De Vlaamsche Gids. Jaargang 8(1912)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Dzirr-hadíng! Het zonneken trilt in de vliere, De nachtegaal slaat er zijn lied; Hij zit er de lente te vieren, Wie viert er de minnetij niet? Tjoe-tiere! Tsa, hoort ge 't, zoet popken? Tjoe-tiere! En voelt ge 't, lief ding? Tjoe-tiere! Voor ù is 't, voor ù, dat ik zing: Dzirr-hading! Lief popken, in 't zieltje bewogen, Nikt knusjes: hoe hartelijk, dit!... Tjoe-tiere!... Daar komt het gevlogen Naar 't boschje, waar 't vrijerken zit. Tjoe-tiere! Is 't mij, die gij minnet? Tjoe-tiere! Ben ik dat lief ding? Tjoe-tiere! Mijn hartje dat màg het wel, zing; Dzirr-hading! En dwars door de vliere en er over, Nu hoort, hoe het trillert en tiert; Daar wordt in het sperkelend loover [pagina 35] [p. 35] Een feestlijke bruiloft gevierd. Tjoe-tiere! Ik hèb u, zoet popken! Tjoe-tiere! 'k Ben ù, mijn lief ding! Tjoe-tiere! De zon is bij 't hooggetij, zing: Dzirr-hading! Daar tronen ze thans, met hun beidjes Eén hartje als toen bruigom en bruid; Het wijveken broeit op heur eitjes, Straks komen hun kinderkens uit. Tjoe-tiere! Wat zal 't er gaan piepen! Tjoe-tiere! 't Zal feest zijn, lief ding! Tjoe-tiere! Dan zingt het als 't nimmer en ging: Dzirr-hading! H. Van Tichelen. Vorige Volgende