De Vlaamsche Gids. Jaargang 10(1914-1920)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Apothéose quelconque. De dag staat stil. Het land is beroerd. De vlaggen flappren in den wind; Trompetten schettren, stoeten gaan: gezang, gedans, gejoel, getoet: het vorstelijk Volk viert feest. Daar staat de gevierde. 't Wordt stil alom. Hij zal wat zeggen, horkt... - Hoe mooi!! Geroep, gejuich, getier, gehuil, trompetten schettren, stoeten gaan... - ik voel me verbleeken, verbloeden, vergaan. De vlaggen flappren in den wind; trompetten schettren, stoeten gaan; de huizen zijn vol, de straten staan vol: het vorstelijk Volk viert feest. Geen kommer nu, geen zorgen. Op! Wij vieren Hém! ... (hoe heet ie ook weer?) - En wacht ons morgen de oude karwei - van kommer vrij, van zorgen vrij! - En hongert de vrouw en fluimt het kind - wie heeft er zijn huis het mooiste gepint? Zes dagen werken, maar 's Zondags niet; zes dagen slaaf, maar nu? - Het Diet! - Hoerra! Geklonken, gedronken te zijner eer: Hém vieren we, Hém! ... (hoe heet ie ook weer?) [pagina 55] [p. 55] De vlaggen flappren in den wind; de trommels slaan, de stoeten gaan, de stoeten gaan, de trommels slaan, ... de roes! de roes! Ik voel me zoo arm nu, ik, de rijke, ik voel me zoo zwak, zoo klein, zoo leeg... en niemand, die me helpen kàn! - Zie! Zarathustra tiegt voorbij... - Daar is een groot geweld in mij. M.B. Ledegouwer. Vorige Volgende