En, bij m'n ziel! de domsten onder hen geloven aan hun eigen leugenlied en noemen zich, in onbegrepen-worden, de ongelukkigsten der aardekloot... en vreten, - hongerend in onverzadigbare lust naar pijnliker verbeeldingslijden, - vreten onophoudelik aan hun gewaande smart, de wàre kanker van hun laffe ziel. Zij verdienen hun ongeluk omdat ze 't glanzend, bloeiend, zonnig leven, 't volle leven der natuur verkrachten in hun dom geploeter zonder lucht en licht en straal van hoger hoop... die, door hun gebrek aan stoere levensleer en levenswijsheid, of door opzettelike vuile leugen, zo menig jeugdig hart bezoedelen, ontmoedigen door de twijfel aan 't geluk...
Het Geluk dat bestaat, doch niet onvermengd... Daar is 'n lach en 't traan in 't Geluk. 't Is 'n zegepraal, geen lóutere vondst; 'n straffe strijd van wil en energie, geen domme teerlingworp, geen jeremiade vol wemoed, den zwakkeling alléén bestemd, doch 'n klinkende krijgskreet in hevige strijd van sterken: dáár wordt veroverd het gróte, het duurzame Geluk.
't Regent en windt, en 't orkaant met verplettende kracht. 't Buigt en breekt en giert en loeit daarbuiten... En killer is het hier op m'n kamer... Eenzaam niet meer! Ze zijn teruggekomen, de moedige kinderen, mijne gedachten. Ze joelen, ze jubelen en stoeien gehard en gestaald. Hoe schoon is de strijd die bemoedigt! Tàns mag àl het wee des mensdoms vervullen m'n hart dat zich uitbreiden wil als 'n oceaan, verzwelgend, verslindend dat leed. o God! ik voel er niets van, ik lijd er niets om! Al die rijkdom van pareltranen en bloeddruppelen des harten trekt in stomme vaart m'n onverschilligheid voorbij: treurige oogjes, scherplange neusjes, tranenbedelende gezichtjes, doorschijnende wezens van maanlicht-beglansde teringlijders... àllen, àllen zonder moed van ironie of vloek!
Gegroet, o wees gegroet, vertroostende Ironie! Heil u, opbeurende vloek, mannelike kreet, duizendmaal beter dan tranen en stuiptrekking van mismoed of onmacht voor hèm die niet meer bidden kàn!
En ik, ik juich van blijdschap om de zelfbewustheid mijner kracht!
Maar... Hoetàng zal die toestand wel duren?...