De Vlaamsche Gids. Jaargang 11
(1922-1923)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |||||||||||
StikgassenIn April 1915 werden te Steenstraete de Canadeezen, Fransche Zouaven en Belgische Grenadiers door een verstikkend gas aangevallen, dat vele slachtoffers maakte, en een oogenblik het geallieerde front op die plaats aan het wankelen bracht. Toen werd weer eens door Duitschland bewezen wat daar verstaan werd door eerbied voor het verpande woord. Door het verdrag van Den Haag, van 29 Juli 1899, gingen al de Europeesche landen de verbintenis aan, in geval van oorlog, geen gebruik te maken van giftige stoffen of verstikkende gassen. Het is dus geenszins te verwonderen, dat de Bondgenooten niet voorbereid waren op het gebruik van verboden wapens en dat ze opeens voor eene moeilijkheid stonden, die eene onmiddellijke oplossing eischte. Men moest geen zeer ervaren scheikundige zijn, om te weten dat het gas, door de Duitschers naar onze manschappen gejaagd door tusschenkomst van den wind, chloor was, een groenachtig, zwaar gas, dat elk, die middelbare studiën deed, heeft zien bereiden, of zelf bereid heeft. Maar de meeste manschappen waren niet in dat geval, en zagen in het nieuwe wapen iets geheimzinnigs, iets zoo onverwacht, dat hun vertrouwen zich wel wat geschokt gevoelde. Gelukkig echter, dat naast het wapen ook het weermiddel bij de hand lag. De eerste gasmaskers waren van uitersten eenvoud: gewoon katoengaas, gedrenkt in eene oplossing van natriumhyposulfiet, een zout, gekend door alle amateur-fotografen. Eenmaal dat de manschappen wisten en ondervonden dat er middel bestond om zich op degelijke wijze te beschermen tegen gasaanvallen, mocht men zeggen dat de Duitschers hun doel gemist hadden: door verrassing en ontmoediging onzer soldaten een zegepraal behalen. | |||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||
Waarom hadden de Duitschers nu juist chloor gekozen als stikgas? Omdat ze er een overgroote hoeveelheid beschikbaar hadden. De electrolyse van keukenzout (natriumchloride), ter bereiding van bijtende soda (natriumhydroxyde), in tal van nijverheden gebruikt, laat als veel minder bruikbaar produkt, chloor achter. Hoe grooter de vraag naar bijtende soda werd, hoe meer de ‘stock’ van het weinig gebruikte chloor aangroeide. Deze werd een ‘bal aan 't been’ der fabrikanten, tot op het oogenblik dat de nijverheidstoepassing gevonden werd: chloor gebruiken als oorlogswapen. Van dit oogenblik af zijn we, gedurende heel den oorlog, getuige van een nieuwen ‘strijd tusschen kogel en pantser’, in het onderhavig geval, tusschen gas en masker.
* * *
Het jagen van een gaswolk naar de vijandelijke loopgraven is geen gemakkelijke zaak. Het aan te vallen front mag niet te klein zijn, zooniet zijn de mogelijke uitslagen van onvoldoend belang, om ze uit te baten. Laten wij een aanval veronderstellen op 10 km. front. Het chloorgas, in vloeibaren toestand, wordt vervoerd in ijzeren flesschen van ongeveer 30 kg. gewicht, ledig, en 60 kg. gevuld. Alle 25 meter moet een stuwpost zijn. Dat maakt 400 stuwposten voor het aanvalsfront. Elke flesch is geledigd op ongeveer 4 minuten tijds, en een aanval moet minstens een uur duren. Elke post moet dus 15 flesschen ledigen. Totaal 6000 flesschen of 360.000 kg. in gewicht, te brengen in de eerste lijnen, op den rug der manschappen, meestal des nachts, om de aandacht niet te wekken. Er valt op te merken, dat daarvan 180.000 kg. dood gewicht uitmaken. Bij deze overgroote moeilijkheid komt nog het feit, dat de aanval heelemaal afhankelijk is van de windgesteldheid, en dus nooit kan plaats hebben naar beliefte of behoefte van het legerkommando. Deze en nog andere ongemakken zijn van zulken ernstigen aard dat het gebruik van gaswolken al spoedig vervangen werd door andere aanvalsmiddelen. Van Fransche zijde werd hoogstens een twintigmaal een gaswolk naar de Duitsche loopgraven gezonden. | |||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||
* * *
Van het oogenblik dat de Duitschers dit nieuwe wapen in handen hadden genomen, waren de Bondgenooten in de verplichting het recht van wedervergelding toe te passen en ‘gas voor gas’ als leuze te nemen. In beide kampen werd nu een systematische studie gemaakt in het arsenaal der scheikunde, om al de producten op te sporen, welke bij geval als wapen zouden kunnen dienst doen. Zulke producten moeten aan bepaalde eischen voldoen, om als oorlogsgas van nut te zijn.
Het aantal stoffen welke deze voorwaarden vervullen is niet zoo talrijk als men zou meenen. De beroemdste scheikundigen van al de oorlogvoerende landen hebben de reeksen van tientallen duizenden anorganische, maar vooral organische producten doorzocht, om hunne keus te beperken tot hoogstens een twintigtal. En het zal waarschijnlijk vele lezers verwondering baren, dat de meeste dezer stoffen niet gasvormïg zijn, maar wel vloeibaar of zelfs in vasten toestand. Waarun, blijkt dat de benaming ‘stikgassen’ eigenlijk verre van juist o is: ze dagteekent van begin 1915, toen de eenige gebruikte stof chloorgas was, en ze heeft burgerrecht verkregen.
* * *
Nadat men tot het besluit was gekomen, dat de gaswolken niet de gewenschte uitslagen opleverden, heeft men obussen met de verschillende producten gevuld. | |||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||
Een gasobus verschilt van een gewone obus enkel hierdoor dat het grootste deel explosief vervangen is door eene andere schadelijke chemische stof. Een gewone obus bestaat uit het kopstuk én het lichaam. Het kopstuk dient als aansteker voor hetgeen zich in het lichaam bevindt. De meeste explosieven zijn van zulken aard, dat ze in gegoten toestand zeer moeilijk ontploffen: men kan ze niet genoeg schokken opdat ze in gassen zouden overgaan. Zoo mag b.v. op gegoten meliniet met een hamer geslagen worden zonder vrees voor ontploffing. Hoe geraakt men er dan toe een obus, met meliniet geladen, te doen ontploffen? Zij vooreerst geweten dat eene ontplofstof in gepulverden toestand veel gevoeliger is. Men regelt dan de zaken zoo dat de zeer gevoelige slag (kwikfulminaat) welke ontploft als de obus een weerstand ontmoet, ook eene hoeveelheid gepulverd meliniet doet ontploffen, dat op zijne beurt de gansche gegoten lading in beweging brengt. En een gasobus? Hierin is de gegoten lading vervangen door vloeistof. Het gepulverd explosief heeft kracht genoeg om de obus als eene flesch te ontkurken, 't is te zeggen, om kop en lichaam te scheiden, en ontwikkelt eene genoegzame hoeveelheid warmte om de vloeistof in dampvorm te doen overgaan. Zoo zijn een vijf en twintigtal gram gepulverd meliniet voldoende voor de ontploffing van een gasobus van 75 mm. (Meliniet is de Fransche benaming, gegeven aan eene organische stof, ook in geneeskunde gebruikt: het zoogenaamde picrinezuur - acide picrique. De Engelschen noemen het Lydite, de Japanners Shimose.) Hier een studie maken van de verschillende organische producten, door de oorlogvoerenden gebezigd, zou ons natuurlijk te ver leiden en ons verplichten diep in het arcanum der chemie door te dringen. We zullen evenwel trachten, zonder te veel halsbrekende termen te gebruiken, een hoekje van het gordijn op te lichten.
* * *
De Bondgenooten bevonden zich in een alles behalve benijdenswaardigen toestand, toen de Duitschers hunne overmaat van chloor kwistig over het front strooiden: ze konden niet | |||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||
met gelijke wapens antwoorden. Om stand te houden was het dus noodzakelijk, in het kortst mogelijk tijdsbestek beschermingsmiddelen en aanvalsgassen te bereiden. Een enkel cijfer: van Augustus 15 tot Januari 16 werden in Frankrijk 4.500.000 maskers vervaardigd van hetzelfde type. De volgende maand werd een nieuw type aangenomen, waarvan tot, aan den wapenstilstand 30.000.000 exemplaren aan de Fransche en Belgische soldaten werden uitgereikt. Laten wij niet uit het oog verliezen dat de bescherming pas moest houden met het gebruik van nieuwe stoffen. De moeilijkheid ware ineens opgelost geworden, hadde men een ‘universeel’ masker kunnen vervaardigen. Zoover was men gekomen bij de Bondgenooten einde 1917, met de maskers A.R.S. en Tissot. De verschillende producten welke gebezigd zijn geworden kunnen in vijf groote groepen ingedeeld worden:
I. - Het type van de eerste groep is chloorgas. Het inademen eener merkelijke hoeveelheid dezer stof verwekt hoest, bloedspuwen, en ophouden der gaswisseling, door het feit dat de longblaasjes zich met vloeistof vullen en geene zuurstof meer tot het bloed laten doordringen. Een ander gas, dat met duizenden tonnen van weerszijden veel ‘bijval’ had, is phosgeengas of carboonoxychloride. Dit organisch product met weerzinwekkenden reuk, tast eveneens de ademhalingsorganen aan, op dezelfde wijze als chloor. Het is 3.5 maal zwaarder dan de lucht, en gasvormig boven 8° Celsius. Voor den oorlog werd het in zeer kleine hoeveelheden bereid (eenige kg.) voor het bewerken van sommige organische synthesen. Van 1916 tot 1918 werden ten behoeve van het Fransche leger alleen 16.000.000 kg. gemaakt. Bedenk de aanpassing, daardoor van de fabrieken gevergd! Het tegenproduct van phosgeen is hexamethyleen-tétramine, gekend in de geneeskunde onder de benaming van urotropine, eene ontsmettingsstof voor nieren en waterorganen. Die | |||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||
stof was dan ook aanwezig in de maskers, zoowel van Duitschers als van Bondgenooten. In elken leergang van scheikunde is de eerste groep van bestudeerde lichamen de groep der halogenen of zoutvormers: fluoor, chloor, broom en jood. Welnu, de meeste oorlogsproducten bevatten een dezer stoffen, en het schijnt wel dat het hunne tegenwoordigheid is, welke de agressiviteit van het product uitmaakt, vooral wat betreft chloor en broom. De industrieele bereiding dezer twee elementen heeft de oprichting noodzakelijk gemaakt van electrochemische fabrieken, vooral door witte steenkool in beweging gehouden. In Frankrijk werden aldus 24.000.000 kg. chloor ter beschikking van het leger gesteld. Broom was in het begin van den oorlog bijna niet te krijgen. Amerika heeft er groote hoeveelheden aan hoogen prijs op de markt gebracht. Opzoekingen in Tunisië hebben toegelaten, uit een onderaardsch meer 850.000 kg. broom te trekken en aan goedkoopen prijs naar de fabrieken te zenden. Door de Duitschers werd in groote hoeveelheden als verstikkend gas gebruikt: trichloormethyl chloroformiaat of diphosgeen, eene vloeibare stof met hoog kookpunt, 128°, en zeer onaangenaam van reuk. Het doet terzelfdertijd tranen. Projectielen, tot 21 cm. diameter, werden er mede gevuld. II. - De tweede groep bestaat, zegden wij, uit stoffen welke ware vergiften zijn. Die giften zetten zich vast, hetzij op het bloed, hetzij op het zenuwstelsel, hetzij op het hart. Het type van zulke gassen (in den oorlog niet gebruikt om redenen van practischen aard) is kooloxyde, het geliefkoosd wapen der levensmoede verliefden. Kooloxyde, inderdaad, vormt met de roode kleurstof van het bloed, de haemoglobine, eene vaste verbinding, welke de zuurstof belet zich met het bloed te vereenigen, en dit laatste bijgevolg in de onmogelijkheid stelt zijn rol in het lichaam te vervullen. De Franschen hebben sedert Juli 1916 gebruik gemaakt van een gas, tot die groep behoorend, namelijk Pruisisch zuur, in scheikunde geheeten Cyaanwaterstofzuur. Het gas in zuiveren toestand is een weinig lichter dan de lucht. Om het als oorlogswapen bruikbaar te maken, moest het dus verzwaard worden door middel van andere lichamen. Een zeer | |||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||
goede uitslag werd bekomen met het mengsel: Pruisisch zuur + arsenikchloride + tinchloride + chloroform. - Dit mengsel werd bestempeld met den oorlogsnaam Vincennite. Er werden zoowat 4.000.000 kg. van dat aangename goedje gefabriceerd. III. - Traanverwekkende stoffen zijn zulke, waarvan de dampen, zelfs in uiterst kleine hoeveelheid, de oogslijmvliezen pijnlijk aandoen, zoodat de traanklieren terstond reageeren, en normaal gebruik van het zintuig onmogelijk wordt. Het zijn nochtans niet deze stoffen, welke zoovele ongelukkigen met blijvende blindheid hebben geslagen, zooals men zou geneigd zijn te veronderstellen. De talrijke gevallen van blindheid zijn veeleer toe te schrijven aan de bijtende, blaastrekkende stoffen van de volgende reeks. De eerste traanverwekkers, van Duitsche zijde, waren organische vloeistoffen, Benzylbromide, Xylylbromide en Bromketone, in looden zakken in de projectielen bevestigd. (Die stoffen tasten ijzer en staal aan.) Beide kampen hebben ruimschoots gebruik gemaakt van eene vloeistof, Chloorpicrine of Nitrochloroform, welke tezelfdertijd verstikkend en traanverwekkend isGa naar voetnoot(1). De eerste bescherming bestond in 't opzetten van eenen bijzonderen bril, welke de oogen totaal afsloot. De manschappen moesten dus, in geval van ‘alerte’, én masker én bril voor het aangezicht brengen. Dat duurde te lang. Masker en bril werden dan aan elkaar gebracht. Dan ondervond men dat de waterdamp van de ademhaling het zicht doorheen de glazen totaal belemmerde. Middel werd gevonden daartegen: de glazen inwrijven met eene soort van zeep. Nu werd geklaagd dat glas als oogscherm te gemakkelijk breekt. Het glas werd vervangen door eene soort van celluloïde, cellophane geheeten. Zooals men uit dit eenvoudig voorbeeld kan opmaken, is heel de chemische oorlog van weerszijden een strijd geweest:
| |||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||
Al de fabrieken welke in den chemischen tak van werk vielen, konden in twee wel gescheiden groepen ingedeeld worden: zij die zorgden voor aanval en zij die zorgden voor bescherming.
IV) - Op 10 Juli 1917 werd voor de eerste maal door de Duitschers te Ieperen eene stof gebezigd, onmiddellijk door de manschappen gedoopt als ‘mostaardgas,’ ter oorzake van zijnen reukGa naar voetnoot(1). De stof heeft echter met mostaard niets gemeens, alhoewel reuk en blaastrekkende eigenschappen het doen vermoeden. Scheikundig gesproken is die vloeistof, welke kookt op 218°, Dichloorethylsulfide. Ter oorzake van haar hoog kookpunt verdampt de vloeistof heel traag, en deelt hare blaastrekkende eigenschappen mede aan den grond of aan de voorwerpen waarop ze neerkomt. Zoo wordt die grond voor betrekkelijk langen tijd ‘onbewoonbaar’ en de voorwerpen onbruikbaar. Het hooge kookpunt maakt ook dat de manschappen gedurende uren de weinige dampen, in de lucht aanwezig, inademen, zonder het te weten, want de reuk is waarlijk niet zeer sterk. Onvrijwillig brengen ze het product aan schoenen of kleederen mede in de schuilplaatsen; 5 of 6 uren nadien zijn de slijmvliezen van oog, neus en keel aangetast: lichtschuwheid, neusvliesontsteking, braking en heeschheid openbaren zich. Eenige uren later vertoont de huid roode vlekken, die weldra op brandwonden lijken, en met water gevulde blazen worden. Vele van de producten, in den oorlog gebezigd geworden, werden van 1915 tot 1919 opzettelijk gezocht en bereid. De ypérite was echter sinds 1884 gekend en Sedert begin 1916 was de aandacht der Fransche scheikundigen op dat lichaam gevestigd geworden, maar de brandende eigenschappen werden op dat oogenblik over 't hoofd gezien, en de verstikkende en giftige eigenschappen der stof onvoldoende bevonden. En het zijn juist de brandende eigenschappen, welke de Duitschers aangezet hebben, hunne projectielen met die vloeistof | |||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||
te vullen. Een obus van 77 mm. bevat 700 gr., en een van 105 mm. 1.700 kg. ypérite. Zwaardere projectielen, tot 210 mm., zijn er mee gevuld geworden. Enkele dagen nadat de Duitschers voor de eerste maal ypérite naar onze manschappen hadden ‘gezonden’, werd de onderbroken studie van die vloeistof hernomen en de industrieele bereiding er van aangevat, zoowel van Engelsche, als van Fransche zijde: Pop, Perkin, Job en Moureu hebben de zaak tot een zeer goed einde gebracht. Engelsche cijfers zijn, geloof ik, niet verschenen, maar Fransche statistieken zeggen dat gedurende de drie laatste maanden van den oorlog (Aug., Sept., Oct. 1918) werden gevuld met ypérite, ten dienste van het Fransche leger: 1.200.000 projectielen van 75 mm.; 45.000 projectielen van 105 mm.; 106.000 projectielen van 155 mm. Ziehier, ten titel van inlichting, een uittreksel van eene geheime mededeeling aan de hoogere officieren van het IVe Duitsche leger, onder het bevel van Sixt von Arnim, en door hem geteekend (vertaling): Projectielen met een geel kruisGa naar voetnoot(1) eischen bijzondere | |||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||
... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... Gelukkiglijk wist de ‘vijand’ evengoed als de Duitschers welk nut chloorkalk in dit geval kon opleveren. Diezelfde ‘vijand’ had er ook voor gezorgd dat de manschappen, welke op besmetten grond werk te verrichten hadden, van bijzonder kleedsel en handschoenen voorzien waren. V. - Einde Augustus 1917 verscheen op het oorlogsterrein eene nieuwe soort van projectielen. Sinds het eerste oogenblik waarop gasobussen gebruikt werden, waren de soldaten bij eene ontploffing altijd in staat te onderscheiden of het een met explosief geladen, of een met gas geladen projectiel was. Nu echter werd het onderscheid onmogelijk, en wel om de volgende reden. Een nieuw product, dat arsenik bevat, diphenyl chloorarsine, eene vaste stof, werd door de Duitschers als niesverwekkend element ingehuldigd, in projectielen, welke ontploften alsof ze enkel explosief bevatten. De arsine was opgesloten in eene flesch en deze stond in de obus, omgeven van eene groote hoeveelheid trinitrotolueen als ontplofstof (gewoonlijk T.N.T. voorgesteld.) De maskers in beide kampen gaven geen bescherming tegen | |||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||
dit en andere dergelijke producten, waarvan de physiologische werking was het verwekken van hevig en herhaald niezen, van tranen en van huidverbranding.
* * *
Het voorgaande is, naar onze meening, voldoende om den oningewijden lezer een klein begrip te geven van hetgeen stik-gassen zijn. Hij zal er uit kunnen opmaken dat de tactische regels van oorlog voeren vele wijzigingen hebben moeten ondergaan en dat zelfs nieuwe regels en voorschriften zijn tot stand gekomen. Een voorbeeld zal dit duidelijker maken. Het leger B houdt een positie, vanwaar 't het leger A veel schade kan toebrengen. Het leger A heeft er alle belang bij B uit die positie te verjagen, maar wenscht de positie om andere redenen zelf niet te bezetten. Leger A zal de positie voor B onhoudbaar maken, met er een regen van ypérite-projectielen op te strooien. Wenscht A integendeel de positie zelf te bekleeden, dat zal het phosgeen of chloropicrine of trichloormethylchloroformiaat gebruiken. Ypérite verdampt zeer traag en de andere stoffen zeer snel.
* * *
Vooraleer te eindigen, nog een woordje over rookverwekkers en brandbommen. Het is soms van het allergrootste belang, te weten waar juist eene bom barst. Daartoe voegt men bij hare lading eene stof, welke een hevigen rook verwekt bij hare verbranding en aldus de plaats verraadt waar de ontploffing zich voordoet. Bij de Duitschers werd daartoe vooral gebruik gemaakt van een mengsel van roode phosphoor en arsenik, bij de Verbondenen tinchloride en arsenikchloride. De Duitschers maakten ook gebruik van verplaatsbare toestellen, waarmede zij echte gordijnen van dichten witten rook maakten, dienende om tijdelijk iets te verbergen. Zij heetten het toestel ‘Nebeltopf’ en de voortgebrachte rook was zwavelanhydride of ongeveer vitriool in gepulverden toestand. | |||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||
Om brand te verwekken lieten de vliegeniers brandbommen vallen op - soms naast - het doel: houtstapels, magazijnen, munitieparken, enz. Die bommen bevatten gewoonlijk twee stoffen: eene die brandt en eene die sneller doet branden en aldus meer hitte voortbrengt. Zoo kan men koppelen: vaseline of paraffine met kaliumchloraat; aluminiumpulver met kaliumbichromaat, enz.
* * *
Wij hebben in deze regels niet gestreefd naar volledigheid, maar naar eenvoud. Wij hopen daarin geslaagd te zijn.
R. DE ZUTTERE, Dr. Sc., ex-scheikundige bij het Belg. veldleger. |
|