| |
| |
| |
Duitse Letterkunde.
De historiese roman beleeft een tijdperk van hoge bloei in Duitsland; de beste schrijvers beproeven er hun krachten aan en leveren zeer merkwaardig werk. En zo komt het, dat het grootste deel van de romans, die ik in deze kronijk wil bespreken, tot dit gebied behoren. Het zijn zeker niet alle meesterwerken, maar enige van hen stijgen toch boven het gewone peil. De schrijvers zijn er in gelukt gehele tijdperken uit vervlogen eeuwen te doen herleven en hun werken bezitten aldus, naast hun hoge kunstwaarde, een niet geringe kultuurhistoriese betekenis. Ik bedoel in het biezonder de romans van G.O. Knoop, Ricarda Huch, Lily Braun en F.K. Ginzkey.
Wel is de naam van de eerste van hen, Gerhard Ouckama Knoop, nog niet doorgedrongen tot in het grote publiek, maar de kenners waarderen reeds lang zijn groot en voornaam talent. Zijn laatste werk: Die Hochmögenden (Fleischel, Berlijn; ing. 5 Mk., geb. 6,50 M.) bewijst weer ten volle dat hij mag gerekend worden tot de beste en persoonlikste kunstenaars van Duitsland. De handeling grijpt plaats in de Hollandse stad Enkhuizen, waarvan wij de geschiedenis meeleven: een snelle stijging tot bloei, rijkdom en macht en een nog sneller verval. Eerst een welhebbende, werkzame burgerij, met aan haar spits overrijke patricieërs, daarna verfijning, maar ook verzwakking, verval en volkomen ondergang.
Het leven in deze typiese Hollandse stad wordt prachtig geschilderd; kleine naijver en, grote pogingen, alledaags gedoe en ongewone voorvallen, we leven het alles mee. De bevolking zelve staat duidelik voor ons: klein en groot, aristocraten en werklieden worden geportretteerd met de scherpe opmerkingsgave en de juiste karakteristiek der oude Hollandse schilders. De prachtigste gestalten hebben wij maar voor 't grijpen: Edzard Ornia, waarin de tragiek van het onbegrepen genie meesterlik wordt behandeld, Pieter Janszoon, de armlelui'sjongen die zich opwerkt tot een rijk koopman, de prachtige, hoogmoedige figuur van Rebekka Ornia, en vele anderen.
| |
| |
De stijl is sober, zonder gezochtheid en een fijne humor verlevendigt menige bladzijde. Ik wens dit mooie werk vele lezers toe.
Ook de jonge Franz Karl Ginzkey, die door een paar dichtbundels en twee romans gunstig bekend was geraakt, heeft ons met zijn laatste werk: Der von der Vogelweide (Staackmann, Leipzig; ing. 5 M., geb. 6 M.) een mooi en rijp boek geschonken. Hij onderneemt het, de levens- en liefderoman van de grootste aller Duitse minnezangers, Walther von der Vogelweide, te schrijven en hij is zijn stof waardig gebleven. Temidden de wilde pracht van het landschap der Dolomieten herleven de stormachtige dagen, waarin deze edele zanger zijn liederen schiep, en ook hijzelf wordt diepmenselik geschilderd. Roerend wordt de liefde beschreven van de oud-wordende man voor de dochter van de vrouw, die hij in zijn jeugd lief had, maar niet wist te winnen. Zeer mooi wordt ook zijn ontmoeting verhaald met Franciscus van Assisie. Het is een voortreffelik boek, dat de schrijver een eigen plaats aanwijst in de moderne Duitse literatuur.
Nog hoger stel ik Die Liebesbriefe der Marquise, van Lily Braun (Langen, München; ing. 5 M., geb. 6,50 M.), de gekende schrijfster van de ‘Erinnerungen einer Sozialistin.’ Deze eigenaardige roman bestaat uit de liefdebrieven, gericht tot de markiezin Delphine de Montjoie, gedurende de jaren die de omwenteling van 1789 onmiddellik voorafgingen. En geheel dit tijdperk herleeft voor ons, met al zijn zinnelike pracht, zijn geestelike rijkdom en zijn tragies einde. De brieven worden geschreven door helden van het salon, het zwaard of de pen: Prins Montbéliard, Beaumarchais, Graaf Guibert en andere karakteristieke vertegenwoordigers van hun tijd: Kardinaal Rohan, Cagliostro, enz. Ze voeren ons aan het hof te Versailles, in het slot der Dubarry, in het paleis der danseres Gui nard, maar ook in de kringen der Encyclopedisten en de salons van Mademoiselle de Lespinasse en Madame Geoffrin. Wij wonen de triomfantelike aankomst van Voltaire te Parijs bij, zijn ontvangst in de Académie en zijn dood, alsof we zijn tijdgenoten waren. Dit alles in het kader van het leven eener grote dame uit die tijd.
De stijl is zeer goed in overeenstemming met het werk: prikkelend, vol geest en fijne opmerkingsgave, weet hij de aandacht in de hoogste maat te boeien. De lezing van dit lijvige boek is een lang genot. Een woord van lof mag ook gezegd over het keurige uiterlike, waarin de uitgever het op de markt heeft gebracht.
Een werkelik epos is de roman in twee delen: Der Roman des dreissigjährigen Krieges, van Ricarda Huch (Insel-Verlag, Leipzig; ing. 7 M., geb. 10 M.).
| |
| |
Met Clara Viebig is deze schrijfster een der beste vertegenwoordigsters van de moderne Duitse literatuur. Op elk gebied heeft zij uitgeblonken: haar mooie, hartstochtelike gedichten mogen gerekend worden tot de allerbeste der laatste jaren; hare talrijke romans uit het moderne leven, waarvan ik alleen noemen wil ‘Ludolf Ursleu’ en ‘Aus der Triumphgasse’ openbaarden een buitengewoon talent en dwongen ieders bewondering af, terwijl hare studies over de romantiek nog niet overtroffen werden. In hare historiese romans en studies zoals ‘Das Risorgimento’ toonde zij de benijdenswaardige gave zich in te kunnen leven in de geest van vroeger eeuwen en die weer te geven op weergaloze wijze. Haar laatste werk is haar faam overwaardig. Streng van compositie en trouw vasthoudend aan de historiese feiten, heerlik mooi van stijl en karaktertekening, beduidt dit epos van de dertigjarige oorlog een toppunt van de hedendaagse letterkunde in Duitsland. Te betreuren is het alleen dat dit werk nog niet volledig is; een derde deel wordt aangekondigd om binnen een paar maanden te verschijnen; wij zien het met spanning te gemoet.
Een boeiend vertelde en humorvolle geschiedenis schenkt ons Karl Hans Strobl in: Die Streiche der schlimmen Paulette, oder die Insel der Enttäuschung. Ein Roman in Weiss und Blau (Ullstein, Berlijn; geb. 3 M.).
Hij voert ons op het eiland Elba, gedurende het verblijf van Napoleon. Tussen zijn klein gevolg komt plotseling zijn lieveling zuster Paulette Borghese opduiken, gelijk een lichte zonnestraal na droevig weder. De elegante, mooie vorstin wint dadelik de liefde van de gehele bevolking, en alhoewel zij door allerlei dolle streken het stille leven op het eiland in de war brengt, werkt ze per slot van rekening toch als een goede geest, waaraan Napoleon ook gedeeltelik zijn ontsnapping van het eiland te danken heeft. De draad tussen de ‘dolle streken van Paulette’ is de nog al sentimentele liefdehistorie van een Duits bewonderaar van Napoleon, die aan alle verleidingskunstjes van Paulette weerstand biedt en eindelik zijn geluk vindt bij een jong meisje van Elba.
Dit boek munt uit door een losse verhaaltrant, fijne humor en is zeer knap ineengezet. De zeer eigenaardige stijl getuigt van een sterke opmerkingsgave en wemelt van verrassend-nieuwe, hoogst aanschouwelike beelden.
Een groot succes heeft de wel een beetje te veel gevierde schrijver Rudolf Hans Bartsch met zijn Schwammerl. Ein Schubert-Roman (Staackmann, Leipzig; ing. 4M., geb. 5M.) behaald en dit maal was het succes verdiend. Deze roman verhaalt de laatste levensjaren van Schubert op meesterlike manier; hier is een kunstenaar
| |
| |
van eerste gehalte aan het woord. Ik weet niet wat ik het meest aan dit werk loven zou: de prachtige, stemmingsvolle bladzijden, gewijd aan de tekening van de stad Wenen en het landschap, de levendige, plastiese personenuitbeelding, de fijne, lichte schrijftrant, het toont alles Bartsch op zijn best. Personen als Schubert zelf, als de oude Gupf, het oerbeeld van Mozarts Papageno, vergeet men niet meer, evenals het verrukkelike ‘Dreimaderlhaus’, dat een gelukkige vondst van de schrijver is. Het boek doet niet alleen Schubert beter begrijpen, doch geeft ook een zeer mooi beeld van zijn omgeving. Het is daarbij uiterst schoon uitgegeven en met stemmingsvolle tekeningen van Alfred Keller versierd.
De kunstenaar die ‘Schwammerl’ schreef, is een kind van het verfijnde, overbeschaafde Oostenrijk; een fris natuurtalent is de Zwitser Heinrich Federer, de schrijver van Pilatus (Grote, Berlijn; ing. 3 M., geb. 4 M.). Reeds zijn eerste werken, ‘Lachweiler Geschichten’ en ‘Berge und Menschen’, hadden de algemene aandacht op hem gevestigd; zijn laatste werk toont hem in de volle rijpheid van zijn talent. De hoofdfiguur, naar zijn lievelingsberg Pilatus geheten, is een gestalte van oorspronkelike, wilde kracht, zoals ze alleen mogelik schijnt in een land waar de natuur zelf zulke wilde grootsheid bezit. Pilatus is herder, jager, gids, maar hij kan zich niet in de samenleving voegen en wijkt terug voor de cultuur, de bergen op, waar hij, door iedereen verlaten, een grootse dood sterft. Deze figuur alleen zou volstaan om de faam van een schrijver te vestigen; een aantal personen van minder betekenis zijn even goed getekend en de prachtige natuurschilderingen verhogen de aantrekkelikheid van dit mooie boek. Federer is een schrijver, die zekerlik nog van zich zal laten horen en van wie men het beste mag verwachten.
Of men hetzelfde zou mogen zeggen van de vruchtbare Georg von Ompteda, van wie in elke kronijk een of twee boeken te bespreken vallen? Zijn laatste werk is de roman Der zweite Schuss (Fleischel, Berlijn; ing. 5 M., geb. 6,50 M.). Ik geloof dat geen nieuwe zijde van zijn talent nog te voorschijn zal komen; alles wat hij kan heeft hij reeds in zijn vroeger werk gegeven. Alle hoedanigheden, die in zijn laatste boek voorhanden zijn, kent men reeds van vroeger. De rake karaktertekening, de plastiese personenuitbeelding, de vlotte, onderhoudende schrijftrant vinden wij hier weer. Een figuur als bijvoorbeeld de oude majoor von Werck is werkelik knap getekend; maar men bemerkt ook een zoeken naar effecten, die Ompteda's echt talent onwaardig zijn en hem dreigen te doen ontaarden in een schrijver van boeiende ontspanningslectuur, maar niets meer.
Een ernstig pogen is merkbaar in de roman van Helene von
| |
| |
Mühlau: Das Kätzchen (Fleischel, Berlijn; ing. 3,50 M., geb. 5 M.), waarin een typiese moderne vrouwengestalte getekend wordt. De heldin is een schilderes, die na lang zoeken en arbeid, na harde strijd met zichzelf en met de wereld, inzien moet dat zij niet tot de uitverkorenen behoort, dat zij slechts een talent van tweede rang is. Hulpbehoevend en wankelbaar van gemoed als zij daarna is, geraakt zij in liefdebetrekkingen met een man van rijpe leeftijd, betrekkingen die droevig eindigen en haar zwak gestel geheel ondermijnen.
Om van dit onderwerp een volmaakt kunstwerk te maken, was het talent van Helene von Mühlau niet rijp en niet krachtig genoeg; men voelt nog al te zeer het zoeken en de onmacht om de stof te beheersen.
Hoger staat de nieuwe roman van Max Dauthendey: Der Geist meines Vaters (Langen, München; ing. 4,50 M., geb. 6 M). Het is een famieliegeschiedenis vol oorspronkelike kracht en frisse aanschouwelikheid; de schrijver verhaalt er het leven in van zijn vader en tevens zijn eigen kindsheid en jeugd. Daardoor bezit deze roman, benevens zijn hoge kunstwaarde, een grote aantrekkelikheid voor de talrijke vereerders van Dauthendey, die een van de biezonderste lyriese dichters van Duitsland is.
Ook Richard Huldschiner, de gewaardeerde schrijver van zeer mooie romans en novellen, heeft een nieuw boek geleverd: Der Tod der Götter. Is het philosophie, is het de roman van een romantieker? Het is een vreemd mengsel van beide, dat zeer mooie bladzijden bevat en de lezer dikwels tot diep nadenken dwingt.
Gedurende de laatste jaren hebben de klassieke sprookjes in Duitsland talrijke uitgaven beleefd, en af en toe verschenen ook wel bundels met moderne sprookjes, die echter gewoonlik bitter weinig om het lijf hadden. De naïeveteit was gezocht, de stijl gekunsteld; geen wonder dan ook dat ze volstrekt geen succes hadden en de voorliefde van het grote publiek gaan bleef naar de oude sprookjes van Grimm, Musàus, Hauff, en andere. Doch nu verscheen een zeer mooi uitgegeven bundel van Margareta Bruns: Die Märchen der Salamanderhöhle (Bruns, Minden i. W.; geb. 3 M.). Hij bevat een aantal meesterlike sprookjes, die door hun frisse humor, hun dichterlike fantazie, hun ongekunstelde volkse stijl aan groot en klein zullen bevallen.
Van nieuwverschenen dichtbundels valt weinig aan te stippen. Een bundel nochtans dient met nadruk aanbevolen te worden: Die Gedichte van Max Bruns (Bruns, Minden i. W.; ing. 4,50 M., geb. 5,50 M.). Tot nog toe waren deze verzen verspreid in verschillende bundeltjes en tijdschriften en het is daarom een verheugend feit dat
| |
| |
de dichter thans besloten heeft een definitieve keuze te doen tussen zijn verzen en ze in een deel te verenigen. Max Bruns is een van de persoonlikste dichters van het moderne Duitsland; naast Dehmel, Rilke en Hofmannsthal mag zijn naam met eer genoemd worden. Weinige hebben als hij de gave zoveel stemming, zoveel melodie in hun verzen te leggen; weinige beheersen even goed de uiterlike vorm en bezitten zoveel dichterlik temperament. Zijn Gedichte wegen op tegen een geheel aantal verzenbundels van jonge dichters; men kope en geniete dit heerlike boek, het is het overwaard.
Op het gebied van de literatuurgeschiedenis zijn twee werken verschenen die de grootste opmerkzaamheid verdienen: de uitvoerige studie van Dr Albert Soergel: Dichtung und Dichter der Zeit. Eine Schilderung der deatschen Literatur der letzten Jahrzehnte (Voigtländer, Leipzig; ing. 10 M. 50, geb. 12 M. 50) en Hans von Müllers boek: E.T.A. Hoffmann im persönlichen und brieflichen Verkehr (Paetel, Berlijn).
Men had tot nog toe vele algemene geschiedenissen van de Duitse literatuur, maar er ontbrak een goede studie over de moderne letterkunde. Deze heeft Soergel thans geleverd in zijn groots opgevat en goed geschreven werk. Hij onderzoekt er in de vreemde invloeden die op de Duitse letterkunde ingewerkt hebben: Franse, Scandinaafse, Russiese invloeden en geeft goede ontledingen van de biezonderste vertegenwoordigers dier literaturen; Balzac, Zola, Ibsen, Tolstoï worden aldus op uitstekende wijze geanalieseerd. Dan bestudeert hij uitvoerig de verschillende stromingen in de Duitse letterkunde van het begin van de jaren tachtig af tot op onze dagen. Afzonderlike hoofdstukken worden gewijd aan de grootste van haar hedendaagse schrijvers, zoals Hauptmann, Liliencron, Nietzsche, Dehmel, Spitteler. Welgekozen uittreksels worden gegeven van de voornaamste auteurs, vooral van de dichters en een overvloed van mooie platen, portretten en illustraties uit verschillende werken versieren het lijvige, goed gedrukte boek. Men moet Soergel werkelik dankbaar zijn voor zijn verdienstelik werk. Men staat verstomd over zijn belezenheid en over het juiste oordeel dat hij heeft over schrijvers van de meest verschillende richting. Ik wens dit mooie boek de grootst mogelike verspreiding toe, evenals aan het werk van Hans von Müller over E.T.A. Hoffmann, dat met evenveel recht een standaardwerk mag genoemd worden.
Het is de vrucht van jarenlange opzoekingen en van onvermoeibare arbeid, die hier geboden wordt. Hans von Müller is thans zeker de man die het best Hoffmanns werk kent en zijn studie zal geraadpleegd moeten worden door iedereen, die deze geniale schrijver
| |
| |
wil bestuderen. Het bovengemelde werk bestaat uit twee delen, het eerste betieteld: Hoffmann und Hippel. Das Denkmahl einer Freundschaft (Hippels Erinnerungen an Hoffmann und Hoffmanns Briefe an Hippel); het tweede, in drie boekdelen: Hoffmanns Briefwechsel, mit Ausnahme der Briefe an Hippel, en een derde deel is aangekondigd om spoedig te verschijnen.
De delen, die voor me liggen, bevatten een schat aan gegevens over Hoffmanns persoon en werk en zijn versierd met een aantal portretten, karikaturen en fac-similes. De werken van Hoffmann, die gelukkiglik weer in de mode komen, eisen dikwels opheldering; nergens zou men deze beter en vollediger kunnen vinden dan in het boek van Müller. Wanneer het derde deel zal verschenen zijn, zal een werk voorhanden zijn zoals er tot nog toe geen over een ander schrijver in Duitsland bestaat.
Er blijft mij thans nog over te wijzen op twee herdrukken van oudere werken en in de eerste plaats op Gockel, Hinkel und Gackeleia, van Clemens Brentano, dat door de firma Morawe en Scheffelt, in Berlijn, in een zeer mooie uitgave werd op de markt gebracht. Men kent dit schone sprookje, dat onlangs nog door Stijn Streuvels in het Nederlands werd bewerkt. Het werd thans uitgegeven als fac-simile van de uiterst zeldzaam geworden druk van 1838, bij Schmerber, in Frankfort verschenen, en is versierd met vijftien gravuren van Caspar Braun naar de oorspronkelike lithographieën van deze uitgaaf. In mooie halflederband gebonden, kost dit werk 12 Mk.; voor boekenliefhebbers een buitenkansje.
De grote verdienste van de tweede herdruk van de Sämmtliche Lieder und Balladen, van Moritz Graf Strachwitz (Grote, Berlijn; ing. 3 M., geb. 4,50 M.), is dat hier het levenswerk van een echt kunstenaar geboden wordt, dat onbegrijpelikerwijze vergeten was geraakt. Ook van deze dichter mag gezegd worden: ‘wien de goden liefhebben, nemen zij vroeg tot zich’; hij is slechts vijf en twintig jaar oud geworden (13 Maart 1822-11 December 1847) en heeft een wenk nagelaten, dat door zijn volmaakte vorm en het mannelik talent dat er in uitgesproken ligt, ook thans nog volstrekte bewondering afdwingt. Deze uitgave bevat een uitvoerige studie over de schrijver en aanmerkingen van de hand van Hans Martin Elster en zal vele vrienden aanwerven voor deze ten onrechte vergeten dichter. H.M. Elster en de uitgever Grote verdienen daarvoor alle lof.
Bij het eindigen dezer kronijk ontvang ik nog een nieuwe roman van Clara Viebig: Das Eisen im Feuer (Fleischel, Berlijn; ing. 5 M., geb. 6 M.), die ik een volgende maal zal bespreken.
Frans Delvaen.
|
|