De Vlaamsche Gids. Jaargang 7
(1911)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 432]
| |
I.Ge zijt voor mij, door al uw lieve lusten,
het reinste beeld van dezen zonnedag;
het leven wordt beheerscht door uwen lach,
en verzen rijpen waar uw lippen kusten.
En nu uw handen in de mijne rusten,
heft gij het hoofd met wonderlijken lach,
naïef en schoon, gelijk een kind vermag,
dat liefde voelt en leeft van lieve lusten.
Maar als ge staart in 't zeediep mijner oogen,
dan wordt met donkren weemoed overtogen
uw daggelaat, en weent ge snikkend-zacht...
En als ge, lijk een jong-gebroken bloesem,
uw hoofdje zinken laat op mijnen boezem,
dan sterft de zon in de armen van den nacht.
| |
[pagina 433]
| |
II.Nu weer de maan, in blanke majesteit
en blauw gewaad, belegd met zilverbanden,
beheerscht uw tooverschoone sprookjeslanden,
waar berken wit-omsluierd staan gerijd,
o lieve, die zoo ver, zoo verre zijt,
voel ik den teeren druk weer van uw handen,
voel ik uw lippen op de mijne branden
en smelten in een vloed van zaligheid!
Ge zijt zoo schoon, zoo schóón en toch zoo verre,
dat ik tot snikkens toe zou kunnen weenen
uit liefdeteederheid en liefdeleed...
En zie! nu voel ik innig en ik weet,
dat ik u liefheb lijk dien hoog-serenen
en goddelijken avond met zijn sterren.
| |
[pagina 434]
| |
III.Weer kwam van nacht die bange droom me kwellen...
Ge laagt daar schoon en kil als 't maagdelijn,
waarvan de sprookjes fluisterstil vertellen,
het lief gelaat omwaasd van zoete pijn.
Ik durf het nauwelijks veronderstellen:
moest eenmaal, meisje, gij gestorven zijn,
dan weze uw graf een bed van immortellen,
uw doodsgewaad een kleed van maneschijn!
Ik kon het vaak bij lentedag bemerken
hoe bloesems vielen... Eeuwig u te derven, -
o gruwel! 'k weende bei mijn oogen blind...
Dan kon alleen déés blij geloof me sterken:
ze heeft me veel te jong, te schoon bemind
en stierf te heerlijk, om te kunnen sterven!
Lier.
Ernest De Weert.
|
|