De Vlaamsche Gids. Jaargang 9(1913)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 319] [p. 319] [Verzen] Regendag op het Land. De hemel is een wolkenzee En houdt de zon verborgen. De regen zijpeldrupt alreê Van in den vroegen morgen. De velden liggen glimmend nat En dras. En struik en boomen, Steeds op hun lovers fier en prat, Staan druipend nu te droomen. Hun bladen zuchten onder 't leed En weenen 't uit in tranen. Het speit en spat, alwaar gij treedt In slijk-en modderlanen. Geen vogels in die regenlucht; Geen menschen op den akker; Een enkel karpaard hort en kucht, Een zijpnat oude stakker. Zijn voerman plomt en plast en stapt, Een zak om 't lijf geklonken. De drabbige aarde slikt en slabt. De wereld ligt verdronken! [pagina 320] [p. 320] Regendag in de Stad. De hemel is een wolkenmeer En houdt de zon verborgen. Droef drupplend dropt de regen neer Van in den vroegen morgen. 't Glimt al van natheid, wat men ziet: De straat met haar gebouwen. En 't regent, 't regent, dat het giet, Of 't nimmer op wil houen. Het pletst en kletst en spuit en spat En klettert allenthenen. De steenen van het wandelpad Weerspieglen al de beenen. Met regenscherm of waterrok, De menschen plapperwaden. De rijkoetsier, op zijnen bok, Hoort men het weder smaden. En trem en wagens, 't rolt al voort, Begoten en bedropen; 't Is plets-en-plats, al wat men hoort. De stede ligt verzopen! Pr. Leflot. Vorige Volgende