De Vlaamsche Gids. Jaargang 8
(1912)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
De Rein Leven-Beweging.
| |
[pagina 168]
| |
onze soortgenoten dan niet als Mens, maar als geslachts-wezen. Hoger reikt de mens in doorsnee nog niet. Zijn groei is niet voltooid. Geknot is hij in z'n ontwikkeling. Het is maar een brokstuk van een mens. Z'n levenssappen hebben nu een éénzijdige vergroeiing gevoed. Een wangestalte is ontstaan. Misvormd is daardoor der mensen verschijning en samenleving. Van het natuurlike leven dat schoon is, wordt zo weinig genoten. Hoe kan het anders, waar immers de aard van de Mens niet tot volle ontplooiing is gekomen, ja midden in z'n menselike ontwikkeling is blijven steken. Niet alvorens in het menselik leven datgene wat ontbreekt zal zijn aangevuld, niet aleer derhalve de Mens zelf volledig zal zijn geworden, zal harmonie en bevrediging der mensen deel kunnen worden. Die vervollediging van de Mens, welke bewust ter realisering als doel is gesteld door een ganse schaar van mensen, is als kultuur-tipering naar buiten zichtbaar geworden, in omlijnde ordening, in de organisatie der Nederlandse Rein Leven-beweging. Geen enkele andere organisatie, ook strevend naar verhoging van levens-vlak, wil ik te kort doen. Doch niet één, bij mijn weten, heeft zo alzijdig en spesiaal deze Mens-vervollediging zich tot taak gesteld en hare werkelikheid als idee verkondigd, als dit door de Rein Leven-beweging is geschied. Geenszins ook is hier sprake van een nieuwe vinding. Het is slechts - zo als alles - voortgaan op de aanwezige groeilijn. Het is alleen een nieuwe schalm, die in een voorgaande inschakelt. Als beeld verschijnt mij deze groeilijn niet duideliker dan als een wijd-sirkelende spiraal. Deze doel-stelling van Mens-vervollediging is, met de mensheids-ervaring van een twintig eeuwen verrijkt, een meer gevorderde evolutie-eis dan welke in het begin onzer jaartelling, in beginsel volkomen gelijk, zich kennen deed in de ‘richting van vergeesteliking’, welke als een nieuw moment toen haar intree gedaan heeft in de toenmalige mensenwereld. Ook nu is de kern van Mens-vervollediging: vergeesteliking. Want waar de Mens in de mens nog niet tot openbaring is gekomen, wil dit zeggen, dat het geestelik wezen van de mens nog ongeboren is gebleven. | |
[pagina 169]
| |
De Rein Leven-beweging wil het volle, gezonde, zuivere, waarmenselike leven van de volledige mens. Zij vraagt dus allereerst naar het eigenlike kenmerk van de Mens. Kont de Mens als geestelik wezen naar voren? Neemt het geestelike in zijn leven de plaats in, die het krachtens zijn aard als Mens, toekomt? Staat het geestelike, als het hoogste in de Mens, bovenaan in zijn leven? Voort het onverdeeld de schepter, en waarborgt het daarmee aan z'n drager: menselike zelfstandigheid? En erkent zo iemand daardoor de menselike gelijkwaardigheid van z'n evenboortige medeschepselen, of zij man dan wel vrouw worden genoemd? Wat klinkt dit alles van-zelf-sprekend, eenvoudig, gewoon. En toch, het streven der R.L. bew., in die weinige woorden in beginsel aangeduid, blijkt helaas zozeer te verschillen van het streven en het beginsel, dat het leven der mensen in 't algemeen kenmerkt en beheerst, dat zij, met dit program naar voren tredend, een pioniersdaad eerste klas blijkt te verrichten. De werkers der R.L. bew. zijn baanbrekers voor een nieuwe levensopvatting, die nog ingang moet vinden bij de mensen om hen heen. Want door de meesten wordt niet ingezien nog, wat er aan hun ontwikkeling ontbreekt, hoe zij niet àf zijn als mens, hoe zij geestelik leven derven. Door de meesten wordt allerminst beseft, dat zij door dit hun niet-vol-mens-zijn een leven leiden als slaaf in plaats van als heerser, als gebondene in stede van als vrije persoonlikheid. Er bestaat een slavernij van de Vrouw, in alle vezelen onzer samenleving vertakt, door de meesten harer sekse niet bevroed, nog minder erkend. En wie hier heten te zijn van het sterke geslacht, van de andere voordelige partij, twijfelachtige rol spelend van ‘heren der schepping’, doen op onrechtmatige en onredelike wijze hun overwicht als geslachtswezen alleen gelden, uit verkeerd-begrepen en laag eigenbelang, omdat zij in eigen persoon missen de geringste heerschappij over zichzelf. Zo weinig heer en meester zijn ze over hun vleselike lusten en hartstochten, dat ze als lafaards gehoorzamen aan ieder verlangen van het dierlike in zich, dat zij zich willoos en eerloos als speelbal overgeven aan de misselikste nukken ener gehuichelde liefde. En de | |
[pagina 170]
| |
minst zwakken buigen, - omdat het nu eenmaal niet anders kan -, voor de overmacht van de door hen zelf gekroonde en volgens traditie daarvoor aangewezen, zinnelike neigingen oftewel ‘natuurlike behoeften’. Daarvoor zijn ze immers ‘man’, zeggen ze of anders denken zij 't. Waren zij volgroeid mens, d.w.z. zich van hun geestelik wezen bewust, dan zouden zij anders denken en spreken. Nu daarentegen wordt hun verhouding tot de Vrouw in de eerste plaats bepaald door hun standpunt als geslachtswezen. Er bestaat ten andere een slachtoffer-zijn van begripsontwrichting, door talloos velen, wien het aangaat, tegenwoordig ten stelligste weersproken. Het raakt de kern van het geslachtsleven. Als doel voor geslachtsgemeenschap heeft men in plaats van de voortteling, het genot gesteld. Dat betekent: scheiding van seksualiteit en voortplanting, hetgeen terecht door Prof. Dr. J. van Rees, als bioloog, gebrandmerkt werd als de ‘reuzenblunder’ op dit gebied. - Hiermee heeft in beginsel het Nieuw-Malthusianisme z'n recht van bestaan verloren. De waarlik geestelike mens zal ten opzichte van deze dingen geen ogenblik in twijfel verkeren. Ook hierbij zal vergeesteliking meerder licht verschaffen en zuiverder de ware Werkelikheid doen kennen. Eerst wanneer het geestelike mede tot ontwikkeling is gekomen, kan er van volledige menselikheid sprake zijn. Onder weedoms zware last ligt nu de mensheid nog ter neer. Uit ons ras van ontwikkelde dier-mensen moeten mensen als godenzonen opstaan, - in Christelike termen gezegd, moeten zelf-bewuste kinderen Gods verrijzen. En de enkelen van dezulken moeten aanwassen tot een groot getal. Waartoe dit streven naar vervollediging van de mens bij de Rein Leven-beweging in teorie en in praktijk geleid heeft, zal uit het vervolg van dit opstel blijken. Duidelik kan al reeds geworden zijn haar plaats, betekenis en waarde uit kultuur-histories oogpunt. | |
II.Het teoreties standpunt der R.L. bew. kan duidelik worden uit haar Beginselverklaring en hetgeen te dien opzichte als toelichting door de Centrale Commissie is uitgegeven onder de tietel ‘Ideaal en praktijk van de R.L. bew.’. Van dit boekske gaat weldra een derde druk ter perse. | |
[pagina 171]
| |
De genoemde Beginselverklaring, welke in April 1905 definitief werd vastgesteld en sindsdien onveranderd is gebleven, luidt als volgt: ‘1. De Rein Leven-beweging heeft tot grondslag en doel het streven naar sexueele reinheid. 2. Zij aanvaardt als ideaal een leven volgens dezen maatstaf: Al die geslachtsverrichtingen zijn ongeoorloofd, waarbij geen rekening wordt gehouden met mogelijke schadelijke gevolgen voor het lichamelijk of geestelijk welzijn der betrokken personen zelf, of van hunne mogelijke nakomelingschap. Geslachtsgemeenschap is alleen dan volkomen rein, wanneer die plaats vindt in hoogste liefdeseenheid, in huwelijk, tusschen man en vrouw, en wanneer in de bedoeling der beide personen de mogelijkheid van voortplanting niet is buitengesloten. 3. Onder huwelijk wordt verstaan de éénwording van man en vrouw in de hoogste beteekenis van het woord, een band voor het leven gesloten. 4. Op grond daarvan bestrijdt zij prostitutie, nieuw-malthusianisme, homo-sexueele geslachtsdaden, onanie en elke andere vorm van onkuischheid in daden, woorden en gedachten, en werkt zij aan de verspreiding en naleving der in deze beginselverklaring gestelde opvattingen en eischen.’ Aan het in deze maand verschenen feestnummer van het orgaan ‘Levenskracht’, ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan der R.L. bew., ontleen ik de volgende opmerking van de Algemene Sekretaris: ‘Verder is kenschetsend in deze beginselverklaring, dat zij zich uitspreekt over en onderscheid maakt tusschen geslachtsgemeenschap en huwelijk. Immers omtrent het huwelijk zegt ze: ‘Onder huwelijk wordt verstaan de éénwording van man en vrouw in de hoogste beteekenis van het woord, een band voor het leven gesloten.’ Eerste voorwaarde van een waarachtig huwelijk is dus liefde, sterke, reine liefde, want alleen daardoor zullen man en vrouw in staat zijn van harte samen te werken tot het bereiken van het eigenlijke doel van het huwelijk: door elkander gelukkig te maken, te streven naar hoogere, harmonische ontwikkeling, naar volkomen zielen-éénheid. Van geslachtsgemeenschap is in onze definitie van het huwelijk geen sprake, en terecht. | |
[pagina 172]
| |
Elk huwelijk, waarin man en vrouw, elkander aanvullend, trachten tot de meest volkomen ontwikkeling te komen, heeft het doel in zich zelf. Geslachtsgemeenschap, zegt onze beginselverklaring, kan alleen dan volkomen rein genoemd worden, wanneer die plaats vindt in hoogste liefdeseenheid tusschen gehuwde lieden en wanneer in de bedoeling der beide personen de mogelijkheid van voortplanting niet buitengesloten is. Deze laatste bepaling heeft velen van ons afgehouden. In den tegenwoordigen tijd zijn er die vinden, dat de geslachtsdaad ook als middel tot genot recht van bestaan heeft en dat wij dat te veel miskennen. Ons standpunt in deze is: De natuur heeft aan de geslachtsdaad geslachtsgenot verbonden, maar nooit behooren wij over het hoofd te zien, dat van nature uit, geslachtsgemeenschap slechts recht van bestaan heeft als middel tot het scheppen van nieuw leven. Waar liefde de basis van een huwelijk behoort te zijn, mag de geslachtsdaad nooit iets anders zijn dan een daad van liefde, verricht in hoogste zielseenheid, waarbij liefde tot het nog ongeboren kind een niet te miskennen factor is. De geslachtsdaad wordt tegennatuurlijk, zoodra daaraan de gedachte verbonden is het mogelijk gevolg van die daad, het komende kind, te ontgaan.’ (blz. 153). Aan bovengenoemde ‘Toelichting der Beginselverklaring’ ontleen ik het hier volgende: ‘Geen lichamelijk huwelijksleven dus, noch eenige handeling die de verleiding daartoe te sterk zou maken, tusschen personen die te jong zijn om een krachtige nakomelingschap voort te brengen; niet tusschen personen, van wie met eenige zekerheid is te zeggen, dat zij geen gezonde kinderen zullen krijgen; niet tusschen hen, wier maatschappelijke toestand het stichten of de uitbreiding van een gezin verbiedt, die niet in staat zullen zijn de door hen voortgebrachte kinderen een menschwaardig bestaan te verschaffen, ze behoorlijk te voeden en op te voeden; niet tusschen diegenen die weten, of erger nog die verlangen, dat uit hunne lichamelijke gemeenschap geen kind zal worden geboren; maar ook niet tusschen hen, wier persoonlijk welzijn, hetzij dat van één hunner of van beiden, hetzij lichamelijk of geestelijk, bedreigd wordt met ernstige, wezenlijke schade als onvermijdelijk gevolg van die verrichtingen. | |
[pagina 173]
| |
Dat zijn hooge eischen, zegt men. - Zeker! Het zijn onvervulbare eischen, zegt men. - Neen, zeker niet! Wel is het een ideaal, dat wij stellen, ook onszelf; maar het is niet onbereikbaar. Wij gaan uit van de overtuiging dat geslachtelijke onthouding voor normale menschen onvoorwaardelijk mogelijk isGa naar voetnoot(1), en stellen die daarom vrijmoedig tot plicht in al de genoemde gevallen. En dat voorop stellende, eischen wij die onthouding onvoorwaardelijk van ons zelf en van anderen, wanneer redelijk inzicht of zedelijke verplichting voortplanting buitensluiten.... Met nadruk spreken wij van volkomen reinheid; opzettelijk wordt gezegd dat wij onze opvatting aanvaarden als ideaal. Ten volle zijn wij ons bewust dat hooge en veelomvattende eischen door ons worden gepredikt; hoog, vergeleken bij den toestand waarin het geslachtsleven der menschen verkeert; veelomvattend, gezien in het licht onzer eigene onvolkomenheid en veelvuldige zwakheden. Wij bedoelen niet een uiterlijke wet vast te stellen; wij willen alleen zeggen: ‘zóó moest het zijn; zóó moest het worden! Daarheen gaat de stijgende weg. Zóó zal, naar onze overtuiging, een rein leven zich vertoonen; naar zulk een levenstoestand strekt zich ons eigen beste willen uit.’ (blz. 15 en 16). Omtrent de bizondere punten nog enkele losse opmerkingen, aan dezelfde Toelichting ontleend, die het verband duidelik in het oog kunnen doen springen. Van Prof. Dr. von Krafft-Ebing is het ware woord: ‘De bron van edele, ideale gevoelens, die van zelf ontspringen uit een normaal zich ontwikkelend geslachtsleven, wordt door niets zoo licht troebel gemaakt, ja zelfs, in gegeven omstandigheden, geheel toegesloten als door onanie op jeugdigen leeftijd bedreven. De zich ontplooiende bloesem wordt daardoor beroofd van geur en schoonheid en er blijft niets anders over dan de grofzinnelijke, dierlijke drift naar geslachtelijk genot.’ (blz. 21). | |
[pagina 174]
| |
‘Voor 't overige is de taak der prostitutiebestrijding gelegen in opvoeding tot zelfbeheersching, in den eisch van wederzijdsche achting tusschen man en vrouw, in de verkondiging dat niet begeerlijkheid, maar liefde alleen hen tot elkander drijven mag.’ (blz. 23). ‘Het nieuw-malthusianisme. - Aan de ééne zijde, buiten de grenzen van het getrouwd samenleven, is het ten stut en steun aan de prostitutie;...... Maar binnen de grenzen der huwelijksgemeenschap, is het toepassen van de door het nieuw-malthusianisme aanbevolen praktijken een middel in de hand der zinnelijkheid. Waar geen kind geboren kàn worden, waar dat met welbewuste bedoeling opzettelijk door den man en de vrouw wordt veroorzaakt, verliest de lichamelijke geslachtsgemeenschap hare wezenlijke beteekenis en haar reden van bestaan en wordt verlaagd tot een genotmiddel zonder meer.’ (blz. 24). ‘Wij zien in de homosexualiteit of het contrair geslachtsgevoel een aangeboren afwijking, een door ontwikkelingsstoornissen veroorzaakte abnormaliteit van sexueel leven. Wij achten het alleszins goed dat voor deze ongelukkigen, een billijk en zacht oordeel wordt gevraagd en waar mogelijk liefdevolle hulp. Wij spreken niet van bestrijding der homosexueele gevoelens.... Maar wij bestrijden het toegeven aan die gevoelens, het willen uiten van die neigingen in daden; wij bestrijden de leer, dat aan den Uraniër het recht zou toekomen zijne geslachtelijke neigingen te volgen, geheel gelijk aan den heterosexueelen mensch.’ (blz. 25). De hier besproken Beginselverklaring, waarin het streven en het ideaal staat uitgedrukt, geldt als maatstaf voor de Beweging. Instemming ermee wordt niet geëist van ieder lid persoonlik. Alleen van hen, die als vertegenwoordigers van de R.L. bew. optreden, een offisiële funksie bekledend, en van hen die als sprekers voor de Beweging optreden. Als gewoon lid kan ieder die zulks verlangt toetreden, zonder onderscheid van godsdienstige, maatschappelike of politieke overtuiging, mits bij hem of haar voorzit: een streven naar een rein leven. Waarbij wij dan onder rein leven te verstaan hebben: een leven waarin de zinnelike neigingen onder heerschappij staan van Rede en Geweten, een leven waarin het natuurlike beheerst wordt door het geestelike. | |
[pagina 175]
| |
Al weder niet overbodig op het begrip beheersing te wijzen, aangezien doding van het vlees haar vreemd en verre is. Het natuurlike, het dierlike, het vleselike, het zinnelike in de mens evenmin uitgeroeid als met een hoofdrol voorzien. Het heeft niet te gebieden, doch slechts te gehoorzamen. Het mag geen leiding geven, doch dient zelf geleid te worden. Het natuurlike heeft evenzeer als het bezielde en het geestelike in de volledige mens recht van uitleving. Doch daarmee heeft het binnen de perken te blijven, binnen z'n eigen perken te blijven. Anders ontstaat afwijking van de norm, abnormaliteit, als onvermijdelik gevolg opleverend: verscheuring van de menselike eenheid, Levens-verkrachting, en algemene disharmonie, inhoudend: weedom voor eigen persoon en anderen van allerhande aard. Het natuurlike moet in eigen baan blijven, dient in het rechte spoor gehouden te worden en daartoe treedt het geestelike in de mens op als menner. Zodra het natuurlike in ons leven de baas gaat spelen - en onder allerlei vormen wordt er heden ten dage voor zulk een sarkokratie geijverd - komt het in strijd met de natuurlike bestemming van de Mens, met andere woorden: pleegt het zelfmoord. Bewijs voor dit laatste - om zelfs de lui van minst-fijne onderscheiding te overtuigen, de meest tastbare en grove vorm noemend -: het onrustbarend woeden der geslachtsziekten. Dat is één der handlangers van de Dood. Dat is de beul in aksie. Dat is de natuurlike straf voor de zonde tegen eigen natuur. Dat is één zijde van het wereldgericht, dat gaat over de onderste-boven-gekeerde natuur. Zo dan staat de Rein Leven-beweging open voor iedereen, sterk of zwak, mits ernstig willende streven naar seksuele reinheid. | |
III.Het prakties gedeelte der R.-L.-bew. komt tans aan de beurt. Bij de beschouwing hiervan zullen wij ons in de eerste plaats bepalen tot de behandeling van een twee-tal nauw met elkaar verband houdende punten: Io De hoofdoorzaken, die ertoe geleid hebben dat door de Beweging op die bepaalde manier Rein Leven-arbeid verricht wordt en IIo De arbeidslijn welke bij de gegeven toestand als van zelf was aangewezen. | |
[pagina 176]
| |
Laat ons dan in de eerste plaats als een hoofdoorzaak beschouwen: de vervreemding. En deze, om te beginnen, ten opzichte van de opvoeding der kinderen. Niet anders dan in het algemeen zal ik spreken en met beknopte heenwijzing volstaan. Zie hoe het tere, hulpeloze kindje vanaf zijn eerste levensjaren zich heenneigt naar z'n ouders, z'n natuurlike beschermers. Zie die vroege ontwikkeling, dat ontluikende leven van belangstelling, opmerkzaamheid, gevoel en verstand. Zie dat weefsel van zieledraden, zich bezig te vormen, tussen wezens op zo nauw een band onderling aangewezen. Met nog meer behoedzaamheid dan het poezel-weke lijfje dient men het bloesem-gevoelige zieltje te naderen. Hoe ras valt te bespeuren, dat zulk een jong leventje van binnen al behoefte toont aan warm meeleven van wie naast, om en bij 'm zijn, behoefte aan koestering van een liefde-uitstralend gemoed. Hoevelen verstaan blijkbaar die verborgene behoefte der kleinen niet, zelf door hun leven tot vergroving gebracht. Voor hoevelen gaat die zachte roep uit de kinderziel verloren, omdat in eigen leven vaak te veel gedruis rumoert. Bij hoevelen blijft die warmte-geving achterwege. Blijft gesloten het luik voor eigen ziele-woning. Gaat niet vloeien de liefde-stroom uit eigen harte-bron. Er gaat een draad in het weefsel ontbreken. Het kind vraagt zoveel en zo telkens, naast voedel voor de maag ook voedsel voor de ziel. Er gaan àl meer draden in 't weefsel ontbreken. De opzet wordt weinig sterk. De levensband gaat nu reeds van haar kracht er bij inboeten. Hier reeds speuren wij de aanvang van het vervreemdingsproses. Het kind groeit. De innerlike behoefte wordt groter. De nietbevrediging laat meer open plekken in 't weefsel. De band wordt losser van samenstelling. Der kleinen opmerkzaamheid is aktiever geworden. Weinig ontgaat haar. Het blijkt soms verrassend uit een enkel woord, uit een opmerkinkje, zo naief-weg geuit. Er is hier echter een gevaarlike klip. Wie haar niet weet te omzeilen, laat stuk slaan de boot van vertrouwen, welke kind en ouder draagt. Het is de klip van het niet-waar-zijn. Het blijft niet bij één stoot van het vaartuig. Het blijft niet bij één woord van onwaarheid, bij één daad van onwaarheid. | |
[pagina 177]
| |
Bij hoeveel mensen is het niet geworden: ‘om het met de waarheid niet al te nauw te nemen.’ Hun aard heeft het in zich opgenomen. Hun houding heeft er zich naar gezet. Ze merken het zelf niet eens meer. Dat is wel 't ergste van al. Die mensen worden ouders en handelen naar hun aard en gewoonte, hun tot een twede natuur geworden. Ze kunnen dan wel niet anders meer. - Wilt ge een paar stereotiepe voorbeelden horen? - Thuis zijnde laat men aan bezoekers ‘niet-thuis’ geven. Het kind ziet het één en hoort het ander. - In trein of trem wordt door de beambte naar de leeftijd van het kind gevraagd, in verband met vrijstelling van betaling. Brutaal wordt een lagere leeftijd uitgesproken. Het kind hoort het één en weet het ander. - Men zal aan een kind het een of ander beloven, indien het iets volbracht heeft wat hem opgedragen was. Het kind volbrengt het opgedragene en merkt van het beloofde niets meer, alsof er nooit iets beloofd was. Het kind onthoudt scherp en heeft er zich reeds op gespitst. - - - Wat behoef ik méér te noemen! Ieder die oplet stoot zich aan duizenderlei onwaarheid van dien aard, waar het van krioelt in het leven der meeste mensen. Iedere onwaarheid-schok in de kinderziel, toegebracht door iemand die aanvankelik in volheid van vertrouwen blonk, betekent een scheur in het weefsel van zieledraden, tussen ouder en kind gespannen. Het kind groeit op en z'n vragen worden vele. ‘Waar de kleine kindertjes vandaan komen?’ zal één zijner vragen eens worden. Daar wordt op geantwoord met een leugen: uit de kool, door de ooievaar of de melkboer gebracht, enz. Het zijn z'n ouders die het zeggen, dus... En ook met andere dergelijke vragen gaat het later zo. Dikwerf ook wordt er vreemd of niet op geantwoord. ‘Hij zal dat later wel eens horen, als hij ouder is.’ Maar dat bevredigt hem niet. Juist nu te meer begint zo'n vraag te kwellen. Ze laat de kleine zus of baas niet meer met rust. Ze is door dit weigerend woord op eens van groot belang geworden. Telkens duikt ze in 't jonge breintje op. Andere gedachten spinnen zich om haar heen. Tot plots de vraag gericht wordt tot een kameraadje of een vreemde - of wel, dat zonder rechtstreeks vragen het antwoord uit hun mond vernomen wordt. En dan een antwoord: plat en ruw en ver van volle waarheid. Dat brengt | |
[pagina 178]
| |
een andere kneuzing aan in hun gemoed. Profane greep brengt eerste ontluistering aan van het wondere scheppende leven. Doch dan is meteen verscheurd het vroeger leugen-woord der ouders. Het kan de onherstelbare breuk in hun vertrouwen zijn. En al heel spoedig wordt het beseft: op dit punt hebben ze ons wat wijs gemaakt, hebben ze ons bedrogen, bij de vragen op dit gebied hebben ze ons in de steek gelaten, hebben ze geheimzinnig gedaan. Tweeërlei vloeit hier uit voort: eerstens zal het kind zich aangaande dit gebied niet meer tot z'n ouders wenden; twedens zal het vies gaan vinden het geslachtelik leven. Voor dit laatste heeft de kameraadjes-wijsheid wel gezorgd en wat nu voortaan in de doening van het achterbakse op dit gebied verhandeld worden zal. Nu reeds is het vervreemdingsproses in volle gang. Zonder betrouwbare gids voor het intiemste deel van z'n leven, vangt voor het kind in die jaren reeds, z'n loopbaan van eenzaam zwerver aan. Al wat verband houdt met het geslachtelike in z'n ontwikkeling, is heel een wereld op zichzelf. In die wereld staat hij als vreemdeling, aan misleiding ten prooi van zelf-bedrogenen. Zeer weinigen zijn er die onaangerand naar den lijve deze woestijnreis volbrengen, maar zonder schade naar de ziel niet één. Dit is de bodem waarin het verdere leven wortelen zal. In die duisternis waart de demon der zelfbevlekking rond, schuwe oorzaak van geslachtsdrifts overprikkeling, later in het leven spelend zulk een overmachtige Satans-rol. Weergaloze stormen van twijfel, angst en pijn woeden over de onstuimig-klotsende baren, in branding van puberteit. Heeft het ons nog te verwonderen, dat er zovelen schipbreuk lijden op de levenszee! - - - Is tegenover deze vervreemding niet als vanzelf als arbeidslijn op het terrein der Rein Leven-beweging aangewezen: de vrije omgang tussen ouders en kinderen? Wat zij daarover te zeggen heeft, kan in enkele woorden worden saamgevat: vóór alles waar zijn, in denken, spreken, handelen; stelt u zelf volkomen open voor uw kinderen; leeft als oudere kameraden heelendal in hun leven mee; erkent het wanneer gijzelf iets niet weet of een fout begaan hebt; gaat hun nooit in de weg staan, zodat de zon van lichtende liefde niet vrij in hun ziel zou kunnen schijnen; laat hùn vragen u tot aanwijzing zijn | |
[pagina 179]
| |
wat ge hun te zeggen hebt, óók ten opzichte van het geslachtelik leven, even gewoon en duidelik als gij het over iets anders doet; weet zó doende een vriendschap en liefde te verwerven, die gedurende het gehele leven bloeien blijft.
Hier sluit met onmerkbare overgang aan, wat ik zou willen noemen: de vervreemding ten opzichte van het huweliksleven. Uitgangspunt wordt hier dus het huwelik. Wel te verstaan wat in 't algemeen onder die naam doorgaat. Dat huweliksleven is niet zoals het zijn moest. De eenheid, als het karakteriserende, laat zich zo vaak tevergeefs zoeken. Zelfs in wat men nog een ‘goed huwelik’ pleegt te noemen, gaat menigmaal ieder z'n eigen gang en kan men als 't enige wat nog te prijzen valt door een der echtgenoten horen zeggen: dat ze elkaar geheel vrij laten. Alsof het begrip huwelik niet iets anders, iets meer, iets hogers en schoners inhield. Maar daarnaast verschijnt een onafzienbare menigte, voor wie het huwelik een mislukking werd. Voor velen hunner geldt het woord, dat er moeilik van een uiteen gaan valt te spreken, waar zij eigenlik nimmer bijeen geweest zijn. Echtscheidingen zijn aan de orde van den dag. Hoe groot een kontingent van prostitutie-bedrijvers komt niet op rekening van ‘gehuwde’ mannen! Zouden niet betrekkelik zeldzaam zijn de mannen en vrouwen, die naar waarheid kunnen juichen over hetgeen hun huwelik hun geschonken heeft, namelik: bevrediging en levensharmonie? Genoeg woorden hierover, want wij zijn het er immers over eens, dat huweliksmislukking uiterst veelvuldig voorkomt, dat vervreemding tussen de man en de vrouw in het huweliks-leven van onze tijd inheems is. Alweer vraag ik: hebben wij ons daarover te verwonderen? Immers neen; wel als het omgekeerd ware. Want moest niet vervreemding zich openbaren in het huwelik, wanneer vóór het huwelik de beide personen slechts als vreemden tegenover elkaar hebben gestaan? En anders is de toestand niet. De meeste mensen die trouwen gaan, wat kennen zij van elkander, wat weten zij van elkanders zieleleven? - Kort en bondig gezegd: hun voorafgaand leven en hun gehele opvoeding heeft gestaan onder het teken der vervreemding. | |
[pagina 180]
| |
Van zichzelf zijn ze vervreemd, van de Mens in zichzelf. Van hun ouders zijn ze vervreemd. Vervreemd ook van hen, die tot de andere sekse behoren. Want men heeft de onderscheiding als geslachtswezen gewichtiger gevonden dan de overeenstemming als mens. Zodoende is die geaksentueerde onderscheiding geworden tot een overheersende geslachts-gescheidenheid. De ‘suprematie, het overwicht van de Man’, is het tiperende kultuur-verschijnsel bij deze stand van zaken, waarmee gepaard gaat: de ‘slavernij van de Vrouw’Ga naar voetnoot(1). En de buiten-Menselike, mens-onwaardige verhouding tussen Man en Vrouw wordt weergegeven door de ‘tweeërlei moraal’Ga naar voetnoot(2), waarbij aan de vrouw een andere eis van reinheid wordt gesteld dan aan de man. Onder deze gedrochtelike wanverhoudingen groeien de aankomende jongens en meisjes, groeien de jonge mensen op. Het is met dat niet-kennen-van-elkaar gesteld, zooals Dr H. Cannegieter Tz. dit beschrijft: ‘De man en de vrouw, de jongen en het meisje staan buiten elkaar in veel lagen van ons cultuurleven en misschien wel het meest in de lagen van de hoogste cultuur. Zij kennen elkaar niet tengevolge van den scheidsmuur die tusschen beiden wordt gesteld. - De jonge man kent de vrouwelijke psyche niet en de jonge vrouw die van den man niet. Immers in den tijd waarin het eigen zieleleven zich accentueert en waarin het onderscheidingsvermogen grooter wordt om juist de eigenaardige verschillen in het zieleleven te voelen als compensatie over en weer, in dien tijd, dat is de tijd van ongeveer 13 tot 18 jaar, werden en worden de geslachten sterk van elkaar gescheidenGa naar voetnoot(3).’ Laat ons nu van het vervreemdingsproses zelf afstappen om het oog te richten op de als vanzelf aangewezen arbeidslijn der Rein Leven-beweging: de Vrije Omgang tussen beide geslachten. In aansluiting met bovenstaande aanhaling van Dr Cannegieter zegt hij ten opzichte van ons onderwerp: ‘Alles wat wij om ons zien | |
[pagina 181]
| |
gebeuren wijst op een verschuiven van de verhoudingen en werkt zelf mee tot die verschuiving. En dat verschuiven van alle verhoudingen heeft men eenvoudig aan te nemen, hoogstens te leiden, nooit tegen te houden, want dit is een onmogelijk pogen. - Deze verschuiving van verhoudingen, deze drang (van de intellectueele vrouw om als gelijke in rechten en plichten erkend te worden naast en met den man) vinden hun terugslag in het huwelijk...... in dezen vorm, dat in het samenleven van beide geslachten niet langer die nauwkeurige afbakening van recht en taak aan beide zijden blijft bestaan, die een vroegere wijze van denken vanzelf meebracht, een afbakening van geslachtsrecht en geslachtstaak. - - - Een der allereerste eischen is dan dat beide geslachten elkaar wezenlijk kennen, elkaars psyche hebben leeren zien en waardeeren als verschillende, elkaar aanvullende vormen van de menschelijke psyche. Dat leeren kennen is alleen mogelijk, wanneer beide geslachten tegenover elkaar staan, zooals zij zijn, elkaar wezenlijk leeren zien als psychische menschen. Daartoe is noodig, dat de verhinderende omstandigheden uit den weg worden geruimd. Die verhinderende omstandigheid is het bewustzijn van het verschil van sexe, d.w.z. het bewustzijn van verschillend physieke menschen te zijn. Naarmate van de toeneming der intellectueele ontwikkeling moet het intellect heerschen over het physiek, m. a.w. waar geen physiek element in den omgang van mannelijk en vrouwelijk geslacht een rol kan spelen, moet het bewustzijn van verschil van sexe niet verder gaan dan een verstandelijk weten van dat verschil, waardoor het sexueel voelen uit dien omgang verdwijnen moet. - Het zekerste middel om hiertoe te geraken is, om van aanvang aan de geslachtsverschillen zoo min mogelijk op den voorgrond te stellen in dien tijd van het leven, die alleen nog maar voorbereiding voor die geslachtsverschillen is. Dat is dus, om in dien tijd, den tijd der opvoeding tot volwassen mensch zoo min mogelijk afscheiding te maken tusschen de geslachten en om door het geven van een gemeenschappelijke taak en gemeenschappelijke belangen het algemeen menschelijke van beider psyche naar voren te brengen en harmonisch te ontwikkelen. - Daar is maar één weg om dat doel te bereiken, n.l. de gemeenschappelijke opvoeding, de Coëducatie in den waren zin van het woord.’ | |
[pagina 182]
| |
Als een hoofd-karaktertrek van de R.L. bew. zien wij haar dan ook van den beginne af zich beijveren om de vrije omgang der beide geslachten tot verwezenliking te brengen. Ook onder het oude régime wordt omgang gezocht. Maar zij geschiedt steelsgewijze, meest buitenshuis, in het half-donker, in het onrustige van betrapt te kunnen worden, met de onvermijdelike gedachte dat iets erbij niet in den haak moet zijn. De R.L. bew. wil die omgang ongestoord doen plaats vinden, in het volle licht, in het dageliks verkeer en in de huiselike kring als iets heel gewoons en natuurliks. Daarmee doet zij haar meteen verliezen het zinnenprikkelende, verbonden als dit is aan het geheimzinnige en verbodene, dat overal iets achter vermoeden doet, en iedere ontmoeting en ieder gesprek van een jonge man en een jong meisje als iets bizonders van seksuelen aard doet aanmerken. De R.L. bew. pleit voor het volle leven; zij weet dat dit door zijn rijkdom en bekoorlikheid ons zo in beslag zal nemen, dat wij in de engten van het eenzijdig-geslachtelike niet zullen terecht komen, bij ons zoeken als mens naar de omgang met andere jonge mensen, bij ons ziele-hunkeren naar warme vertrouwelikheid, naar meeleving en begrijpen, naar het over en weer geven en ontvangen van liefde en tederheid. Alleen in zulk samenleven van mensenkinderen kan de volledige mens ontplooien en tot wasdom komen. Als gemeenschapswezen is het des mensen bestemming op te groeien in gemeenschap met allen die ook mens-van-aanleg zijn. Niet langer mag aan de volledigheid zijner persoonlikheid te kort worden gedaan door een kunstmatige splitsing en verbreking van der mensheid geheel, door een tegennatuurlike van-elkaar-afhouding der beide geslachten, gezamenlik behorend tot een hogere eenheid. Bij zulk samenleven van mensenkinderen zal verwondering en verrukking ontstaan en nieuwe liefde: heerlike vondst en schone schatten van ontdekkingsreizigers op 't uitgestrekt gebied der ziel Door uitzicht vanaf deze nieuwe hoogten zal ook het wezen en de gang des natuurliken levens met zuiverder blik worden aanschouwd. Deze volledigheidsgraad van menselik leven is minste voorwaarde tot de opbloei van gezond en rein geslachtsleven en tot mogelike vruchtzetting van harmonies en geluk-schenkend huweliksleven. | |
[pagina 183]
| |
Een voorwaarde tevens blijft de aanbrenging van verstandelike kennis omtrent het geslachtsleven, dat zo dadelik als twede hoofdpunt ter sprake zal komen. Op zulk een wijze voortlevende zal het kùnnen gebeuren, dat nauwer banden zich gaan vormen met vrienden en vriendinnen, even schoon van reine glans, en dat uit die verschillende ziele-verstandhoudingen één bepaalde, één enkele zich gaat verinnigen en àl meer tot intenser eenheid gaat uitgroeien. En dan, - dàn kan plots het wonder geschieden. Op een mysterieus hoogtepunt van hun ziele-bestaan, dàn weten zij het beiden in den geest, dat zij voor altoos bij elkaar behoren. Dàn is hun huwelik geboren, de band voor het leven aaneengehecht. Persoonlik spreek ik dan van verloofden, mensen die zich tot huwelikstrouw hebben verbonden. Wie van verloofd zijn gewaagt, brengt ter sprake een inzet van het huwelik, een praeludium, een ideeële voorbereiding van de reeële huwelikse staat, die in het gaan samenwonen zijn beslag zal krijgen. Juist de verlovingstijd is er dan voor om alle gegevens die beide partijen medebrengen en aan elkander overleggen, en alle moeilikheden die zij daaruit zien ontstaan, gezamenlik te overwegen, ja te bewerken in gemeenschappelik liefde-verband en ze na veel zieleworsteling, die hen al weder vaster aan elkander snoert, in eenswillendheid tot de bevredigendste oplossing te brengen. Deze tijd is er ook op aangewezen om, - in aansluiting met hetgeen ieder uit eigen vroeger leven reeds aan kennis zich verworven heeft -, gezamenlik het wezen, de fysiologise verrichtingen en de gezondheidsleer van het geslachtsleven met grote ernst en met voldoende nauwkeurigheid, in rustigheid van onderlinge bespreking, te bestuderen. Zij moeten zich juist omtrent het geslachtelike geheel open tegenover elkander uitspreken. Niets van eigen verleden mogen zij voor elkander verborgen houden. Dit is de tijd daarvoor, dat het nog niet te laat is, d.w.z. dat er nog geen droeve gevolgen-reeks verwekt of gevoed is, om zich in blank vertrouwen, heel intiem, voor elkander te ontsluiten en telkens weer te ontboezemen. In deze tijd van toenemende wederzijdse ziele-nadering, van behoefte om het uit te spreken, in poëties, klank-wisselende herhaling, dat men zich | |
[pagina 184]
| |
zelf geheel geven wil aan de ander, voor altoos - in deze tijd mag men niets verborgen houden, waarvan men weet dat het bij eigen leven behoort, want éénwording van ziel eist de ganse persoonlikheid op. Zó zal alleen voorkomen kunnen worden het als-vreemden-naast-elkaar-staan van hen, die straks in huwelijksverhouding zullen gaan samenwonen. Daarom, op grond van een nieuwe levensopvatting, het pleiten der Rein Leven-beweging voor deze nieuwe levenspraktijk. Voor de volledige mens, de geestelik-ontwikkelde, wordt het huwelik oneindig méér, rijker en schoner, in z'n Werkelikheid, dan hij of zij zich er ooit een beeld van had vermogen te ontwerpen.
Onze aandacht wordt tans gevraagd voor de twede hoofdoorzaak, die ertoe heeft geleid, dat de R.L. bew., ik mag wel zeggen: tot haar optreden werd gedrongen, namelik: de onwetendheid. Felix Ortt schreef in zijn boekje ‘Een zedelijke plicht der Ouders’Ga naar voetnoot(1): ‘We hebben gezien om ons heen, en ervaren aan onszelf, dat onwetendheid omtrent het geslachtsleven, en later het gebrekkige weten ervan, het zien ervan onder valsch licht, de bron is geweest van zoo ontzettend veel ellende; en we hebben daardoor geleerd, dat de eerste voorwaarde voor een krachtig, bewust streven naar reinheid is het wegnemen der onwetendheid.’ Die onwetendheid is de wrange vrucht van het noodlottige stilzwijgen, algemeen gehuldigd waar het geslachtszaken betreft. Er valt wel is waar in de laatste tijd een kentering te bespeuren, nochtans verre van in die mate dat deze mijne woorden slechts historise en geen heden-geldende betekenis zouden bezitten. Gezwegen wordt er over alles wat betrekking heeft op het geslachtsleven, ten minste gezwegen in de huiselike kring, gezwegen bij al die gelegenheden waar openlik over een en ander gesproken wordt, waar men iets uitspreekt zó dat iedereen het horen mag, waar men ernstig en met een reine bedoeling en in onomwonden duidelike taal zich over iets uitlaat. Dán altijd gezwegen, waar het iets van het seksuele leven betreft. Want overigens zou ik wel haast durven zeggen, zijn de gedachten van het meerendeel der mensen nergens zozeer mee ver- | |
[pagina 185]
| |
vuld als met dingen van seksuelen aard. Of zij het druk hebben over zulk soort dingen! Hun gesprekken, moppen, lektuur, voordrachten, platen, toneeluitvoeringen, kortom hun ganse bestaan, is ervan doortrokken en tot overlopens mee vervuld. Waar het de ontaarde seksualiteit betreft, zinnen-prikkelend en kwasi-bedektelik wordt er naar hartelust allerwege over gepraat. Waar het de natuurlike en normale zijde van het geslachtsleven betreft, blijft de reine bespreking ervan achterwege: hier heerst het stilzwijgen. Op deze gruwelike leugen is het geslachtsleven in onze maatschappij opgebouwd. Laat mij enige gevolgen van dit stilzwijgen mogen aanstippen. Het jonge kind vraagt. Er wordt door z'n ouders gezwegen. Het gaat z'n eerste kennis opdoen bij anderen, uit troebele bron. Hiermee is de sluis van de giftige stroom geopend. Kernachtig drukte Dr. J.H. Gunning Wzn. het eens uit: ‘Als wij het onzen kinderen niet tijdig op een kiesche wijze mededeelen, dan doen anderen het ontijdig op een onkiesche wijze.’ Er is gezwegen. De ouders is zelf nooit bij hun opvoeding op deze dingen gewezen. Zij waken dus niet tegen de zelfbevlekking hunner kinderen. Zij weten immers ook niet hoe algemeen voorkomend deze is. Evenmin overzien zij de gevolgen. Nog minder houden zij rekening met de voeding, de ligging, het wassen en kleden hunner kleinen in verband met te vermijden prikkels. Met beslistheid weren zij niet elke druppel alkohol uit het lichaam van hun kind, evenmin als zij zichzelf daarvan vóór hun huwelik en later hebben onthouden. Er werd gezwegen en zij zwijgen wederom tegenover hun eigen kinderen. Het kind is ten slachtoffer van onanie. Er blijft gezwegen worden. Het kwaad wordt erger en woekert voort. Door te spreken, door voorlichting en steun kan een anders jaren-lang lijden naar lichaam en ziel, met slechte gevolgen vaak voor het ganse leven, voorkomen worden. Een jongen voelt zich man worden, een meisje voelt zich vrouw worden. Onbestemde, vreemde gevoelens woelen in hun binnenste. Het stilzwijgen blijft heersen. Hoe vaak vallen zij dan in handen van verkeerde raadslieden. Hoe gemakkelik komen zij dan in aanraking met de leer der zogenaamde ‘natuurlike behoeften’, komen zij onder bekoring van het moderne parool ‘dat men zich moet uitleven!’ | |
[pagina 186]
| |
Er wordt gezwegen. Niet aangetoond wordt in kloeke woorden de leugen van die leer der ‘natuurlike behoeften’, die te allen tijde bevredigd zouden moeten worden. Niet uiteengezet wordt in duidelike taal, hoe het ‘uitlevings’ -parool slechts de natuurlike mens en geenszins de volledige mens raakt. Niet luide geprotesteerd wordt er tegen de handhaving ener onredelike en mens-onwaardige ‘tweeërlei moraal.’ Er wordt gezwegen. In plaats dat er steeds weer op de voorgrond wordt geplaatst de waarheid van de met overvloed van uitspraken bevestigde stelling: dat onthouding van geslachtsgemeenschap, zonder schadelike invloed op de gezondheid, mogelik is. Er wordt gezwegen. Noch de jonge meisjes noch de jonge mannen wordt de geringste kennis aangebracht van de geslachtsdelen en hun funksionering, van dat hoogst-belangrijke deel van hun eigen lichaam. Er wordt gezwegen. Gezwegen over de gevaren die op dit gebied dreigen. Gezwegen over het wezen en de oorzaken en de slachtoffers van de prostitutie. Gezwegen over het onrustbarende voorkomen der geslachtsziekten, over hun ver-reikende gevolgen door besmetting en erfelikheid. Gezwegen over het verband tussen vrouwenziekten en huwelikslijden, onvruchtbaarheid en blindgeborenen te ener zijde, èn ongeoorloofde geslachtsgemeenschap van de man vóór z'n huwelik ie anderer zijde. Over alles wordt hier gezwegen, waarover gesproken moest worden. Dit fatale stilzwijgen moet verbroken worden. Daarom spreekt de Rein Leven-beweging. Daarom ijvert zij voor: het aanbrengen von kennis omtrent het geslachtsleven. Daarom koppelt zij hieraan vast de verspreiding van de algemene Rein Leven-idee. Hoe dit in de opvoeding en bij het onderwijs van de jeugd geschikt kan plaats vinden is in het begin van dit jaar op uitnemende en overzichtelike wijze door Felix Ortt in het internationaal maandschrift ‘Zuid en Noord’Ga naar voetnoot(1) behandeld. Voor ouderen en in 't algemeen wordt op dit gebied kennis verspreid door middel van het geschreven en gesproken woord. | |
[pagina 187]
| |
Bizonderheden dienaangaande kan men elders aantreffen, voornamelik wel in het orgaan der BewegingGa naar voetnoot(1), hetgeen tevens zelf als machtig middel tot verspreiding van kennis dienst doet. Onder de verschillende bijeenkomsten zijn hier in 't bizonder te noemen de zogenaamde ‘Jongensvergaderingen’, welke sinds enkele jaren in een paar steden gehouden worden voor de leerlingen der hoogste klasse van Hogere Burger Scholen en Gymnasia, in ruime kring grote bijval vindend. Mijn opstel zou te lang worden, indien ik alle overige punten van werkzaamheid nog ter sprake zou brengen.
Hier moet ik eindigen. Wie nog meer wil weten van of zich in verbinding wil stellen met de Rein Leven-beweging, wende zich rechtstreeks tot het Algemeen Sekretariaat (p.a. den heer D. Roskes) te 's-Gravenhage, Anth. Heinsiusstraat, 10. Slotsom: de Rein Leven-beweging heeft een vaste plaats in Noord-Nederland verworven. Uit allerlei blijkt het, dat er rekening met haar wordt gehouden. Zij telt mee. En haar invloedssfeer strekt zich over steeds breder kringen uit. Bedriegen de voortekenen niet, dan begint bij meerderen in Zuid-Nederland de drang zich te openbaren, om op de hechte grondslag van dit eerste 10-tal jaren, ook in eigen gewesten een dergelijke Rein Leven-organisatie mobiel te maken. De Rein Leven-idee is het waard, de mensheid heeft er behoefte aan, en de Beweging heeft getoond recht te hebben op krachtige, bezielde medewerking.
Soest (Nederland), Augustus 1911.
Lod. van Mierop. |
|