kleurige krullen, schalkse, levenslustige kijkers, een gulzig, kriekrood mondje en een zingend, heel zoet stemmetje.
De kleine jongen zit, tussen de beide zusjes in, die elk een van zijn handjes in de hare houden. Rob is een artistenkind; een fijngevoelige hartstochtelike jonge dromer, die, onbewust, het tere-fijne van zijn moeder en het wilde woeste passie-vuur van zijn vader voelt groeien in zijn jonge, enge borst, waarin het klapwiekt. Grote, droeve dweepogen staan diep in 't smal gezichtje; de fijne mond lacht zelden; zacht-bruine krullen strelen het dun, tenger halsje.
‘Wat spelen we? Wat spelen we’? vragen de zusjes.
‘Huweliksaanvraag,’ zegt kortaf Marie-Anne, hun vriendinnetje. ‘Ziehier, hoe dat gaat... Rob vraagt ieder van ons op beurt, en... dan trouw ik met hem!’
‘Wij trouwen ook, wij trouwen ook!’ roepen de zusjes, ‘zoniet spelen we niet.’
‘Neen, dan moet hij ons eerst allen vragen, en dan, daarna, kiest hij,’ verklaart Marie-Anne met een echt Jocondelachje.
‘Kom, nu beginnen! Toe, Rob, eerst Nelly!’
‘Als ik eens groot ben en kan schilderen,’ vangt Rob aan, ‘en ik heel de wereld doorreisd heb met mijn vader, wil je dan met me trouwen, Nelly?’
‘Ja, Rob, indien je dan alles doet, wat ik je nu vragen zal.... Luister! Eerst moet ik ijsroom hebben, de beste van de wereld, met frambozen-smaak, een kom vol, zo groot als mijn hoofdje en... alleen eet ik die dan op, helemaal alleen... Dan een prachtige pop, zo groot als ik zelf, die gaan kan en praten en in mijn bedje zal slapen. Dan.... een levend schaap, vol blauwe strikken, dat ik zelf zal melken. Dan.... een zak vol pralines, zo groot als een koolzak. En.... ook alle dagen vers-zwart boerenbrood met warme en schuimende room. En.... een spaarpot vol nieuwe blinkende muntjes. En.... niet vroeger 's avonds slapen gaan dan ik wil!’ -
‘En nu gij, Simonette?’ -
‘Ik wil je wel, indien je me de zee laat zien en ook de middernachtzon, en Venetië met zijn waterstraten, en Betlehem waar 't stalleke stond. En.... vliegen wil ik ook in een vliegmachien over al het hoogste van de hele wereld! En in een toren op een hoge berg wil ik