treffende het verleden van de Aziatische, Amerikaansche en Afrikaansche volkeren zijn nog ontoereikend om den algemeenen gang van de beschaving te volgen, maar hebben er reeds hoogst merkwaardige verschijnselen van vastgesteld. De kennis van de buiten-Europeesche geschiedenis dringt zich overigens meer en meer op, naarmate de koloniale uitbreiding van Europa toeneemt. Vele historici hebben de noodzakelijkheid ingezien hun arbeidsveld te verruimen en opmerkelijk is het dat een geleerde als Prof. K. Lamprecht, na zich op het bestudeeren van de Europeesche geschiedenis te hebben toegelegd, besloten heeft de eigenlijke wereldgeschiedenis te onderzoeken: te Leipzig heeft hij een Institut für Völker- und Universalgeschichte tot stand gebracht, waar hij met de medewerking van vakgeleerden uit verschillende landen de algemeene geschiedenis der beschaving beoefent.
Wat het belang van Dr. Helmolt's werk nog verhoogt, is dat hij een groot deel van de ‘Voorgeschiedenis’ mede in zijn plan begrepen heeft. Het verleden wortelt inderdaad in het voor-verleden, en daarom mogen de voornaamste voorhistorische feiten niet ter zijde worden gelaten.
Het breed opgezette plan is ook flink uitgevoerd. De ontzettend zware taak kon alleen door medewerking van talrijke vakgeleerden volbracht worden. Het werk bestaat uit een aantal monographieën, ieder door een specialist opgesteld, maar verbonden door hoofdstukken van synthetischen aard, die wederzijdsche invloeden bekend maken. Het eerste boekdeel behandelt de geschiedenis van Amerika: I, Ondenverp en doel van eene Wereldgeschiedenis, door Dr. Helmolt zelf; II, Grondbeginselen der ontwikkelingsgeschiedenis van het Menschdom, door Prof. J. Kohler, welke aangevuld en toegelicht werden door Prof. S. Van Emden, Prof. H. Kern en Mr. Nieboer, terwijl Mr. J.A. Levy er een belangrijk artikel op het natuurrecht bijvoegde; III, Het Menschdom als Levensverschijnsel der Aarde, door den beroemden Leipziger hoogleeraar, wijlen J. Ratzel; IV, De Voorgeschiedenis der Menschheid, door Prof. J. Rancke, voor deze uitgave herzien door Dr. A.J.C. Snijders. Van bijzonder belang is ook het laatste hoofdstuk: De geschiedkundige beteekenis van den Stillen Oceaan, door graaf Wilczek en Dr. K. Weule, naar de laatste gegevens bewerkt. Het tweede boekdeel is gewijd aan Oost-Azië en Oceanië, met den