Avondschaapjes.
De oude sfchapenkooi, met haar moede deuren en mossige tuin, ontvangt de blatende kudde, onder watten-zachte maneschijn.
De mistige maan glimt uit een grijze regenhemel, teder als moederliefde, tussen de knoestige armen van de naakte notelaar... Ze verlicht in wazige geheimzinnigheid de vochtige vachten der ronde schapenruggen...
De bukkende herder, terwijl hij de donkere honden rond laat draven, rust met de zware hand op de lage staldeur, de diepduistere silhoeët trillend en wemelend op 't licht in de ramen en ruitjes der keuken, 't rode licht der opvlammende haardstede, 't bleker licht van de aan de zoldering hangende lamp; beide vrede-lichten van de innige avond!
Edmond Verstraeten.