De Vlaamsche Gids. Jaargang 6(1910)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 337] [p. 337] Ik zwierf... Ik zwierf langs kille hoogten, waar ik zocht naar wat geen God aan menschen openbaarde. Zoo diep beneden lag de heillooze aarde, en 't was of nooit der liefde stem vermocht me weer te roepen en geen vreugd meer baarde. In duizlend vragen ging mijn steile tocht. Wie zond U toen, U, kind der nieuwe Lent, U, met een wereld in uw lievende oogen? Hoe stond ik stil, met bevend mededoogen, en vreugde die ik nimmer had gekend? Was ooit een teederheid zoo los van logen, als die mijn ziel naar uw verlangen wendt? Uit welke dalen zijt gij zacht getreên, toen moe mijn stappen geen verpoozen wisten, toen ik de minnaar was van matte misten, en bloeide zwart de haat van daarbeneên? Hoe kwam, met woorden die mijn hart verfrischten, uw zoete liefde toen, zoo schoon als geen? Wat geurde wrang U toe mijn smarte-kelk, en zijt gij niet met valen schrik gevloden? Hoe hebt gij mij uw droomen al geboden, en vroegt: Dat deze liefde niet verwelk'? O dank, dat zij me tot uw ziele noodden, en dat haar gloed niet was als die van elk! [pagina 338] [p. 338] O, toen de schaduw van 't Verleden plots die haar vervloeking tusschen ons verbreidde! O wist ge, hoe mijn weiflend harte schreide, en op de wanhoop dreef der droomen schots! Gij waart verloren waar ik U verbeidde, al bleef mijn liefde sterk als deze rots! Doch weder rees ik, als gelouterd, kind, door 't ware in U, dat toch geen storm ontblaarde, waar 'k om me heen een looverzee ontwaarde, er doodgedruppeld in den najaarswind... Gij waart voor mij het eeuwig groen der aarde, en zoo verheven had ik nooit bemind! Neig zacht het hoofd tot mij en zie mij aan... Uw groot vertrouwen, vrij van elke zonde, beurt, in verrukking, geuren tot mijn wonde, gij die als geen, mijn stemme hebt verstaan. Ik heb U lief... O, dat dees liefde konde met d'avond van mijn leven medegaan! Brussel. Jef Mennekens. Vorige Volgende