De Vlaamsche Gids. Jaargang 8
(1912)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 516]
| |
Singapore.
| |
[pagina 517]
| |
bewaren, met hier en daar nog een uitgeholden boomstam, beladen met koraal, drijvend op 't doorschijnende water, en de witgetande, donkerfluweeloogige inboorlingen, duikelend drie, vier tegelijk, en spelemeiend vijf meters onder water, scharrelend naar het zilveren muntstuk dat de Europeanen hun toewierpen, van uit de groote zwarte monsters die ten anker liggen op de reede. Ik dacht ook dat ik nu kon begrijpen Multatulis uitdrukking ‘als een gordel van smaragd’, wanneer hij spreekt van de eilanden van Indië, die zich slingeren om den evenaar. ..................... De plantentuin te Singapore is prachtig. De voornaamste soorten der tropische en semi-tropische gewesten zijn er vertegenwoordigd. Ik bewonderde vooral een hoog riet of lisch, blij opschietend recht uit den grond, geel groen, met vuurroode toppen, vlammend ten hemel als brandende fakkels. Het scheen mij waarlijk alsof die plant de hitte opgezogen had uit den grond en uit den wijden, tintelenden hemel. Hoe fel en geweldig die groei en die kleur, vergeleken met onze noordelijke gewassen! Zelfs het rood onzer pioenen, die overigens uit het Zuiden stammen, geloof ik, is als somber fluweel tegenover het schellichtende gevlam dezer toortsen. Doch daarnaast ontdekte ik een paar struiken herkomstig uit Brazilië, gedost in het teederste mauve bloemenkleed dat men zich verbeelden kan; lichter en zachter dan de met dauw besprenkelde heide in Augustus. De takken en twijgen, duizenden, schieten en kruipen en wringelen dooreen, onder het keurig afgewerkte, alles omfloersende gewaad der liefelijkste bloesems. Ik kon den blik er van niet afwenden. De struiken waren als teedergetinte morgenwolken, op 't groene grastapijt neergedaald. De plant is de ‘Bougainville’. Ik weet niet of men ze in andere klimaten even mooi kan doen bloeien. Verder zijn wij Singapore rondgereden en hebben de omstreken bezocht, waar puike landschappen, onafzienbare dreven met palm- en bananeboomen elkander opvolgen. Sommige Europeesche huizen, boven op de heuvels, kijken uit het weeldrig gewas en spiegelen zich in het helder water, dat kronkelt aan hun voet, als in een aardsch paradijs gebouwd. Alle wegen zijn purper gekleurd, natuurlijke kleur der aarde in deze streken; ze zijn perfect onderhouden, strekken | |
[pagina 518]
| |
zich tientallen van kilometers rond de stad uit en bieden ideale wandelingen voor paardengerij of automobiel. Wij logeerden in het Hotel van Wijck, een Hollandsch huis, verloren in dit Engelsch midden, doch waar men lekker eten kan en een heelen hoop Hollanders uit Indië ontmoet. Als er ooit een kennis naar Singapore gaat, raadt hem aan zijnen intrek bij van Wijck te nemen! 't Is er ook maar half zoo duur als in 't Hotel Raffles of de l'Europe of Adelphi. ..................... Of we slangen gezien hebben? Ja... in 't Museum en ook eene in den hof van een ouden Boeddhistentempel. De kinders liepen achter het vluchtende beest, dat wondersnel zijn lichaam vooruitgolven deed, en ze trokken het bij den staart en ze lachten en jubelden, dat wij er, ondanks onze Europeeër vrees, ook pret in hadden. Of het eene goede of eene kwade slang was weet ik niet. Diegene die wij in Korea hadden waren zoo groot niet, en wij waren er aan gewoon geraakt; doch van dichtbij bestudeer ik ze liever niet; 't is bijna zooals paddestoelen: proeven om te oordeelen of ze vergiftig zijn! Onze meid was uitgenoodigd door eene familie, die zij aan boord in de 2e klas leerde kennen en die te Singapore verblijft, een toertje in automobiel te doen en zij nam dit natuurlijk aan, zoodat zij als een groote dame in een splinternieuw motorrijtuig heel het eiland heeft rondgereden, terwijl wij in ouderwetschen stijl ons rondkijken doen moesten. Het kwam ons heel zonderling voor in het hotel zooveel Hollandsch te hooren praten en ook de Nederlandsche vlag tamelijk goed vertegenwoordigd te vinden in de haven. Verder blonken op den gevel van een groot wit gebouw de gulden letters: Koninklijke Stoomvaartmaatschappij en ook nog: Nederlandsche Handelsmaatschappij en ik kocht Hollandsche twee cent cigaren (hier slechts 9 centiemen) en tabak, merk: Rijzende Hoop. Vroeger was ook hier eens de Bataafsche invloed overwegend. Onze zeelui beleefden hier menig avontuur in het verleden, toen de Europeanen hier nog als goden of duivels beschouwd werden. Dit alles verandert; de illusies der hedendaagsche reizigers worden schaarscher of in alle geval moeilijker te verwezenlijken. De Engelsche macht wel is waar strekt zich uit, indrukwekkend, | |
[pagina 519]
| |
over onafzienbare landen en zeeën. Sedert wij Londen verlieten geraken wij die Britsche instellingen en gewoonten en doenwijzen niet meer kwijt. Het is werkelijk een overweldigende arbeid dien de Djekken geleverd hebben. Ik meen dat zij honderd duizend kilometers goed gemacadamiseerde wegen in de woestijn en de wildernis gebouwd hebben, en nog bouwen zij maar altijd voort. En toch wordt hunne ontzagwekkende macht door de gistende volkenmassa's in Indië en elders langzaam, maar zeker, ondermijnd. Het hemelsbreede verschil dat eens bestond tusschen ‘wilden’ en ‘beschaafden’ wordt kleiner en kleiner in Azië. Duizenden jonge Hindoes hebben hoogere studiën gedaan, ja, bezitten Engelsche univerteitsdiploma's. Hunne dagbladen worden oproerig; groote onrust vaart door de Indische provinciën, de bevolking verzamelt haar krachten tot den grooten sprong die haar moet ontvoogden. Bommen worden geworpen, brand wordt gesticht, alsof de menschen, die eeuwenlang stil en gedwee in het gareel liepen, eene onbekende, doch betooverende hoop vonden in 't opflakkerende vuur der vreemde factorijen. Wat dit àl worden zal, welk gevolg de organisatie van het wriemelende Oosten verwekken zal, is het grootste vraagstuk onzer eeuw. Daartegen verbleeken de godsdienstige en sociale moeilijkheden van het Westen. Dag in dag uit wordt er gewerkt en gestreden, gestudeerd en gebeden, gedronken en gewallebakt in het Westen. Elk dorp heeft zijn eergevoel, zijn fanfare met zooveel medailles; de pers volbrengt dagelijks hare lokale taak; een schildersgast op een ladder verft langzaam op den gevel der stations de woorden Mons-Bergen; Soignies-Zinik; een paar man en een korporaal trekken de wacht op op de vestingen der Scheldestad; de Commission Hollando-Belge banketteert, en er wordt ruzie gemaakt tusschen Europeanen over Bosnië en Herzegovina en over 't onderwijs met of zonder God....; doch aan 't uitgestrekte Oosten wordt weinig gedacht. Wat er omgaat begrijpen de menschen niet in Europa: ze beschouwen dit nog steeds als een eenvoudige opstand van negerstammen in Afrika. En nochtans, hoog tijd is het dat wij blanken, onze oude veeten staken, of er ten minste niet zulk gewicht aan hechten, dat onze solidariteit tegenover de ontwakende Aziaten er onder lijdt. | |
[pagina 520]
| |
Tijdelijk zijn de Engelschen de bondgenooten der Japaners, doch eens komt de dag, denk ik, dat heel de witte wereld zal voelen de drukking dezer taaie gele natiën, waarmede wij wel nooit hartelijk zullen kunnen verbroederen. Als ik bedenk welke nijd en haat er nog bestaan tusschen Duitschers en Engelschen en Franschen, Russen en Polen, dan moet ik aannemen dat de diepe afgrond, die ons van de Aziaten scheidt, nooit kan gedempt worden. Nimmer vergeet ik het dierlijke krijgsgeschreeuw en jubelgebrul der Japaansche soldaten, toen het nieuws der overwinningen op de Russen hun in Seoul medegedeeld werd. Het ging ons werkelijk door merg en been, en nooit werd onze rassenfierheid zoo wreed gegeeseld als toen. Doch ik moet dit kapittel sluiten. Vele dingen vergat ik u te melden. Een feit moet ik echter nog aanstippen, en dat is de trapsgewijze inname van Singapore door de Chineezen. In dichte drommen ontmoet men ze te allen kant. Gelijk alles verzwelgende golven zijn zij uit hun vaderland over de omliggende streken gerold, iedereen door hunnen ijver, hunne taaiheid, hunnen handelsgeest en hun vindingsvermogen in de schaduw stellend. De Chinees is een noestige werker, zwoegend dag en nacht, scherp overleggend, wegend en wikkend, alle moeilijkheden geduldig bekampend. Ware de Chineesche natie sterk ingericht en eerlijk bestuurd, dan kon wel geen volk er aan weerstaan, 't minst van al de Japaneezen, die hun tijdelijk overwicht pan eeuwenoude militaire organisatie en fanatieken nationaalgeest te danken hebben.
R.D. |
|