De Vlaamsche Gids. Jaargang 6
(1910)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 452]
| |
De Geuzenhoek te Maria-Hoorebeke in Oost-Vlaanderen.Een nederige toren -
Maria-Hoorebeek -
Vertoont zich, een ketterstoren...
Och! de eenige in gansch de streek....
De Geuzenhoek bevat nog
Tweehonderd Geuzen. - Gegroet,
Gegroet, trouw overblijfsel
Van 't roemrijk Geuzenbloed!
Julius Vuylsteke.
Wat er ook van zij, het is een vroom en krachtdadig volk. Verre moet men terugtreden, om een handvol mannen te vinden, die aan alle bedreigingen wederstaan, verplicht als zij waren zich in de bosschen te verschuilen, om hun godsdienst te midden der duisternissen te vieren, uit de openbare bedieningen gesloten, door belastingen verpletterd, van de genegenheid en de vriendschap huns gelijken beroofd en evenwel eindigende met het recht te verwinnen, om den God hunner voorouders in het openbaar te aanbidden. De Protestantsche tempel van Maria-Hoorebeke, naar 't Fransch: Une visite au temple protestant d'Hoorebeke Ste-Marie, par un Paysan flamand; uitgegeven te Gent, bij J. Vuylsteke, 1880. Te weinig bekend, ook bij ontwikkelde Vlamingen, is m.i. de merkwaardige Geuzenhoek in Oost-Vlaanderen, een bekoorlijk plekje natuurschoon, maar ook eene historische streek, zooals reeds de naam aanduidt. Een zestal uren gaans van Gent, ongeveer anderhalf uur ten Oosten van Oudenaarde, ligt het dorp Maria-Hoorebeke. | |
[pagina 453]
| |
‘Hoorebeke, waar de Geuzen wonen!’ zegt men in den omtrek, zoodra een vreemdeling naar die gemeente vraagt. In de kom van 't dorp woont echter geen enkele protestant. Twintig minuten van daar, verspreid over drie gehuchten, Corseele, Rokegem en Vrijsbeke, leven de afstammelingen der Blommaert's, Lodens', De Schepper's, de afstammelingen der Boschgeuzen, die tijdens 't Spaansche schrikbewind als wilde dieren opgejaagd en vervolgd, en naar galgen of brandstapels gesleept werden. In tegenstelling met de andere protestantsche gemeentenGa naar voetnoot(1) van België, bestaat deze van Maria-Hoorebeke uit Vlamingen, van geslacht tot geslacht. - ‘Hoe vreemd keek ik op,’ zei me eens een Zeeuw, die te Hoorebeke geweest was, ‘hoe vreemd keek ik op, toen ik daar boeren in hun blauwe kiel en die Vlaamsch, plat-Vlaamsch spraken, psalmen en gezangen hoorde zingen. Blauwe kielen zijn voor ons, die nabij de grens wonen, Roomschen.’ De hervormde gemeente van Maria-Hoorebeke telt ongeveer 200 leden. Schier allen zijn landbouwers, die ijverig moeten werken om in hunne behoeften te voorzien. Vrouwen en vooral jonge meisjes verdienen nog een aardigen stuiver met het vervaardigen van ‘wanten’ (glacé-handschoenen). In de laatste jaren begonnen enkele boerezonen handel te drijven. Immers de ‘plaag der landbouwers’, het moeilijk in pacht krijgen eener hoeve voor hunne kinderen, komt hier nog meer voor dan elders, want Rome, die nog steeds den strijd voert tegen het ‘klein kuddeken’, onthoudt niet alleen aan de ‘geuzen’ hofstedekens en akkers, maar tracht ook 't protestantsch grondgebied te veroveren. De hervormden bezitten een nieuw gebouwd, net, Gothisch kerkje met toren en klokken, een vergaderlokaal (den ouden tempel), eene pastorie, eene lagere gemengde school en een bureel van weldadigheidGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 454]
| |
De kerk werd in 1871 gebouwd en 't jaar daarop ingewijd. De oude tempel is eigenlijk eene groote kamer eener boerenwoning, welke in 1797 tot bedehuis ingericht werd met de hulp van de protestantsche classis van Walcheren. En voor 1797 vergaderden de geuzen in hoeven en schuren, veelal 's avonds of 's nachts, zooals uit de rekeningen van 1735-1778 blijkt (herhaaldelijke uitgaven voor kaarsen). Het kerkhof dagteekent uit 1824. Tot dit jaar begroef ieder zijne dooden in hof of boomgaard. Grijsaards, die nu overleden zijn, wisten, nog niet lang geleden, van vreeselijke lijkschendingen te vertellen. Niet zelden werd een graf geopend, 't lijk uit de kist gesleurd en, soms verminkt, tegen de deur der woning geplaatst. Een rechterlijk onderzoek was niet noodig: immers men stond hier voor ‘duivelswerk.’ Bij 't bouwen der nieuwe kerk vergrootte men tevens 't kerkhof. De dooden rusten thans rond hun tempel, en lieden, die te kleingeestig zijn om te dulden dat de asch van andersdenkenden met de hunne vermengd wordt, behoeven te Maria-Hoorebeke zich nooit te ergeren. De door den R.C. priester niet gewijde begraafplaats ligt eenzaam op den Geuzenhoek... De hervormden sluimeren er in denzelfden grond, die eens door 't bloed hunner voorouders gedrenkt werd. Het kerkhof is zeer eenvoudig en juist daarom zoo stemmig. Het bezit slechts één grafkelder, welken baron Bauwens van der Boyen, controleur te Oudenaarde gedurende den Hollandschen tijd, liet metselen voor zijne twee kinderen. En toen de edelman ook zijne vrouw verloor, later in Noord-Nederland, kon hij de moeder van hare kinderen niet scheiden. 't Lichaam zijner echtgenoote werd te Delft begraven, doch 't moederharte in de groeve op den Geuzenhoek, ginds ver in Vlaanderen, bijgezet. De hervormde gemeente heeft eene school, zeiden wij hooger. Helaas! ook aan deze inrichting is eene lange lijdensgeschiedenis verbonden. 't Schoollokaal en de onderwijzerswoning werden in 1816 gebouwd, dank zij eene subsidie van 1000 gulden, door de Hollandsche regeering verstrekt. In 1836 begiftigde Mej. J. Van den Berghe, vroeger katholiek, maar met haar broeder tot het protestantisme overgegaan, bij testamentaire beschikking de school met een kapitaal, | |
[pagina 455]
| |
waarvan de rente 1400 frank bedroeg. Het Consistorie was dus eigenaresse. Ten gevolge der wet op de studiebeurzen ging de vrije school den 1en Augustus 1879 over aan de burgerlijke gemeente Maria-Hoorebeke. Dat 't gemeentebestuur die nieuwe inrichting niet genegen was, laat zich gemakkelijk begrijpen. Noodige herstellingen bleven uit, dringend noodige toch, want in een verslag der inspectie lezen wij o.m.: ‘Het schoollokaal is thans in een zeer slechten staat van onderhoud, daar het sedert 1878 niet meer gewit of geverfd is geworden. De muren zijn zwart en de deuren verveloos. Het dak is zoo slecht, dat het regenwater zich gemakkelijk eenen weg daardoor kiezen kan.’ Over de woning: ‘De onderwijzer bewoont het huis als een zorgvuldig huisvader; orde en zindelijkheid heerschen er. De gebouwen langs den buitenkant zijn sedert acht jaren gewit noch geverfd. De pomp van den regenbak geeft geen water. De keuken eischt dringend herstelling. De zolder laat het water, dat door het dak naar binnen stroomt, tot in de kamers door. Het huis is op sommige plaatsen onbewoonbaar.’ En zoo gaat het voort over moestuin en schoolmeubelen. In de algemeene aanmerkingen, waarmede 't verslag sluit, staat o.a.: ‘Er is in 't verloopen jaar niets gedaan tot herstelling van het schoolgebouw en de onderwijzerswoning. Het gemeentebestuur weigert iedere herstelling op grond, dat een koninklijk besluit het uitvoeren der herstellingswerken beveelt.’ Ach! hoe weinig werd het belang van het volk begrepen! Men scheen den invloed van 't onderwijs niet te kennen; waarom werd dit altijd weer de speelbal der politiek? Betaalden de Geuzen niet even goed belasting als anderen?... En beschikte de gemeente niet over het testament Van den Berghe? Het gemeentebestuur scheen er iets anders op gevonden te hebben. Wij bezitten hier de copie eener beraadslaging van den gemeenteraad van 't jaar 1881 (22en December). De gemeenteonderwijzerGa naar voetnoot(1) van 't dorp nam ontslag. Twee gemeentescholen achtte men overbodig in Maria-Hoorebeke. 't Was | |
[pagina 456]
| |
noodzakelijk de uitgaven te verminderen. Daarom werd de heer B.H., gemeenteonderwijzer (op den Geuzenhoek) benoemd in vervanging van den ontslagnemer op 't dorp... De school op Corseele (de oude Geuzenschool) werd afgeschaft, te rekenen van den 1en Januari 1882. Dat is de zakelijke inhoud van 't stuk. Maar de heer B.H. stemde niet toe; hij bleef te midden der protestanten in zijne oude school. De gemeenteraad was onmachtig deze te sluiten. De toestand verbeterde niet. Voor ons liggen tal van de bekende dwangmandaten, waardoor de onderwijzer aan zijn salaris moest geraken, daar 't Gemeentebestuur weigerde dit uit te betalen. ‘J'ai l'honneur de vous informer que vous pouvez vous présenter chez Monsieur le Receveur des contributions directes, douanes et accises à Hoorebeke-St-Corneille, à l'effet de toucher la somme de fr....... du chef d'arriérés de traitement, casuel compris, qui vous sont dus par la commune de Hoorebeke-Ste-Marie,’ enz. De lezer, die op de hoogte is van den schoolstrijd, begrijpt 't verloop. 't Jaar 1884 brak aan... en reeds den 21en October 1884 viel als eene bom in de woning van den heer H. de brief van 't gemeentebestuur, die na een aantal ‘Gezien...’ en ‘Aangezien...’ 't besluit meldde: ‘1. De gemeenteschool op den Geuzenhoek wordt afgeschaft; 2. De heer H. zal zijne bediening eindigen op den een en dertigsten October 1800 vier en tachtig. 3. De heer H. zal het schoolgebouw verlaten uiterlijk den een en dertigsten December 1800 vier en tachtig.’ Meteen was het testament van de familie Van den Berghe voor de protestanten verloren... Maar 't schoolgebouw? De gemeente rekende dat ook als haar eigendom. Doch toen gebeurde het dat in eene zitting van 't Consistorie een oude GeusGa naar voetnoot(1), met tranen in de stem, uitriep: | |
[pagina 457]
| |
- ‘Onze school verliezen? Broeders, laten we haar dan met onze geweren verdedigen!’ De school is aan de protestantsche gemeente gebleven. Men zou weer beginnen van meet af aan. Opgeven? Nooit! Evenmin als de voorvaderen 't hoofd in den schoot leggen! Volhouden! De onderhandelingen met de hoogere overheid om de school terug te krijgen leidden tot geen gunstigen uitslag. Men zocht hulpe bij geloofsgenooten in Engeland, in Holland! Den onderwijzer, den heer H., werd het recht op wachtgeld ontzegd. Immers hij was Hollander en alleen in zijn vaderland gediplomeerd. Hij was ambtshalve benoemd; doch men achtte die benoeming ongeldig. Daar stond de onderwijzer broodeloos! Toen hij herwaarts kwam, genoot hij als inkomen: ‘twaalf honderd frank, vrije woning, vrijdom van belasting, een hof met vrij hovenier, 't gebruik van 25 roeden land (aan de kerk behoorende) en de noten van twee boomen op 't kerkhof.’ In 1879 verbeterde de positie; de zon scheen vroolijker. En nu met één pennestreek was zijn bestaan vernietigd! Daar stonden de ouders met zeven kinders... Maar de geuzen lieten hun meester niet in den steek! Onder de nieuwe beproevingen werd de band tusschen de nakomelingen der Blommaert's, Lodens' e.a. weer versterkt. Nog bestaat de protestantsche school, ofschoon ze sedert 1884 bijna geheel afhangt van de hulpe der vreemde geloofsgenooten.
* * *
De school heeft ons wat verre gevoerd. Keeren we tot den protestantschen kring terug. Van al de talrijke, bloeiende gereformeerde gemeenten, die Vlaanderen in de 16e eeuw telde, heeft slechts die eene stand gehouden, trots de geweldige en aanhoudende vervolgingen onder Spaansch en Oostenrijksch bestuur. Dat de Hervorming in Zuid-Nederland veel aanhangers vond, is bekend. Rondom Oudenaarde werden Bijbels en geschriften verspreid door tapijthandelaars, die uit den vreemde hier de kunstige | |
[pagina 458]
| |
voortbrengselen der tapijtwevers kwamen koopen. De ketterij werkte aanstekelijk. Aanhangers van de ‘vrije leer’ woonden te Pamel, Eename, Zingem, Asper, Ronse, enz. Een oud geschreven lidmaten-, doop- en huwelijksboek, een dertigtal jaren geleden op den zolder van een landbouwer, P. De Sch., gevondenGa naar voetnoot(1) vermeldt de gemeenten, die samen aangeduid werden onder den schuilnaam ‘De Vlaamsche Olijfberg.’ Het zijn: Mater, Maria-Hoorebeke, Wijlegem, Melden, Etichove, Oudenaarde en Nukerke. Toen strenge edicten de ‘afvalligen’ met de wreedste straffen bedreigden, weken de vervolgden naar 't bosch, dat zich in Zuid-Vlaanderen tot in Henegouwen uitstrekte. Vandaar komt de naam ‘Boschgeuzen’ voort. De Vlaamsche Olijfberg leverde ook zijne martelaren. De Oudenaardsche schoolmeester Gilein de Meulere, de predikant Jan Van Wingen, Jan Tuscaan van Pamele en nog vele anderen bezegelden hun geloof met hun bloed. 't Zou ons te verre voeren, moesten we hier gewagen van 't lijden der Boschgeuzen. Een voornaam burger uit Oudenaarde, Jacob Blommaert, verdient echter eene bijzondere melding. Om aan den dood te ontsnappen, week hij uit naar 't Noorden. Hij streed op den dijk van Austruweel en ontkwam daar aan de vreeselijke slachting. Hij nam deel aan 't oproer in Vlissingen (op Paaschdag 1572). Blommaert bekleedde in Oranje's leger den graad van kapitein. Toen Willem de Zwijger in 1572 een veroveringstocht in Zuid-Nederland ondernam, dacht de Oudenaardsche burger aan zijne vaderstad en hij koesterde 't stoute plan haar voor de vrijheidszaak te winnen. Vermomd reisde Blommaert naar Vlaanderen. Te Etichove vergaderde hij de koenste Boschgeuzen, die zijn voornemen toejuichten. De verrassing van Oudenaarde wordt door Van Meteren als volgt verteld: ‘Den 7en van Herfstmaand des jaars 1572, 's morgens na agt uuren, kwamen drie mannen, met korte roers onder hunne mantels aan de Baarpoort, om binnen te komen; en terwijl zij werden opgeschreven, gelijk toen gebruiklijk was, schoot een van hen zijn roer af, waarop uit zekere schuur daaromtrent, en uit andere plaatsen, eenig krijgsvolk kwam uitschieten, die de poort innamen, smijtende eenen soldaat dood, en kwetsende den schrijver: de heer Jacob Staliner, Bijzitter en Schepen der stad werd door zijn arm geschooten en een | |
[pagina 459]
| |
burger, Maerten de Vroe, meenende de binnenpoort toe te sluiten, werd ook doorschooten en loopende dus naar de Markt, nog drie of vier soldaaten dood smijtende, maakten zij zich meester van de stad, ook vervolgden zij in 't Nieuw kasteel, op den Borgoenschen Tooren, den heer Joris van Corteville, Hoogbaljuw der stad, daar zij hem nevens een soldaat, doodsmeeten, werpende hem vervolgens naakt in 't waater; deze Corteville was een man op wien zij zeer verbitterd waren, alzo hij zig altoos zeer wreed tegen de Geuzen of Hervormden gedragen had. Verder namen zij nog, in drie of vier naastvolgende dagen, gevangen, den Burgemeester Aming, met meer andere: insgelijks alle de voornaamste Geestelijken der stad, als de heer Paulus Koye’... enzv.... ‘daarvan zij naderhand, als zij de stad moesten verlaaten, de voornaamste in 't water hebben doen werpen en verdrinken, omdat zij zig zeer wreed in hunnen dienst gekweeten, mitsgaders de Geuzen, die 's konings pardon hadden aangenomen, zeer streng gehandeld, en hen tot boete al te groote straf opgelegt hadden.’ Na de overgave van Bergen viel ook Oudenaarde weer in Spanje's macht. Vele Boschgeuzen vluchtten, sommige over zee naar Holland en Engeland, andere over land naar Zeeland. Jacob Blommaert en eenige vrienden, op weg naar Sluis, werden te Oostwinkel bij Eekloo achterhaald. Ze verschansten zich in een hoefje. De vijanden schoten de woning in brand, en liever dan zich over te geven aan hunne vervolgers, stierven deze martelaars voor de vrijheid den heldendood in de vlammen. De figuur van Jacob Blommaert is in Vlaanderen te weinig bekend. De nagedachtenis van dezen dappere verdient in eere te blijvenGa naar voetnoot(1). We hoorden, dat de Boschgeuzen in Oudenaarde eenige priesters ombrachten. Niet één protestant te Maria-Hoorebeke zal dit goedkeuren. De hervormden van den Geuzenhoek hebben geen hunner martelaren heilig verklaard. Bedevaarten naar de plaatsen waar | |
[pagina 460]
| |
een De Meulere, een Van Wingen e.a. stierven, werden nimmer ingericht. Maar de gedoode geestelijken van Oudenaarde schijnen nog te moeten dienen om den haat tusschen anderdenkenden aan te vuren. Eenige jaren geleden viel mij een werkje in handen, waarin die arme geestelijken verheerlijkt werden. Ze hadden eene heiligverklaring verdiend en de schrijver hoopte stellig dat deze niet uitblijven zou. De asch der slachtoffers van de Boschgeuzen rust in St-Walburgakerk te Oudenaarde. Natuurlijk werden er bij hun graf wonderbare verschijnselen geconstateerd; welke juist, herinneren we ons niet meer. In gemeld werkje kwamen hevige uitvallen voor tegen de Boschgeuzen ‘die om erbarming huilden in de laaiende vlammen der helle.’ Zoo ongeveer luidde het proza. In onzen tijd! Ach, begrijpt men dan niet, dat er onder de Boschgeuzen mannen waren, wier harte dorstte naar wraak, ja, naar hevige wraak over al 't geleden onrecht, mannen, die geliefde betrekkingen hadden zien wegsleepen naar de brandstapels der steden, die de lijken van opgehangen vrienden in 't bosch hadden afgesneden; die machteloos de vuisten hadden gebald, toen een wreede inquisiteur Titelmans, deken van Ronse, hunne dierbaarste verwanten meevoerde naar pijnbanken en galgevelden, naar gapende kuilen en verslindende wateren? Konden de Boschgeuzen zich als heiligen gedragen tegenover al de barbaarschheid, die hen bedreigde? En kan men hetgeen te Oudenaarde voorviel vergelijken met de wandaden der Spanjaarden die in denzelfden tijd, zooals te Mechelen, onder 't aanroepen van Jezus en Maria kerken en kloosters plunderden? Maar zoo'n voorval te Oudenaarde is thans nog nuttig om de waarheid te verdraaien en de gemoederen tegen andersdenkenden te verbitteren. Het lijden der Boschgeuzen gaf Luther den volgenden brief, aan de Christenen van den Vlaamschen Olijfberg, in de pen: ‘Geliefde Broeders in Christus, ‘De tijd is aangebroken, dat wij het gekir der tortelduiven hooren en dat de bloemen uitspruiten in ons land. U is boven de geheele wereld het voorrecht gegeven om niet alleen het Evangelie te hooren en te kennen, maar ook dat onder u de eersten zijn, die voor Christus | |
[pagina 461]
| |
schande en schade leden, angst en nood, gevangenis en gevaren te verduren hadden, ja ook door de wereld zijn gedood geworden. Blijft in Gods kracht standvastig, waakt en bidt. LutherGa naar voetnoot(1).’ En dat die stem aanhoord werd, blijkt uit hetgeen Dr W. van Maria-Hoorebeke in 1884 meedeelde: ‘In een ouden Bijbel, waarvan vele bladen weg waren, heb ik bij den schoenmaker De Jonge, nu overleden, te Maria-Hoorebeke eens gezien, dat op den kant nog al leesbaar geschreven stond: ‘O God geef ons kracht om standvastig te blijven, laat mijn lichaam liever verbrand worden, dan dat ik mij U schame of verloochene, lieve Jezus!’ Onder de Boschgeuzen - en hoe kon 't anders? - kwamen dus lieden met verschillende karakters voor: Blommaert's, die den strijd vooral staatkundig beschouwden, naar de wapens grepen en zich liever door het vuur verteren lieten, dan genade af te smeeken. Een geest, welke helden kweekt, kerels zooals wij er later in de Hollandsche Republiek aantreffen, aan wie in een vlootgevecht de beenen werden afgeschoten, maar die zich aan den mast lieten binden, om voort te commandeeren... Onder de Boschgeuzen zien we ook zachtere naturen, mannen en vrouwen, wien 't op de lippen lag ‘Mij is de wrake, zegt de Heere’ en gewillig naar de strafplaats stapten, om er ‘psalmen zingende’ te sterven... In Noord-Nederland daagde de vrijheid; 't Zuiden keerde tot de Spaansche gehoorzaamheid terug. Groote drommen hervormden genoten gastvrijheid in veiliger landen, in Holland en Zeeland vooral, en de uitgewekenen werkten ginder krachtig mede om van de vrijgevochten Republiek een bloeienden en machtigen staat te maken. Andere protestanten bleven in Vlaanderen. Ze waren weinigen. De Boschgeuzen vestigden zich, over het Eename-woud, tusschen de heuvelen. Hunne verdrukking hield niet op, noch onder 't Spaansch, noch onder 't Oostenrijksch bewind. In de 17e en 18e eeuw werden de verstrooide hervormden geholpen door de meergenoemde classis van Walcheren. Zeeuwsche predikanten kwamen gedurende eenige | |
[pagina 462]
| |
maanden herwaarts, gezonden en betaald door de geloofsgenooten uit 't Noorden. Ze brachten Bijbels en geschriften mede. Die leeraars stonden aan hevige vervolgingen bloot. Een hunner moest zich zes weken verbergen in den geheimen kelder eener hoeve, welken men op 't gehucht Vrijsbeke nog aantoont. In 1692 werd een vaste predikant aangesteld, J. De Repelaere, die te Etichove woonde en wiens pastorie daar nog aanwezig is (thans eene hoeve van R.C.). Zijn opvolger, Hugo De Schaefter, verbleef te Oudenaarde. Men vindt aangeteekend dat hij in 1707 zeven en vijftig nieuwe leden bevestigde in verschillende dorpen. De vergaderingen werden 's nachts gehouden. Een besluit van 1725 bepaalde, dat de gemeenten hun prediker minstens door vijf man moesten laten vergezellen. Na het ‘Tolerantieedict’ van Jozef II in 1782 kwam men over dag samen. Toen werden ook kerkjes gebouwd. Vóór dit besluit van verdraagzaamheid werden de Boschgeuzen eenigszins beschermd door een contract tusschen onze en de Hollandsche Staten, waardoor de katholieken verplicht waren hier jegens de protestanten te handelen, zooals deze van Sas van Gent deden met de Roomschen in gindsch gewest. Van weerskanten werd een register aangelegd, ‘'t boek der vergelding’, waarin men nauwkeurig aanteekende, alles waarover men rekenschap moest vragen. Eenige aanhalingen uit dit register bewijzen, dat de vrijheid der Boschgeuzen slechts zeer betrekkelijk was. Er wordt geklaagd over de lijkschendingen, waarvan wij hooger spraken en welke voortduurden tot 1794. Een zekere Van Batsele, van Nukerke, bezat een eenig kind, dat, na den dood der moeder, heimelijk geroofd werd. De vader vernam, dat het wicht in een klooster te Mechelen verbleef. De kleine Morata - zoo heette 't slachtoffer - werd slechts bevrijd op het aandringen van afgevaardigden uit Sas van Gent. In 1782 werd een jongeling, die in 't veld klaver sneed, vermoord. Een onderzoek bleef vruchteloos. De geus was een slachtoffer van... Satan! Constantijn Lodens, een R.C., huwde Françoise De Schepper, eene protestantsche. Na den dood van den echtgenoot, werd de weduwe door de rechtbank gedwongen hare vijf kinderen katholiek te doen opvoeden. Deze kinderen, groot geworden, keerden tot het | |
[pagina 463]
| |
geloof der moeder terug en hunne afstammelingen wonen thans nog op den GeuzenhoekGa naar voetnoot(1). Gerechtsdienaars eischten eveneens de kinderen der weduwe Pede op. Daar de moeder hare kleinen angstig vasthield, hitsten de beulen een grooten hond tegen haar aan. Het dier beet de vrouw in den arm. Toen konden de afgezanten van Rome de kinderen medenemen. Deze zijn steeds R.C. gebleven, maar hebben waarschijnlijk nooit hunne geschiedenis vernomenGa naar voetnoot(2). Zoo zouden we kunnen voortgaan, maar waartoe meer? De Boschgeuzen ondervonden, dat hunne oude vijanden niets vergeten, niets geleerd hadden. Men moest in België de protestanten met eene lantaarn zoeken, maar waar men ze aantrof, werd 't gehate stelsel van kettervervolging toegepast. En de leidslieden vonden in 't bijgeloof, den omgang met den duivel en wat dies meer zij, middelen genoeg, om het onontwikkelde volk tegen 't klein kuddeken op te jagen. Waarlijk, het verwondert ons, dat de gemeenschap is blijven bestaan, te meer nog, als we bedenken, dat de leeraars niet altijd hun ambt naar behooren uitoefenden. Zoo werd in 1803 een predikant afgezet, ‘die voor twee borrels genever’ predikte, ‘staande op eene ton of eene herbergtafel.’ Na zijn vertrek ging de ouderling P.J. De Jonghe in de godsdienstoefeningen voor, tot in 1811 een nieuwe predikant bevestigd werd. De Hollandsche tijd bracht verademing. Te Oudenaarde werd eene nieuwe kerk gebouwd. In 1830 moest echter de toenmalige predikant Prins ijlings naar Holland vluchten. De kerk van Oudenaarde werd tot militaire bakkerij ingericht, en vergissen we ons niet, dan doet ze tegenwoordig als... herberg dienst! Na de scheiding bezocht de leeraar van Gent de hervormden van den Vlaamschen Olijfberg. De onderwijzer der Geuzenschool verrichtte ook herderlijk werk, leidde de godsdienstoefeningen, bezocht de zieken, enz. Hij had gelegenheid de hervormde gemeente aan Koning Leopold I voor te stellen en weldra kende een koninklijk besluit aan de kerk eene jaarlijksche som van 1200 fr. toe, voor 't predikanttraktement. De gewetensvrijheid werd door de Grondwet gewaarborgd en eindelijk, ja, eindelijk, | |
[pagina 464]
| |
kwamen de afstammelingen der Boschgeuzen tot rust. Opmerkenswaardig mag het heeten, dat thans èn als predikant, èn als onderwijzer, geboren Vlamingen fungeeren. Een tiental huisgezinnen voeren nog den naam van BlommaertGa naar voetnoot(1). Ze zijn dan ook afstammelingen van den koenen kapitein, die in 1572 Oudenaarde bij verrassing innam. Ook Lodens, De Schepper, e.a. zijn historische namen. De bewoners van den Geuzenhoek staan te recht als brave, eerlijke en rechtschapen Vlamingen bekend. Dronkenschap, onzedelijkheid en andere ondeugden, maar al te veel verspreid in den omtrek, komen daar niet voor. Het huiselijk leven is er in eere. De school wordt trouw en met vrucht bezocht. De boschgeuzen lezenGa naar voetnoot(2). Ze spreken het dialect hunner streek, maar verstaan eene rede in zuiver Nederlandsch. Het gemengd koor treedt dikwijls in andere steden, ook in Nederland op, en met veel succes. De gemeente telt zelfs aanhangers in Ronse en Geeraardsbergen. Vóór eenigen tijd woonden te Mater nog protestanten, thans niet meer. Ook meenen we dat de laatste hervormden van Etichove overleden zijn; het oude kerkje aldaar (dateerende van 1780) bestaat nog en is eigendom der protestantsche gemeente van Hoorebeke, wier leeraar er van tijd tot tijd godsdienstoefeningen houdt. De vroegere kerkjes van Mater en Wijlegem behooren aan R.C. Te Etichove worden de schotels en tinnen bekers bewaard, die de Boschgeuzen der 16e eeuw voor de Avondmaalsviering (Nachtmaal of Communie) gebruikten. De schotels van de kerk te Maria-Hoorebeke zijn een geschenk van 't Hollandsch garnizoen, dat in Vlaanderen lag tengevolge van 't Barrière-tractaat van 1715 en in 1781 vertrok. Eene andere herinnering is nog de geheime kelder eener hoeve, waarvan wij reeds spraken. Die historische woning, waar dikwijls geheime en openbare samenkomsten plaats hadden, is, sedert eenige jaren niet meer in 't bezit der protestanten. | |
[pagina 465]
| |
Op het kerkzegel leest men: ‘Vreest niet, gij klein kuddeken.’ Waarlijk, slechts een klein kuddeken is getrouw gebleven aan de groote beweging welke men de Hervorming heet! En waar men steeds het Roomsch-Catholicisme noemt der ‘vaadren godsdienst’, zouden wij dan niet naar de bewoners van den Geuzenhoek mogen wijzen en uitroepen: ‘Ziedaar Vlamingen bij uitnemendheid!’ Want de Hervorming was eene Vlaamsche beweging. De oude Vlamingen hadden steeds een open oor voor waarheden. Zooals men hier ten lande luisterde naar de stem van een Maerlant, aanhoorde men ook die van de predikers, welke tegen de R.C. misbruiken protesteerden. Maar vreemde dwingelandij smoorde de beweging in tranen en bloed, herstelde den ouden toestand. Een handvol Boschgeuzen boog nimmer, verloochende de overtuiging niet! Vlamingen bij uitnemendheid, die 't werk der vaderen voortzetten, dien eerenaam verdienen ze! Bekende mannen, uit eigen land en uit den vreemde, zijn naar den Geuzenhoek gekomen, om 't historisch plekje te bezoeken. En vele ontwikkelde Vlamingen kennen het ternauwernood bij naam. Moge deze schetsGa naar voetnoot(1) belangstelling wekken voor de afstammelingen der Boschgeuzen!
Antwerpen.
A. Hans. |
|