Oude Dingen in de Avond.
De zon gloeit uit, rood in goude verten, diep achter 't mossig kerkske, dat neerzit onder de zware beuken, gelijk een roerloze klok op haar kippen onder de struiken, met beschuttende vleugels en waakzame, strak opgestoken kop...
De romaanse, lage vensters ontgloeien en ontvlammen van verscholen vuur...
De dennebossen, in 't ronde, worden blauwgroen en purper, diep-fluwelig, moor-zijig...
Achter de stammen en naast de heirbaan liggen de lage woningen, de hutten, de stallen...
De westergloed bezielt, in toveren en beven van rood en blauw, de nederige dingen: elk huisje krijgt een ziel en houding van levend, lijdend wezen; ieder strodak droomt en mijmert, iedere haag en hekje, ieder ruitje...
Onduidelik en diep, evenals de kleurenwemeling hier buiten, ruist in 't heiligdom 't gebed van vele stemmen, tot alles zwijgt en, uit het laag portaal, vrouwen komen in sombere mantels, met zwijgende kinderen, allen ras verdwijnend in de huisjes en 't dieper vallend duister.
Oude heiligdom onder de ten hemel wegtrillende winterkruinen, in weidse, ambergoudige, bevende en trillende lichten en duisternissen vóór de nacht: levend zinnebeeld van alle aanbiddingen!...
... Dienende zielen, dienstmaagden aller goddelikheden, in zalige ijver ontvlammend bij rode avondschemering en heilige wetendheden,... zich voedend aan bloemen van geheimenis en tweelicht!... Tengere zielen, die verkwijnen en vergaan in volle middagglorie!
Edmond Verstraeten.