| |
| |
| |
Korte schets der geschiedenis van Ninove.
Te midden van vette weiden, in eene effen vlakte, spreidt Ninove zich uit op den linkeroever van de Dender. Een weinig stroomopwaarts van de stad, nadat zij Pollare verlaten heeft, splitst de rivier zich in twee armen, die bij den Kloostermeersch, aan het zuid-oostelijk uiteinde der stad, weer samenloopen, en onderling verscheidene eilanden vormen. De linkerarm heet de Molen-Dender; rechts omvat een andere vertakking, de Hellegracht, in hare kronkelingen den Cranenmeersch en de Burchtweiden. Een tamelijk aanzienlijke beek, de Beverbeek, die uit Oelter komt, doorloopt de stad van noord-west tot zuid-west en werpt zich in de Dender, een weinig stroomopwaarts van den samenvloei der rivier met de Molen-Dender; de Paardebeek, die vroeger de Beverbeek in betrekking stelde met de Molen-Dender achter de zuidelijke huizen van de Graanmarkt, is thans opgevuld en verdwenen.
De naam Ninove verschijnt voor de eerste maal in 822, onder den vorm Neonisio in pago Bracbatinsi, namelijk in eene oorkonde van Keizer Lodewijk den Vrome, ten voordeele der abdij van St-Amand-les-Eaux op de Scharpe. Doch zeker is 't dat dit domein of villa een veel ouder bestaan heeft. De vestiging der Romeinen in de vallei van de Dender getuigen de talrijke vondsten van potwerk, van wapens en van munten, van Moerbeke bij Geeraardsbergen af tot Mespelare bij Aalst toe. Andere voorwerpen, gevonden aan de poorten van Ninove, te Meerbeke in 1874, bewijzen dat die
| |
| |
vruchtbare streek sinds 't begin der Ve eeuw door de Franken in bezit genomen werd. De groote verkondiger van het Christendom in den Brachbant, d.i. de streek der Bracke of Senne, was Sint-Amand, de vrome raadgever van Sint-Geertruide, de beroemde abdis van Nijvel (gestorven 659). Het klooster van Meerbeke, in 870 door de tractaatakte van Meersen vermeld, was waarschijnlijk eene filiale stichting der abdij van Nijvel. Door het verdrag van Ribemont (Februari 880) werd de Denderstreek, als deel uitmakende van Lotharingen, bij het Duitsche rijk ingelijfd.
Men weet dat de afstammelingen van Renier I er in gelukten, op het einde der Xe eeuw, - ondanks de Duitsche Keizers, - zich weer in 't bezit van hunne Lothringsche erven te stellen. Omstreeks 1025 stond Herman van Ardennen, graaf van Eenhame, een gedeelte zijner leenen aan zijn schoonzoon Renier V af, en zóo vermeerderde deze zijne bezittingen in Henegouwen met gansch den westelijken Brachbant. De graaf van Vlaanderen, Boudewijn IV met den Baard, zag die nabuurschap met leede oogen aan; ook vernietigde hij in 1033 het slot Eenhame, hoofdplaats der hoogergezegde streek. Ja, zijn zoon Boudewijn V van Rijsel veroverde den Brachbant tot aan de Dender, en deed zich die bezitting bekrachtigen, eerst door graaf Herman van Henegouwen en later door den Keizer (1047-1056). Het is waarschijnlijk dat gedurende dien tocht van den Vlaamschen graaf over de Schelde, zijne strijdmakkers aanzienlijke domeinen verworven in dit inbeslaggenomen gedeelte van Lothrijk. Sinds het midden der XIe eeuw vinden wij het geslacht der Kasteleins van Gent in bezit van het allood Bornhem, de voogden van Sint-Baafsabdij in bezit van het allood Dendermonde, en de voogden van Sint-Pietersabdij kregen een groot gedeelte van het graafschap Aalst, zonder den titel Wat Ninove betreft, het schijnt ten deel gevallen te zijn aan zekeren Amelrik. Diens zoon, Amelrik II, zag zijn domein Ninove, vóor 1096, aanvallen door de benden van Boudewijn II den Dikke, van Aalst, die de villa Okeghem plun- | |
| |
derde; doch de heer van Ninove verraste den overweldiger, ontnam hem zijn buit en nam hem gevangen. Deze Amelrik van Ninove wordt dikwerf in de gelijktijdige oorkonden als connestabel van Vlaanderen aangeduid; zóo zien wij hem, onder meer, in 1115 te Atrecht de verwisseling van Testereep bij Oostende met het domein Herlinchove bij Oelter, tusschen graaf
Boudewijn VII Hapken en den abt van Sint-Amand-les-Eaux bijwonen; 't was ook op zijne bede dat bisschop Burchard van Kamerijk (gestorven 1130) de kerk van Ninove van alle geldelijke bijdragen vrijstelde.
Waarschijnlijk was het als een verzoeningspand met het geslacht van Aalst, dat Geeraard I, zoon van Amelrik II, ook bijgenaamd den Connestabel, een huwelijk sloot met Gisela van Peteghem, dochter van Ingelbrecht en dus eene nicht van Boudewijn den Dikke van Aalst. Geeraard was dikwijls in oorlog met de heeren van Boelare bij Geeraardsbergen, wier aanvallen hij afsloeg en wier domeinen hij verwoestte. Gisela schonk hem twee dochters: Mathildis van Ninove, die met Geeraard (II) van Grimbergen huwde, en Ermengardis van Worme, die in den echt trad met Michiel van Boelare, welke insgelijks (sedert 1128) den titel van Connestabel van Vlaanderen droeg.
In 1107 bezochten de monniken van Sint-Amand-les-Eaux, die stoetsgewijze de relikwieën van hun heiligen patroon Vlaanderen dóor ronddroegen, ‘Herlinchove et villa quoe Ninive dicitur.’ Twintig jaar nadien, eene maand na den moord op Karel den Goede, werd Ninove ingenomen door den medestander naar de Vlaamsche kroon, Boudewijn III van Bergen (April 1127), doch reeds op 1en Mei werd het stadje door den erkenden graaf, Willem Clito van Normandië, heroverd. 't Jaar nadien ging Ninove met de rest van Vlaanderen onder de heerschappij van Dirk van den Elzas.
In 1137 besloot Geeraard I, voogd van Ninove (die zijne vrouw Gisela verloren had), op aandringen van den bedienaar zijner huiskapel, kanunnik Boudewijn Wala, eene abdij van Praemonstratensers te Ninove te stichten,
| |
| |
en ontbood zeven broeders uit de Parckabdij bij Leuven. Bisschop Nikolaas van Kamerijk schonk in 1139 een bekrachtigingscharter aan de jeugdige instelling; graaf Dirk van den Elzas nam de abdij onder zijne bescherming en gaf haar de tienden te Herlinchove (1142).
De abdij der HH. Cornelis en Cypriaan kreeg van Iwein van Aalst (gestorven 1146) de kerk van Liedekerke, ten nadeele van de abdij van Jette-Dilighem, hetgeen lange betwistingen verwekte, die alleen door het scheidsgerecht van Sint-Bernard van Clervaux beslecht werden (1146); Geeraard van Ninove trok zich, gansch op 't einde van zijn leven, in de abdij terug en stierf er.
Zijn opvolger, Geeraard (II) van Grimbergen, verre van de abdij te beschermen, dacht er alleen aan deze van hare bezittingen te berooven. Toch kwam er hierin een kortdurende stilstand, waarna hij weer tegen de monniken begon te woeden (omstreeks 1160). En noch de smeekingen van den abt van Sint-Cornelis en van den bisschop van Kamerijk, noch die van Dirk van Aalst (gestorven 1166) konden den toorn afwenden noch de roofgierigheid breidelen van Geeraard en diens vrouw. Geeraard moet erg twistziek van aard geweest zijn; want het jaar nadien werd hij bestookt door de heeren van Sottegem, drie gebroeders, die de stad in brand staken; alléen de abdij werd gered. En sindsdien onderging Ninove verscheidene werven de aanvallen dezer krijgszuchtige naburen.
Op hare beurt werd de abdij ook nog eens geplunderd door Geeraard van Grimbergen en zijn zoon Geeraard, bij de valsche mare dat de toenmalige regent van het graafschap, Philips van den Elzas, zou gedood zijn. In 1165 deed dan ook de jonge graaf aan de kloosterlingen teruggeven wat Geeraard hun ontnomen had en verklaarde zich voogd en beschermer van de abdij. Overigens kwamen Geeraard (gestorven tusschen 1184 en 1190) en zijne vrouw in 't einde tot besef hunner verkeerdheden en herstelden het gepleegde kwaad (1167). 't Is rondom dit tijdstip dat de eerste kloosterkerk, tien jaren vroeger begonnen, voleindigd werd.
| |
| |
Mag men geloof hechten aan eene overlevering, door Sanderus (omstreeks 1637) geboekt, dan zou Ninove in 1194, ten tijde van Geeraard III (gestorven 1200), zijne eerste omheining gekregen hebben, ten gevolge der oorlogen tusschen Hendrik I van Brabant en Boudewijn VIII den Dappere, van Vlaanderen. In 1223 legde Agnes, echtgenoote van Walter van Ninove en Grimbergen (gestorven 1225) den eersten steen van de nieuwe parochiekerk. 't Is te Ninove en omstreken dat de bekende Gillis de Reeuw, in 1214 en 1227, zijne prediking begon van de vijfde en zesde kruisvaarten.
Wij bezitten geene inlichtingen nopens den toestand van Ninove gedurende den strijd van Ferrand van Portugal tegen den hertog van Brabant in 1227. En van den tocht van diens opvolger Thomas van Savooie tegen den hertog, heeft de kroniekschrijver Boudewijn van Ninove alleen de verwoestingen onthouden, door het Vlaamsche leger op de domeinen der abdij van Sint-Cornelis gepleegd (1242). Eenige jaren later, gedurende den oorlog der d'Avesnes en der Dampierre's, werden de omstreken van Ninove erg beproefd: sedert 't jaar 1252 deed Jan d'Avesnes zich het kasteel van Liedekerke leveren, en in 1254 maakte hij zich meester van Geeraardsbergen, terwijl zijn schoonbroeder Willem, koning der Romeinen, zijn kamp bij Brussel opsloeg.
De laatste erfgename der heeren van Ninove, Maria, vrouwe van Grimbergen en Perwez, huwde den graaf van Vianden-in-Luxemburg en had een zoon, Godfried. Deze, in den echt met Alix van Oudenaarde verbonden, verkocht op 30 November 1295 zijne heerlijkheid Ninove aan graaf Gwijde van Dampierre. Bij het uitbreken van den oorlog tegen koning Philips den Schoone stond de voorzichtige Gwijde van Dampierre dit domein af aan een zijner zonen van zijn tweeden echt met Isabella van Luxemburg, namelijk Hendrik van Vlaanderen. Deze Hendrik kreeg later van keizer Hendrik VII van Luxemburg, dien hij op zijne Roomvaart vergezelde, het graafschap Lodi in Italië; en hij huwde bij zijn terugkeer de dochter van Dirk VII, graaf van Kleef.
| |
| |
Ninove onderging, met het overige van Vlaanderen, gedurende twee jaar de Fransche overheersching, en werd bevrijd door den slag bij Kortrijk. Het schijnt dat, omstreeks 1303, Jan van Namen, regent van Vlaanderen gedurende de gevangenschap van zijn vader, hier munt liet slaan. Om den moed van den dapperen Boudewijn van Popperode, kastelein van Aalst, te beloonen, schonk Jan hem op 4 Februari 1303, ten erfelijken titel, het commando over het kasteel van Ninove, doch de moedige ridder kon niet lang van die waardigheid genieten, daar hij weldra op het slagveld sneuvelde.
Na zijn terugkeer uit Italië kwam Hendrik (I) van Vlaanderen zich te Ninove vestigen; hier bewees hij aanzienlijke diensten aan zijn klein-neef Lodewijk van Crécy, gedurende diens langen strijd tegen de oproerige Vlamingen (1325-1328), alsook tijdens den oorlog van den graaf tegen hertog Jan II van Brabant in 1333; 't was hij die, zoo 't schijnt, Ninove met eene bemuurde omheining voorzag.
Na zijnen dood (6 November 1337), volgde zijn zoon Hendrik (II) van Vlaanderen, graaf van Lodi, hem op; hij ging een eerste huwelijk aan met Margareta, dochter van Godfried van Vianden, die hare beide broeders overleefd had; later trad hij in den echt met Philippa van Valkenberg. Gedurende den opstand van Vlaanderen en het bestuur van Jacob van Artevelde koos Hendrik van Vlaanderen veeleer partij voor de Gentenaars dan voor den graaf, zijn bloedverwant; aan het hoofd der Vlaamsche ridderschap onderteekent hij het verdrag van 3en December 1339, sluit zich bij de zaak van Edward III van Engeland aan, zit het ‘parlement’ van Ninove op 27 Januari 1342 voor, en stelt zich aan het hoofd der gemeentelijke militiën in 1346-47, bij de verdediging van het Westland. Doch in 1348, door een plotselingen ommekeer, helpt hij Lodewijk van Maele Ninove heroveren, onderteekent den vrede van Duinkerken en zit het enkwest tegen de rebellen voor. Tijdens den oorlog van Lodewijk van Maele tegen Wenceslaus van Brabant, wordt
| |
| |
Hendrik tot rewaert der grenzen van Vlaanderen aangesteld, en zijn dapper gedrag verwierf hem eene rijke belooning van wege den graaf; hij stierf in 1366. Zijn ver verwijderde bloedverwant, Robrecht van Vielge (beter bekend als connestabel van Frankrijk onder den naam van Moreau de Fiennes), betwistte zijn erfdeel aan de weduwe Philippa van Valkenberg; Lodewijk van Maele wees hem Ninove en bijbehoorigheden gerechtelijk toe, om dadelijk met Robrecht van Vielge Bambeke op den IJser tegen deze bezittingen te verwisselen, zoodat Ninove alzoo in het rechtstreeksch domein der graven van Vlaanderen terugkeerde.
Gedurende den grooten Vlaamschen burgeroorlog werd Ninove ingenomen en verbrand door de Gentenaars in October 1380 en weer veroverd in September 1381; nochtans bleef de gemeente de partij van Gent kiezen na de nederlaag van West-Roosebeke, en werd alzoo begrepen in de algemeene kwijtschelding, door den vrede van Doornik uitgeroepen (1385). Het stadje lag - eilaas! - gansch ‘bedorven, verwoest en verbrand’ en zelfs waren zijne keuren door het vuur verslonden. Philips de Stoute kende aan de Ninovieten nieuwe privilegiën toe, door zijn karter van 26 April 1398.
Enkele jaren later leverden de ingezetenen van Ninove een militiekorps in de tochten van Jan zonder Vrees tegen Ham (1411) en van Philips den Goede tegen Kales (1436). Doch de stad werd erg beproefd door den hongersnood en de smetziekte van 1437-1438. Wanneer in 1452 de bloedige strijd tusschen Philips den Goede en de Gentenaars losbrak, was Ninove de eenige Vlaamsche stad die partij voor de oproerige gemeente dorst kiezen. Doch zij werd aan de rebellen ontnomen op 22 Juni 1453 door de Boergondische troepen van den Bastaard van Komen, die de Burcht, waarin de Gentenaars zich verdedigden, innam en vernietigde.
Gedurende dertig jaar beijverden de Ninovieten zich om de rampen van den vreeselijken oorlog te herstellen. Doch zie, in 1484 brak de strijd los tusschen de Staten van
| |
| |
Vlaanderen en Maximiliaan van Oostenrijk; de Gentenaars verhaastten zich Ninove te bezetten; op 7 April 1485 nam echter Ingelbrecht van Nassau Ninove, namens den aartshertog, stormenderhand in, en stelde hier alles te vuur en te zwaard. Mag men Sanderus gelooven, dan zou Maximiliaan te dien tijde de abdij van Sint-Cornelis met muren en grachten doen omwallen hebben.
De nieuwe opstand der Gentenaars in October 1487 verwekte eene nieuwe afvalligheid van Ninove. Ook wanneer, na de invrijheidstelling van den door de Bruggelingen gevangen Maximiliaan, zijn vader Keizer Frederik III dezen een hulpleger uit Duitschland had aangebracht, was de eerste onderneming van den bevrijden Roomschen koning een tocht tegen het ongelukkige stadje, dat de landsknechten met ongehoorde gewelddadigheid en zonder eenig ontzien verdelgden (29 Mei 1488). Twee groote branden, op 10en September 1490 en 24 Augustus 1506, vernielden wat nog van Ninove overbleef. In 't begin van de XVIe eeuw werd Ninove door Philips den Schoone in pand gegeven aan den prins van Montfort, die het aan zijn dochter als bruidschat meegaf, wanneer hij ze aan den vrijheer van Gaasbeek uithuwde. Keizer Karel hechtte, in 1515, het stadje aan het domein terug.
Gedurende den opstand der Gentenaars tegen Keizer Karel, begingen de Ninovieten de onvoorzichtigheid hunne poorten gesloten te houden voor den heer van Glajon, die door de regentes Maria van Hongarië belast was met de bevoorrading van het slot te Gavere. Zij werden hiervoor geweldig in Juli 1540 door den Keizer gestraft, die hun eene boete van 2.000 gouden carolus oplegde en hunne privilegiën afschafte; de abolitiebrieven vermelden ‘de groote armoede en poverheid van het volk dezer stad, die buiten alle passagie lag en slechts leefde van eenige kleine nijverheid, en waarvan bijna al den grond aan den leenvorst en het overige aan de abdij van Sint-Cornelis toebehoorde’; dit laatste punt wordt bevestigd door het plan van land- | |
| |
meter Ph. De Dyn (1662), 'twelk bewijst dat gansch het stadsgebied tusschen de Oude Veste, de Beverbeek en den Vestbarm het eigendom van dit klooster was.
De met schulden bezwaarde toestand van den Spaanschen staat verplichtte Philips II Ninove in pand te stellen (9 Augustus 1558) bij den hertog van Brunswijck, die de stad dan op zijn beurt aan graaf Egmont ter hand stelde. Omstreeks 1560 kwam Jacob Roelofs van Deventer, landmeter en geograaf des konings, het plan van Ninove, dat wij hier vereenvoudigd geven, opnemen; en drie jaar nadien liet Philips II de Costumen of wetboek van Gewoonterecht van Ninove door den Raad van Vlaanderen goedkeuren.
Daar brak nu de tijd van de godsdienstige beroerten in Vlaanderen aan. Liep het voorspel van den Tachtigjarigen Oorlog in volle rust voor Ninove af, des te meer had het stadje te lijden na het vertrek van Alva. In 1574 stuurde de gouverneur Luis de Requesens eene compagnie lichte ruiters in garnizoen naar Ninove. Reeds het volgende jaar eischte die bezetting, onder bevel van baron van Pollweiler, welke sedert maanden geene soldij meer ontvangen had, van de schepenen, onder allerlei bedreiging, een tamelijk hooge geldelijke bijdrage, legde aan den abt eene maandelijksche quote van 1.400 gulden op en eindigde met dezen uit zijne abdij te jagen. In Juli 1576 kwamen de oproerige Spaansche soldaten van Mondragon, die onder het commando van een eletto zich van Aalst meester gemaakt hadden, de streek plunderen tot onder de muren van Ninove. Enkele maanden nadien bracht het sluiten van de Pacificatie van Gent het stadje onder de souvereineteit der Staten-Generaal. De Staatsgezinde graaf van Egmont, zoon van den onthoofden Lamoraal, werd in Mei 1577 plechtig onthaald door zijne ‘onderdanighen’ van Ninove.
Doch Philips van Egmont bleef niet lang in de partij der Staatschen en schaarde zich aan de zijde der Malcontenten, d.w. de Waalsche katholieke heeren. Op 23 Juni 1579 maakte Egmont zich bij verrassing meester van de stad.
| |
| |
| |
| |
Maar nog geen jaar nadien nam de beruchte François de La Noue, gezegd Bras de Fer (een Huguenootsch kapitein, alstoen in dienst der Calvinistische Gentenaars, Hembyze en Ryhove) het stadje weer in en voerde, op 30 Maart 1580, den gevangen Egmont mede naar Gent. De verschrikkelijke verwoesting van dit Fransche garnizoen van Huguenoten herschiep de gansche Dendervallei in eene ware woestijn. Nog in April 1582 maakte de gouverneur van Ninove, graaf de Thiant, zich meester van Aalst. Doch reeds op den eerstvolgenden 14en November viel Ninove, na een kortstondig beleg, in handen van den Spaanschen gouverneur-generaal, Alexander Farnèse.
Op dit oogenblik boden stad en abdij het schouwspel van de ellendigste verdelging. De monniken hadden sinds 1578 de in puin vallende kloostergebouwen verlaten om zich te verschuilen in hunne refugie, ‘den Gapaert’ te Aalst; slechts in 1584 dorsten zij terugkeeren. Wat de laatste inwoners betreft, hun bekrompen getal werd nog gedund door eene smetziekte, die met den hongersnood gepaard ging.
Niettegenstaande alle deze onheilen, keerde, dank zij de bezorgde pogingen van Farnèse, een gedeelte der oude bevolking in zijne haardsteden terug en begon de geteisterde huizen en gebouwen herop te richten. Reeds nam het stadje een minder bedroevend uitzicht aan, en de abdij, sedert 1594 in herbouw, begon de kwalen van die lange beroering weer te boven te komen, toen een verschrikkelijke brand Ninove tot den grond toe in asch legde, op St-Pieters- en St-Pauwelsdag van 't jaar 1603: de tijdgenoot Sanderus verzekert dat er enkel elf huizen bleven recht staan. Doch, zooals de Gentsche dichter Maximiliaan De Vriendt, in zijne Urbes Flandriae (1614), verklaart, duurde het niet lang eer Ninove uit zijne asch verrees; reeds in 1635 legde men den eersten steen der nieuwe kloosterkerk.
Ter gelegenheid van de samenzwering der Belgische edelen tegen den Spanjaard in 1632, waaraan Lodewijk van
| |
| |
Egmont, pandleenheer van Ninove, zulk belangrijk aandeel nam, verbeurde de Spaansche regeering het pandleen, zoodat het stadje bij het domein terugkeerde. Doch reeds in 1641 gaf Philips IV het over aan den heer van Nevele, Joris della Faille; negen jaar later ontlastte Jan-Baptist della Faille er zich van ten voordeele van den beruchten Karel IV van Lorreinen (gestorven 1675), die de stad in pand nam voor de som van 500.000 ponden grooten, hem door den Spaanschen Staat voor bewezen krijgsdiensten verschuldigd (19 Mei 1650).
Ziedaar waarom zijne erfgenamen, - Karel-Hendrik van Lorreinen, prins van Vaudémont; diens zuster Anna, gravin van Lillebonne; later hunne nichten de abdis van Remiremont en de prinses van Espinoy; eindelijk Maria-Louisa van Rohan, prinses van Lorreinen en gravin van Marsan, - Ninove als gagisten tot het einde van het oud regiem behielden. Wij vestigen de aandacht van den lezer op het plan van Ninove rondom 1640, dat men in het Verheerlijkt Vlaendre van kanunnik Sanders vindt, benevens een panoramazicht op de abdij.
Ninove had ontzaglijk veel te lijden gedurende de oorlogen van Louis XIV. In October 1658, tijdens den Fransch-Spaanschen strijd, maakte Turenne zich meester van de stad en leverde haar aan de plundering over. De Fransche troepen verschenen hier weer gedurende den Devolutieoorlog en legden allerlei rekwisitiën aan de stad op (September 1667): de opperintendent Talon nam zijn intrek in de abdij, waarvan de prelaat naar Gent gevlucht was, en bleef hier tot 4 Juni 1668. In Mei-Juni 1676, na den inval in Holland, sloeg de maarschalk d'Humières zijn kamp te Aspelaere, bij de muren van Ninove, op; 't jaar nadien verscheen hij hier weer om de gansche Dendervallei uit te plunderen en het land kaal te eten. Nog erger werd Ninove en zijn omtrek geteisterd, wanneer, in September 1678, de Fransche maarschalk de Ruxembourg met d'Humières die afpersingen en geweldenarijen kwam vernieuwen;
| |
| |
die ontzettende toestand nam slechts een einde met het vertrek der Franschen op 25 Februari 1679.
De vrede van Nijmegen duurde vijf jaren. In April 1684 bemachtigde d'Humières Oudenaarde en onderwierp de steden en dorpen van 't hand van Aalst aan een regiem van geweld en afzetterij. Weer vijf jaar rust. Dan kwam de verschrikkelijke Negenjarige Oorlog. De verbondenen van het verdrag van Augsburg legerden Spaansche troepen te Ninove (13 December 1689), die weldra door Hanoversche regimenten gevolgd werden. Op 11 Juni 1690 moesten zij echter voor de Franschen wijken, en na de overwinning van Fleurus gaf de maarschalk de Luxembourg bevel de stad te ontmantelen (31 Augusti 1690). Weer ingenomen door de Bondgenooten op 28 November 1690, legerden dezen hier den kolonel Perès met een garnizoen tot 2den April 1691. Na twintig dagen onder de muren van Ninove gekampeerd te hebben, trok de prins van Waldeck, generaal der geallieerden, tot Leuze, werd aldaar echter teruggeslagen en liet den aftocht blazen tot Ninove, waar hij zijn leger ontbond (October 1691).
't Jaar 1692 was rampzalig voor stad en abdij. De maarschalk de Luxembourg, te Lessen gelegerd, liet in de maand Augustus de gansche vallei van de Dender tot de poorten van Ninove toe uitplunderen, en vernielde alzoo op het platteland al hetgeen het leger der Verbondenen niet ter plaatse verbruikt had. Op 12 Juli 1693 kwam de hertog van Wurtemberg, die tegen de liniën van Zuid-Vlaanderen optrok, met meer dan tien duizend man te Ninove legeren, en hij werd in September gevolgd door den nieuwen gouverneur der Nederlanden, Maximiliaan-Emmanuel van Beieren, die hier tijdelijk zijn intrek nam. Hij is 't die in 1694 de vestingen van Ninove deed heroprichten. Gedurende nog drie volle jaren bleef het stadje en zijne omgeving ten prooi aan de hebzucht der Franschen en der Verbondenen; zelfs bezette Villeroy in Oogst 1697 nogmaals Ninove, doch hij verbet het op 30en September, na de uitroeping van den vrede van Rijswijck.
| |
| |
Ninove's ondergang was voltrokken. Gelukkig dat gedurende den Spaanschen Successieoorlog het stadje geenszins beproefd werd; vermelden wij alleen het gedurig oversteken van de Dender benoorden of bezuiden Ninove door de troepen van den hertog van Bourgogne na zijne nederlaag bij Oudenaarde. Tijdens den Oostenrijkschen Erfenisoorlog werd Ninove bezet door de legers van den maarschalk Maurits van Saksen, van September 1745 tot Januari 1749, en onderging allerlei afpersingen. Ook beliep de volksoptelling, door Maria-Theresia bevolen in 1756, nauwelijks tot 2.500 inwoners; doch in 1784 was het bevolkingscijfer reeds tot 2.835 geklommen.
Ninove nam deel aan de Brabantsche omwenteling. Na de inneming van Gent door den prins de Digne, ging het stadje tot het Souverein Comiteit der Vereenigde Nederlanden over, en op 30en November 1789 werd de abt Jan Pamelerre naar Brussel tot de Vereenigde Belgische Staten afgevaardigd. Op 12 Juli 1790 stortten de leden van het Patriotisch Kantoor aan de oorlogskas te Gent eene som van 1.054 gulden. Reeds op 6en December moest Ninove nochtans de overheid van Keizer Leopold II van Oostenrijk erkennen.
Op 10en November 1792 werd Ninove in bezit genomen door de troepen van den republikeinschen generaal Dumouriez; doch deze eerste Fransche verovering duurde slechts tot 30 Maart 1793. Na den slag van Neerwinden stemde de magistraat eene ruime bijdrage, om keizer Frans II te helpen in het bestrijden der Fransche Sans-culotten. Doch reeds in Juli 1794, acht dagen na de nederlaag van Fleurus, kwamen de Franschen de stad in bezit nemen. Toen begon dit hatelijk tijdperk van vervolgingen, opzoekingen, takseeringen en willekeurige aanhoudingen, die reeks van afpersingen, rekwisitiën en gewelddaden, die den inval der Carmagnols hier te lande kenmerkte. In 1796 werden de goederen der abdij verbeurd en verkocht; doch de kerk, het klooster en zijne bijbehoorigheden werden aangekocht door den oud-prior in de niet-verwezenlijkte hoop, hier later het gemeenzame leven te hernemen.
| |
| |
De geweldenarijen der Fransche commissarissen verwekten in 't Land van Aalst den opstand der ‘Brigands’; op 28 October 1798 rukte eene bende boeren, uit Denderwindeke vertrokken, op Ninove af, wierp hier den Vrijheidsboom en het standbeeld der Rede omver en doorliep dan altijd groeiende al de omliggende dorpen. Doch het is gekend hoe de republikeinsche troepen van generaal Rostolland de ‘Boeren’ vernietigden te Pollare op 3en November. Ninove kwam toen beurtelings onder het Keizerlijk en onder het Hollandsch regiem; 't is uit Ninove dat op 17 Juni 1815 de hertog van Brunswijck vertrok, om 's anderen daags in den bloedigen slag van Waterloo te sneuvelen. Voegen wij er nog bij dat verscheidene Ninovieten deelnamen aan de glorierijke Septemberdagen in 1830.
Dank zij het leggen van de spoorweglijn van Denderleeuw naar Aat (1857), met vertakking van Aalst naar Dendermonde het volgende jaar, later gevolgd door de bevaarmakingswerken van de Dender, klom de bevolking van Ninove van 4.400 (1834) tot 5.250 (1858). De stekjes-, garen- en sigaren-nijverheid deed dit getal aanzienlijk klimmen, zoodat in 1912 het aloude stadje zich mocht verheugen in een zielencijfer van 9.300 inwoners.
V. Fris.
|
|