De Vlaamsche Gids. Jaargang 11(1922-1923)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Uit ‘In Memoriam G.H. Bruinsma’ I. Hij was een minnaar van de melodie, de maat, En levenswaarheid, zooals zij te lezen staat In de verscheidenheid van 't menschelijk gelaat; Geen dierf rond zijn gemoed met ijdle woorden spelen: Waar naar de ziel gegrepen wordt, daar vluchten velen, Doch geen kon voor zijn oog zijn echten aard verhelen; Hij was een zwijger, doch, gij allen, die soms rond Het licht van zijnen blik op 't woord te wachten stondt, Weet dat zijn rijk gemoed steeds de echte woorden vond. Niets kleins kleefde aan dien man, die heeft zijn brood gegeten In 't zweet zijns aanschijns, wijl zijn ongerept geweten In diepten schouwen dierf, die mindren deinzen deden; Hij had 't wrang leven lief, in eenvoud goed en groot, Hij gaf met volle hand en nam wat 't lot hem bood, Doch eenzaam moest hij zijn, eenzaam tot in den dood. [pagina 49] [p. 49] II. De zondagtafel staat gedekt, De zomermiddag zwijmt van geuren; Mijn hond ligt schuldloos uitgestrekt; De liefde in huis is zacht aan 't neuren; 'k Sta in mijn tuin, bevreesd bijna Om stil geluk, te diep voor 't peilen: Van op de hoogte waar ik sta Hoor ik den wind in verre zeilen Van die op zoek zijn naar een haard, Naar een geliefde, of vriendenhanden, Naar 't oogenblik dat men, vergaard, Beloften leest op 's levens wanden. De uur is te vol, kreeg ik te veel? Die zomerlucht hangt al te vredig. Leven, ik ook droeg 't zware deel: Aan tafel blijven plaatsen ledig. FIRMIN VAN HECKE. Vorige Volgende