De Vlaamsche Gids. Jaargang 8(1912)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 256] [p. 256] De drie Gratiën. I. Ga rusten, lieve, laat mij hier alleen; reeds broedt in mij veel schoons en bliksemt al als levensvonken uit het eeuwig steen en 'k voel de droomen zweven dóór 't heelal tot mij; ik zal ze scheppen in de leên van slanke beeldenkrans, en morgen zal z'uw blik aanschouwen; - als in eêlgesteen een hemel lichts met schoone droomenval. Ga rusten, lieve, 'k hoor een hooger lied dan lach en fluistring uwer liefde-taal; wees niet bedacht, nu ik tot mij ontbied uw zustren Gratiën tot nachtlik maal; hun schoonheid die mijn roze-droom doorvliedt bied ik u morgen in mijn dicht-verhaal. [pagina 257] [p. 257] II. Ze kwamen en omhelsden mij zoo zacht en neigden soepel borsten op mijn schouder; hun adem kwam mij naâr en warmte bracht, - hun lippen gingen toe, en 't werd mij kouder; hun oogen blonken als een sterrenacht en loken toe... of nacht-wolk overschauwd'er;... hun jonge levensritm stierf in een klacht; mijn droom was dood,... en 'k voelde mij weêr ouder. Toen kwam ik weêr naar u, mijn liev' in rust, en overzag uw ritm-vol slapend leven en proefde naast uw hoofdje d'echte lust der roze lippen die de liefde geven; uw open lippen heb ik dan gekust en voelde rond mijn hoofd uw droomen zweven. Emiel Van der Straeten. Vorige Volgende