele land der voorvaderen, waar het volk zo innig de beteke- | |
[pagina 233]
| |
nis van het behouden der tradities verstond en dat zijn geestelike eigendommen jaloers verdedigde tegen alle vreemde drukking. Intuitief voelde het volk, dat het er vooral op aankwam Russies te blijven zo in zijn denken als in zijn levenswijze, wilde Rusland niet aan verbastering ten onder gaan. Begrijpelik is het dat daaruit een der ontzaglikste konflikten groeide van het kulturele leven en dat dit konflikt een nationale en politieke betekenis moest krijgen. Nu zelfs is de strijd tussen zapadnikiej - zo heten zij die hun blikken naar het Westen richten - en de slavjanofielen nog niet uitgestreden. Alle voorname gebeurtenissen van de laatste eeuw scharen zich rond dit konflikt. Ons, Vlamingen, valt het niet moeilik partij te kiezen: wij weten wat vreemde kultuurinvloeden voor de autonomie van een land te betekenen hebben. In Rusland reeds zijn de hogere kringen aangetast, omdat juist daar verderfelike zijden van onze Europeese levensbeschouwing zich sinds lang deden gelden. Steeds gaat het volk een weg, die alle eigen-aard eerbiedigt en die de principes van het eigen land huldigt. Het oude, kerngezonde Rusland leeft nog ongebroken voort in de ruwe volkszeden en reeds daaruit mogen we tot zijn prestige als toekomstvolk besluiten. Zijn degelik innerlik leven, zijn demoed en zijn geloof kunnen best opwegen tegen de oppervlakkigheid, de hoogmoed en het atheïsme van het Westen. Het mag een gelukkig volk genoemd worden, datgene dat nog artiesten bezit, die uit zijn midden gegroeid zijn en het steeds liefhebben. Zij weten waar het heil van dat volk verscholen zit en hun grote levensdaad is het, het bewustzijn van eigen kracht wakker te houden. Het Rusland van de negentiende eeuw telde er zo vele. Zijn dichters en musici geloofden in de wondere, sluimerende krachten van het ras; hun woord deed het Russendom tot een bewust iets ontluiken, in hun werk lag de aanbraak tot een volledige geestelike emancipatie. Opvallend is het dat dit ontwaken van het volk, het afschaffen van de lijfeigenschap en de vrijmaking van de boei van zijn grond ook de heropbloei van het volkslied betekende. Het scheen zo lang in de harten te hebben gesluimerd, maar ook dat volk van onontwikkelden had de poëzie in al haar frisheid bewaard en de toondichters hoefden ze maar | |
[pagina 234]
| |
van hunne lippen te plukken, ze in hun eigen gemoed op te nemen om ze dan als een kostbare plant opnieuw wortel te zien schieten in het leven. Gans de Russiese volksziel met al haar tegenstrijdigheden, haar sluimerende passie, haar demoed, haar diep-ingewortelde mystiek, haar zachte droefgeestigheid, haar resten van Tartaarsche woestheid heeft zich ongekunsteld uitgesproken in het volkslied. Er bestaat niets geschikter tot kennismaking met het emotieve leven van de Groot-Rus dan zijn talloze liederen. Zij zijn de geschiedenis van het volk door het volk zelf. Van huis uit is het Russiese volk rijk aan volksliederen en -dansen, waarin zich zijn muziekale voorstellings-drang uitte en waarin het onbewust zijn gans wezen, zijn intiemste gevoelens wist vorm te geven. Het hart van het ras klopt in die primitief-eenvoudige liedjes, die eeuwen oud zijn en ons anoniem bereikten. Er leven bij de Rus talrijke heidense gewoonten en gebruiken voort, die vele eeuwen Christene beschaving niet bij machte zijn geweest te doen verdwijnen. Hun zeden stammen uit hoge oudheid en de grote geestelike eigendommen van het volk, zoals de taal, de oude sagen, de natuurmythen en ook wel de nu nog algemeen verspreide verering van de natuurelementen leggen levendige getuigenissen af voor een oeroude, aangeërfde kultuur, waarvan de oorsprong terugreikt tot in de duistere eeuwen van het heidendom. Ook het volkslied is een geestelik pand van primitief Russies leven. Sedert verre en donkere tijden bloeit de nederige bloem der volkspoëzie voort. Elke eeuw vervormde ze en paste ze aan. Tndien zulks ook geldt voor het volkslied van andere landen, ja, zo er zelfs een niet te ontkennen gelijkenis te bespeuren is tussen de muziekale folklore van verschillende rassen, zo elk volk zijn ziel in het lied uitdrukte en het beeld realiseerde van zijn gevoelsleven, dan is dit voor Rusland niet voldoende. Wel voert de muziekale folklore van Rusland een scherpe omlijning aan van de aanblik van de streek, wat overigens voor andere, alhoewel niet zo intens, ook het geval is, maar in Rusland is het volk alleen de getrouwe bewaarder van de histories-nationale en traditionele instellingen. Het heeft daar niet afgebroken met zijn verleden, wiens erfdeel het dorp met vroomheid behoedt; en het volkslied is ginder een | |
[pagina 235]
| |
wezenlik en werkdadig element in het boerenleven, waarmee het vergroeid is. Zooals bij ons in de Middeleeuwen oefenen legenden, sagen, volksfeesten en -dansen nu nog dezelfde invloed uit op sociaal gebied: zij helpen mee tot een nauwer aaneensluiten van het volk. Wat Schumann zei over het volkslied is voor Rusland vooral zeer waar: ‘die volksliederen zijn een mijn van de schoonste melodieën en zij openen ons de blik in het karakter van de natie.’ De melancholie is het specifieke van het Russiese volkslied. Die essentieel-Slaviese gemoedstoestand ligt aan alle melodieën ten gronde en verleent hun een eigenaardig en heel bizonder karakter. ‘Wij zingen op een zeer droevige manier: een lange, melancholiese klacht, zo is het Russiese lied,’ zegt Poesjkien. Melancholie vinden we terug in de dans-begeleidende liederen, bij de soldaten- en boerlakzangen en natuurlikerwijze in de klaagzangen en de bruiloftsliederen, want de jongelui beklagen en troosten de jonggehuwde, daar het gebruik wil, dat ze weent, het aangezicht in de handen verborgen. Zelfs de lustige khovorod-melodie spreekt een zekere wemoed uit. Daardoor is ze echt-Russies, want het geluk van de Rus veronderstelt immer een beetje droefgeestigheid. Zeker is het dat, in Rusland ook, die liederen niet het werk zijn van een collectiviteit, maar wel van een geestelik-bevoordeeld individu uit zijn midden, die gans doordrongen was van het sentimentele leven van zijn volk. Maar de massa heeft spoedig wat als 't ware voor haar behoefte en uit haar gemoed werd gedicht tot gemeengoed gemaakt, omdat het zo wonderwel beantwoordde aan al haar intieme betrachtingen. Het volk deed elk lied min of meer beduidende veranderingen ondergaan, voegde er aan toe of liet er uit weg, naar gelang van zijn gevoelens, met een woord, het paste zich de melodie aan. Zo werd het volkslied door de eeuwen heen het werk van duizenden en kon het al zijn oorspronkelike frisheid daarbij behouden. Dit deed een dichter van het Russiese land vragen: ‘Waar toch hebben jullie die liederen gehaald? Vielen ze uit de hemel? Of stegen ze op uit het woud?’ Is het niet een wonder iets, dat te midden van de grootste materiële ellende en de ruwe zeden van de plattelandsbevolking, de ontzaglike schat van volksliederen welig kon tieren en met de | |
[pagina 236]
| |
betekenis van een dieper innerlik leven ook het mystieke lyrisme van de ganse natie wist levendig te houden? Lange tijd heeft het volk zijn voorstellingsdrang in geen ander uiting kunnen genoegdoen. Ook kon geen gebeurtenis van enig belang in het leven van de landman voorbijgaan zonder dat er een liedje aan verbonden was: het lied is innig aan het Russiese volksleven gehecht. We zegden reeds, dat met het volkslied de mooiste bijdrage geleverd werd tot kennis van de volkspsyche. Het zou inderdaad mogelik zijn zonder ander materiaal dan de schat van volksliederen, alle elementen van het volksleven te reconstrtueren. Zij kristallizeren alle eeuwige gevoelens: liefde en haat, vreugde en smart, natuur- en collectief gevoel. Olenien heeft een bundel samengesteld met liederen uit het distrikt Rjazan onder de titel: Khata (De hut). Ze bezingen de verschillende gebeurtenissen uit het leven van een vrouw. Hetzelfde zou kunnen gedaan worden voor het boerenleven van Groot-Rusland, want wie een verzameling volksliederen openslaat, ondervindt dadelik een zekere kontinuïteit. Van zijn geboorte af tot zijn laatste levensdag vindt de Rus liederen op zijn weg. Nabij de wieg zingen tandeloze oudjes sussende sluimer-liedekens, spelende kinderen verlevendigen hun spel met naïeve, kleurrijke wijsjes; alle Russiese minnen kennen - nevens een oneindig aantal sprookjes - tal van liedjes, die het weerspannigste kind spoedig weer opgeruimd stemmen. Bij zoele zomeravonden verenigen lied en dans de jongelui op de dorpsplaats. Alle meisjes en jongens zingen te gaar, de zware botten doen de harde grond beven, terwijl een paar van de stoutmoedigste uit de groep treden en de tekst van het lied figuurlik voorstellen. Wanneer de winter daar is en de vrouwen het vlas spinnen, terwijl de mannen op de hoge kachels liggen en toekijken, zijn het de in koor gezongen liederen, die de avonden kort maken en wat van de nijpende armoede doen vergeten. Maar niet alleen de nood drukt neer, ook het werk is aftobbend. De korte zomer dwingt tot zenuwachtig en overhaastig werk en als de oogst wordt binnengehaald, geven de mannen hun vreugde lucht: de Russen bezitten prachtige oogstliederen. Maar het schoonst zijn de liefdeliederen: verborgen, onbegrepen of versmade liefde, zalige en beantwoorde | |
[pagina 237]
| |
affectie: alles aanleiding tot innige en zachte bekentenissen. In de liefdeliederen vooral is het dat we het beste, het diepst-verborgen en het tederste van de Russiese ziel moeten zoeken: zij zeggen aangrijpend, zalig of wrang, de grote zaak van het leven. Let op de nu eens droefgeestige, dan weer plots dartele stemming, de grillige gang van de melodie of haar slepend-Oosters silhouet. ‘Bij ons, zegt Glinka, gaat de liefde altijd gepaard met een zekere droefheid. Ons wemoedig Russies lied is zonder twijfel een kind uit het Noorden, misschien ook wel een beetje van Oosterse afkomst.’ Over 't algemeen zijn de Russiese volksliederen van de grootste eenvoud en zit de melodie gevangen in een kleine intervalafstand. Sommige bewegen zich binnen een kwart of een kwint. Cui meent daaruit tot hun hoge ouderdom te mogen besluiten. Wat meer is: al die thema's zijn kort; soms tellen ze maar twee maten, die naar de eisen van de tekst meermaals herhaald dienen te worden. Maar daarbij en misschien juist daardoor vertonen ze een zeer bonte verscheidenheid en een zo perfekte, zuivere vorm. Het reinste dichterlik gevoel en de meest spontane lyriek spreken uit die liederen, die slechts enige noten tellen en wier plagaal- of phrygiese kadans een vingerwijzing is voor hun verwantschap met de liturgiese melodiek. Want het lijdt geen twijfel, dat de antieke toonaard van het volkslied ook die van de orthodoxe kerkzang is. In de katholieke landen van Europa ontstonden de meeste volksliederen pas na de Gregoriaanse zang. Het volk toonde zich hier een geniaal adaptator, meer dan een spontaan schepper. Hier leverde de kerkmuziek het materiaal voor het volkslied, dat door een belevend ritme voortaan een eigen weg zou gaan. In Rusland was het omgekeerde het geval: het volkslied leefde er reeds voor het invoeren van de orthodoxie, dus zeker voor de Hymnen en het komt dan zeer natuurlik voor, dat de liturgie haar goed nam waar zij het vond, nl. bij het volkslied. Kenschetsend voor de Russiese volkskantilene is de harmonie. Deze is van een rudimentaire oorspronkelikheid. Het zal ons niet vreemd schijnen, dat deze instinktieve harmonie onze strenge regels helemaal niet kent, echter wel dat onze theoretici nooit rekenschap hebben gehouden met de intuitieve, maar altijd fijngevoelige polyphonie van 't volk. Zo zullen wij | |
[pagina 238]
| |
in 't Russiese lied mooie opeenvolgingen van kwinten vinden, die men ons zo streng verboden heeft van de eerste harmonieles af. Hier leeft het muziekaal instinkt zich gans uit: hier spreekt alles van leven, van vrijheid, van waarheid. De Rus geeft zich hier helemaal, met ziel en hart, met zijn zin voor schoonheid en waarheid. Hij leeft drievoudig wanneer hij, zichzelf begeleidend met de aloude balalaika of met de bandoera, zijn lied voordraagt, waarvan de rhytmiese en de tonale vrijheid zo wonderlik met zijn temperament overeenstemmen. Wij hebben er reeds op gewezen, dat de Russen hun volksliederenschat gaaf hebben weten te bewaren: zij zijn ook het enige volk dat nu nog rapsoden kent. Voor de geschiedenis van de volkspoëzie is zulks van groot belang. In den beginne waren de meeste volksliederen doorgaans van epiese aard: de oudste zijn balladen of epen. Pas in latere eeuwen drong het lyrisme door en verdrong zelfs het epos. Bij de Russen nu, leeft de gezongen epiek steeds voort: de rapsoden zingen nu nog de bylienen of heldendichten op melopeën van eigen uitvinding. Die rapsoden zijn zelfs geen beroepszangers. Meestal zijn ze rondreizende werklieden, die noch lezen noch schrij ven kunnen, wat niet belet dat sommigen onder de werkelik grootste artiesten mogen gerekend worden. Zonder de minste techniese vaardigheid, alleen geleid door een gezond muziekaal instinkt, bereiken zij een ongewoon mededelings-vermogen. Door mondelinge overlevering leerden zij de talrijke verzen van de bylienen en zij gaan van het ene dorp naar het andere en zingen voor een paar kopeken de boeren hunne oude zangen voor. Sommige rapsoden verwierven in Rusland naam, niet alleen als zanger, maar zelfs als scheppend artiest: zoo Rjabinien. Een van zijn rapsodenzangen kon Moessorgskiej's aandacht vestigen: hij zag er geschikt materiaal in voor een van de tonelen van zijn ‘Boris Godoenof.’ Als traditionele liederenbewaarders mogen we de Oud-gelovigen niet stilzwijgend voorbijgaan. Toen op het einde der zestiende eeuw de patriark Nikon de herziening van de Heilige Schrift beval en hervormingen in het ritueel wenste in te voeren, ontstond daardoor een scheuring in de Russiese kerk: talrijke gelovigen traden als raskolniekiej (i.e. dissi- | |
[pagina 239]
| |
denten) uit de gemeenschap. Zij stonden er op, dat alle geestelik goed on verminkt zou bewaard blijven en hun eerbied voor de traditie werd tot fanatisme. Het ancestrale weefsel van de volkskantilene vond bij de Oud-gelovigen een zekere beschutting. Wie wil nagaan het ontstaan en de ontwikkelingsgang van de Russiese muziek in de vorige eeuw, die in een tijdverloop van nauweliks een dertigof een veertigtal jaar een zo ongemene bloei beleefde, mag het aandeel van de volksmuziek en van de orthodoxe kerkzang hieraan niet onderschatten. Mikhaël Iewanowietsj Glinka, die in 't begin van zijn artistieke loopbaan met talrijke invloeden had te kampen en ten slotte zou gaan italianiseren, was de eerste die tot het besef kwam van de noodzakelikheid van een nationale muziek, waarvoor de elementen bij het volk dienden gezocht te worden. Glinka's idee kon wel niet helemaal tot rijpheid groeien, maar de eerste stap was gedaan. De jongere toondichters legden zich niet alleen toe op de studie van het volkslied, maar zij schonken ook al hun aandacht aan het volk zelf. Zij legden hun oor aan zijn borst en luisterden ontroerd naar zijn hartkloppingen. Zij gehoorzaamden aan de stem van het bloed en lieten zich leiden door zijn geniale intuitie. Voor hen drong zich een eerste noodzakelikheid op: hun waardering van de aloude volkmuziek voerde hen er toe met vroomheid bijeen te zoeken wat het volk daarvan nog bezat. Verheugd konden zij konstateren, dat het aantal levende volksliederen alle verwachting overtrof en dat de levenskracht van het lied in 't geheel niet aangetast bleek te zijn. Het zeer grote aantal liederen, die uit de volksmond konden opgetekend worden, bracht het bewijs aan voor de gezonde muziekale aanleg van het ras. Dit alles deed de generatie van de zestiger jaren geloven in de rol die Rusland ging vervullen in de geschiedenis van de muziek. Maar geen van hen koesterde een zo blind vertrouwen in de zending van de Russiese muziek als de enige Moessorgskiej. Hij had zijn land zo innig lief, dat hij met Plesjtsjejef kon zeggen: ‘Ellendige natuur van mijn land, ik heb je lief... Opengereten akkers, gouden aren op de velden, stille plechtigheid van de onmetelike, wijde stromen, geheimzinnig-ruisende wouden, gewijde vrede van de arme gehuchten... ik | |
[pagina 240]
| |
heb je verstaan.’ Voor hem was Rusland alles. Buiten de natuur, het volk en de geest van zijn land zou zijn werk eenvoudig niet denkbaar zijn, zo intiem is het met de physionomie van Groot-Rusland vergroeid. Want het mag niet uit het oog verloren worden, dat Moessorgskiej Groot-Rus was en als dusdanig voelde. Zijn sympathie ging steeds naar de Groot-Russiese moezjiek, die hij beschouwde als het type van de ware mens, de mens van hoge morele waarde. Vertrouwd als hij was met het volksleven, besefte hij, dat zijn karakter en zijn zedelike instellingen meer betekenis hadden dan in welk ander land ook. Hij kende het histories verleden van zijn volk en geloofde in zijn prachtige toekomst. Hij zag de wondere kracht, die het volk overal aan de dag legt: in zijn spreken en zijn zwijgen, in zijn werken en zijn bijna spreekwoordelik geduld, waarmee het bovenmenseliks verricht in het doorstaan van het leed. Moessorgskiej zag de plattelandsbevolking leven in eigen kring, in zijn doipen, op zijn akkers, in zijn dompige izba's. De scheppende kracht, de zekere smaak en de artistieke aanleg van die eenvoudige boeren deden zijn sympathie omslaan in grote, diepe, bijna fanatieke liefde. Midden in dit rustige en vrome leven van de ‘krestjaniens’Ga naar voetnoot(1) kon de artiest zich veilig voelen. Zijn hart klopte samen met het warme, open hart van heel zijn volk. Voor hem was het duidelik, dat zijn leven zou gewijd zijn aan het bezingen van dit grote volk, van zijn verborgen leven, van zijn eindeloos medelijden en zijn spontane mensenliefde. De sterke persoonlikheid van de musicus doorzag met scherpe blik de Russiese mens en vermoedde het Goddelik-Eeuwige, dat zich in hem verscholen houdt. Gans een artiestenleven zou hij gebruiken om het aan de mensen mede te delen. Daarin nu bestaat Moessorgskiej's ontzaglike artistieke kracht: enerzijds verschanst hij zich voor elke vreemde invloed, anderzijds reduceert hij de techniese mogelikheden tot een minimum. Ziedaar twee beperkingen, die hij zichzelf oplegt, maar die hij onvoorwaardelik nodig acht om zijn artistieke visies te verwezenliken. Als artiest was het voor Moessorgskiej een levenskwestie Rus te zijn uit een stuk en te blijven. Alleen daardoor scheen het hem mogelik de grote | |
[pagina 241]
| |
zaak van zijn leven te dienen: de tolk te zijn van de Russiese ziel. Moessorgskiej is dan ook van het volkslied en van de liturgiese muziek uitgegaan. Zijn werk echter wortelt diep in de Russiese aarde, wier voedende sappen het tot een welig-bloeiende plant hebben doen opschieten, het land gelijk. De volkskantilene en de kerkmelodie zijn de aandrift voor zijn scheppen geweest: de wetten voor ZIJN techniek zijn daaruit gegroeid en de esthetiese leefregels uit beider resultaten opgebouwd. Moessorgskiej wendde, zoals Emerson zegt, ‘die symbolen aan, waarmee zijn tijd en zijn land vertrouwd waren, om zijn verbreed gevoel aan zijn landgenoten mede te delen.’ In de onuitputtelike folklore van zijn volk zocht hij de elementen, die zijn gemoed verlevendigden en omdat hij van zijn vroege jeugd af de geur van de volksmelodie had ingeademd en de polsslag van haar rhythme had gevoeld, verstond hij het aan de golvingen van zijn eigen melodie die pittigheid te geven, waaraan zij haar op zichzelf bestaand prestige dankt. Hij was een van de uitzonderlikste scheppers van ware volksmuziek in de meest verheven zin van het woord, zooals de hele muziekgeschiedenis nauweliks een twede zou kunnen aanwijzen en als dusdanige is Moessorgskiej's verschijning enig. Gans zijn werk huldigt ‘het dienstbaar-maken van nationaal-eigen elementen der volksmelodie aan een bewust-nationaal gevoelde kunst.’ Moessorgskiej is voor onze tijd de geniale opvolger van de onbekende en anonieme volksdichter uit 't primitieve en middeleeuwse Rusland. Zijn werk is het getrouwste beeld van zijn volk en zijn diepe menselikheid. Alle extremen, die de volksziel vertoont, haar zwaarmoedigheid en haar goedheid, die een erfenis zijn van Slaviese aard, het wrede cynisme van de Aziatiese zwerversvolkeren, haar zwakheid voor de verzoeking, haar zinnelike neigingen naast haar mystieke betrachtingen, haar stille gelatenheid voor de dood: allemaal uitingen van de Russiese eigen-aard, die in het werk van Moessorgskiej voor goed vastgelegd zijn geworden. Zo verkondigt ons Moessorgskiej de boodschap van het Russendom: hij wist er van de goddelike zending, die zijn | |
[pagina 242]
| |
apanage is en vermoedde de rol die het te vervullen zou hebben in de toekomst van de hele mensheid. Zijn naam is voor ons een symbool geworden: het symbool van de lijdende volksziel, aan wier mysterie hij de diepste verborgenheden wist te ontrukken. Langs het Russendom heen hechtte hij zijn wezen aan het Eeuwige vast en met een elementaire kracht borrelde uit zijn half-barbaars gemoed het levende oerkrachtige lied op. Het ‘Heilige Rusland’ wordt ons veropenbaard: van nu af begrijpen wij het wezen van zijn goedheid, zijn grondeloze tederheid en medelijden, dat gindei niet langer het voorrecht is van enkelingen. Moessorgskiej is de bemiddelaar tussen ons en dit wondervolle land, waar ware mensenliefde in de ruimste zin nog immer levend is en waarheen wij, armen, verbeidend in het duister, hoopvol het aangezicht keren, wachtend op de schitterende ster, die uit het Oosten zal lichten.
April, 1921. ANDRE M. POLS. |
|