| |
| |
| |
Italiaanse Kroniek.
Geweldig niews! Daar werd wat roerends en ontroerends verzonnen door 'n dichter en wàt-i verzon met klaterende woorden, tweetalig uitgebazuind in Poesia...
Poesia, dat is Marinetti's tijdschrift en Marinetti... de uitvinder van het Futurisme: een niewe leer van Schoonheid en Geweld, de krachtige, prachtige Omwenteling die, met revolutionaire stoerheid, al 't ouwe plattredend, vergruizelend, chaotizerend, niew Licht belooft, niew levensdoel, misschien ook wel niewe geest, niew bloed en niewe wil in de oud-verkreukelde lijfjes der duizend-duizendjarige Mensheid!
Wie meêvechten wil, omgorde zich met geduld (om te beginnen 't enigst-nodige pantser, want nog ligt de strijd slechts in woorden... de rest kan lang achterblijven), en versterke bizonder z'n oortjes om niet doof te worden bij 't vernemen van al die wilde, hartstochtelike kreten, die overdreven, in wind-en-wolk-en-nietigheên vervliegende kreten van Marinetti, poëtise hoofdman der dronkene wereldveroverende kliek!
Nummers 1 en 2 van 't 5e levensjaar van Poesia - internationaal tijdschrift van dichtkunst en gerytmeerde proza (de beste moderne dichters van Europa schreven er hun verzen, goede critici hun studiën in) - bevatten, Januari 1909, in 't italiaans en in 't frans, de standregelen, het manifest, het doel van het Futurisme.
Daar wordt er gesproken van nachtlike wake onder moskeënlampen wier koperen koepels electrise harten hadden, evenals hun doorluchtige en doorzichtige zielen (van Marinetti zeker en z'n nachtwacht!). Eerste fraze, eerste faze! Daarna wordt ingeboren luiheid op rijke perzise tapijten vertrapt, - geredeneerd, gediscuteerd o! zoo onbereikbaar ver, ‘aux frontières extrêmes de la logique’: 't is nu de manie der poolontdekkingen; ziet gij ze bezig, geduldige lezer, die italiaanse heethoofden tusschen walmen van sterkgeparfumeerde tabak, ‘aux confins extrêmes de la logique,’ zoekend naar ‘le pôle de la Pensée’?
Dàt kan 'n killige Vlaming niet verzinnen... maar zij, zij verbazen er de wereld meê en gedurende die doorluchtige nacht schreven zij hun zottepraat op: ‘ils ont griffe le papier de démentes écritures!!’
| |
| |
Nu, de wereld te overrompelen met krankzinnigheid valt voor menige zot nog zoo moeielik niet!
Stijgen we even met Marinetti en z'n vriendenschaar, om niet terre-à-terre te blijven, regelrecht naar de ‘bivouacs célestes’, aanschijn vóór aanschijn met de vijandige (waarom toch vijandig! dutsige vervolgden?) sterren... om, plotseling (ik weet er de reden niet van) hals over kop terug te tuimelen in de diepten der aarde, ‘seuls avec les mécaniciens dans les infernales chaufferies des grands navires, seuls avec les noirs fantômes qui fourragent dans le ventre rouge (welsprekend, eh?) ‘des locomotives affolées, seuls avec les ivrognes battant des ailes contre les murs...’
Hola! dat is me wat niews! Een zatlap met vleugels, die, dom als 'n dier, tegen de muren opvliegt...o wereldveranderend Futurisme! voor 'n verniewing is het 'n rare!
Daarna komen de trams... zondvloed en zee... en stilte......en 'n oud kanaal dat kwezelend bidt, (ja! ja!)... en de krassende beenderen van paleizen die stervende zijn in hun baarden van groen... alles even niew! en 't gebrul van hongerende automobielen!
‘Allons,’ roept Marinetti uit, ‘partons, mes amis!... Enfin la Mythologie et l'Idéal mystique sont surpassés!’ (Dat geloof ik genoeg, nà alles wat voorafgaat!) Maar ‘nous allons assister à la ‘naissance du Centaure et nous verrons bientôt voler les premiers Anges!... (de eerste???) Il faudra ébranler les portes de la vie pour en essayer les gonds et les verrous!... Partons! Voilà bien le premier soleil levant sur la terre! Rien n'égale la splendeur de son épée rouge qui s'escrime (!) pour la première fois dans nos ténèbres millénaires...’
M'n God, m'n God, wat 'n ellendige knoeierij van overdrijving! Wat belachelike dronkenmanspraat!... Gewawel van krankzinnigen, die denken 'n wereld te veranderen met gebruis en gebries van holklinkende woorden!
Die Fr. Marinetti, lezer, is de dertig voorbij en-i zevert onzin! Al wat volgt is bombast, onbelangrijk en opgeblazen flauw om te schateren... Zeggen dat er wederom lezers en tijdschriften zijn die zo'n gefrazel ernstig opnemen en de wacht houden om 't allereerst elke niewe uitzinnigheid te kunnen rondklaroenen!... En dan hun lof, en dan hun lof!
En Marinetti:
‘Le grand balai de la folie nous arracha à nous-mêmes et nous poussa à travers les rues escarpées et profondes comme des torrents desséchés... Ça et là des lampes malheureuses, aux fenêtres, nous enseignaient à mépriser nos yeux...
| |
| |
Lezer, nù laat ik u raden...
Wat voor ogen?
Yeux de lynx?... Zienersogen?... Bedwelmende of stekeblinde ogen? Verdwaasde ogen?
Neen, neen, neen!...
‘Nos yeux mathématiques!’
Neen, in Vlaanderen schrijft men zó idioot niet.
Leurs yeux mathématiques!
In 't italiaans:
‘C'insegnava a disprezzare la fallace matematica dei nostri occhi perituri!’
Letterlik vertaald zou het zoo afgrondelik-dom niet geweest zijn.
Nu komen er nog lewen en zwarte bleek-bekruiste Dood - ‘la Mort au pelage noir tacheté de croix pâles’ - en gebrek aan maîtresses; en byzantijnse ringen, 'n meli-melo van italiaanse luidruchtigheden en italiaanse onzin.
En weetje wat de Dood met hem, Marinetti, aanving?
‘La mort amadouée nous dÉvançait à chaque virage pour m'offrir gentiment la patte...’
Dát noem ik 'n Dood die haar wereld kent; 't zou recht plezierig zijn op zoo 'n ‘niewe’ manier vaarwel te zeggen aan z'n verdroogde knoken. En dát wil ons 't Futurisme in de Toekomst bewaren!
Sterker en sterker de waanzin:
‘Donnons-nous à manger à l'Inconnu, non par désespoir, mais simplement pour enrichir les insondables réservoirs de l'Absurde!...’
Toen hij die woorden plechtstatig geuit had, begon Marinetti - de grote poëet, de Ziener! - rond te draaien, rond te draaien, dolzinnig-gek als 'n... ‘hondje dat naar z'n staartje hapt...’
Het staat er, lieve lezer, serieus! het staat er!
En 't verwondert me geenszins dat: ‘vlan! je me plongeais, cul par-dessus tête, dans un fossé...’ die, volgende alinea, gedoopt wordt: ‘oh! maternel fossé’ zeker uit kinderlik-kindse dankbaarheid omdat held Marinetti er z'n hals niet gebroken heeft...
't Was dan ook maar 'n ‘fossé d'urine!!!’ En hij aan 't drinken: ‘J'ai savouré à pleine bouche ta boue fortifiante qui me rappelle la sainte mamelle noire de ma nourrice soudanaise...’
De rest is even kwibusachtig gek!
En nog altijd weten we niet wat het Futurisme wel wezen of bedoelen mocht!
Dit nu staat in 't manifest:
| |
| |
1) ‘Nous voulons chanter l'amour du danger, l'habitude de l'énergie et de la témérité...’
't Zal wel gaan, 't zal wel gaan nadat men met zoveel lust en lekkervinden heeft opgeslorpt de pis der grachten! Dan is men niet vies of bang meer voor... de rest!
... ‘chanter l'habitude de l'énergie...’
Die gewoonte valt moeieliker dan brasserij van onzin!
2) ‘Les éléments essentiels de notre Poésie seront le courage, l'audace et la révolte.’
3) ‘La littérature ayant jusqu'ici magnifié l'immobilité pensive (eh! heb ik goed verstaan? l'immobilité pensive!), l'extase et le sommeil, nous voulons exalter le mouvement agressif, l'insomnie fiévreuse, le pas gymnastique, le saut périlleux, la gifle et le coup de poing.’
Dàt zal me 'n mooie en verheven poëzie geven, onophoudend geboksel!
't Is waar ook, de saut périlleux werd vergeten in de Ilias!... En dáárom juist is de Ilias géén meesterstuk...
4) Bezongen worden de schoonheid der automobielen in snelle gonzende vaart!... Die pracht is heerliker dan de Victoire de Samothrace!
... 7) Bezongen en verewigd de kracht alléén, de oerkracht van Natuur en Man. Geen ándere schoonheid dan in onderlinge kamp. Geen meesterstuk meer ‘sans caractère agressif.’ Altijd maar aanvallen, aanhitsen, al bleve 't slechts 'n muilgevecht!
En Marinetti schijnt te vergeten dat, zonder schrewerig rumoer en belachelik lawaai, Emile Verhaeren z'n europésen naam verworven heeft met z'n poëzie vol kracht en fierheid, met z'n grootse verheerliking der geweldige natuur!
... 9) ‘Nous voulons glorifier la guerre’... van verre, eh, Marinetti!... ‘la guerre, seule hygiène du monde’ - loop naar de maan... en blijf er! Poëten deugen niet voor den oorlog en... luidrumoerende 't allerminst! - ... ‘le militarisme (z'n tijd is voorbij!), le patriotisme, le geste destructeur des anarchistes (aï, aï, m'n vel!), les belles Idées qui tuent (!) et le mépris de la femme (!!)’
Zeg hem eens dat z'n moeder, zuster of geliefde ‘hoeren’ zijn!
Nog niet genoeg:
‘Nous voulons démolir les Musées, les bibliothèques, combattre le moralisme, le féminisme et toutes les lâchetés opportunistes et volontaires...’
Zodoende willen zij de wereld... neen, Italië, redden. Alles
| |
| |
kapot in hun land, alles te gruizel, alles verbaierd! En van Italia uit, de wijde wereld in! Het Futurisme alléén heeft recht tot leven... het Futurisme en z'n niewe Heiland: Marinetti...
Die Marinetti geeft zich uit als de heftigste tegenstrever van Gabriele d'Annunzio. Hij werd geboren in Kaïro en opgevoed in Frankrijk. Ook schreef hij in 't frans zijn satiris drama: Le Roi Bombance, gespeeld te Parijs in het Théâtre de l'OEuvre, terwijl z'n kluchtspel La Donna è mobile duchtig werd uitgefloten te Turijn. ‘Heerlik’ wordt zijn poëzie door de modernen geroemd en de fijne zangerigheid zijner taal geprezen.
Behalve de oorspronkelike tekst, waarvan het franse proza 'n overdreven vertolking is, vind ik in het dubbel-nummer Poesia, verzen van Corrado Govoni: Viaggio nell azzurro; - twee studiën door Paolo Buzzi: de eerste over het vrije, blanke vers van Lucini; de twede over 'n bundel verzen van Frederico de Maria, de welbekende jonge dichter. In 1883 geboren, dierf hij op 15jarige leeftijd (1898) z'n eerste boekje prijsgeven aan de critiek. 't Was 'n orientaalse novelle, òverrijk aan kleuren, romantisme en overdreven paganisme. Rond de twintig, liet hij z'n eerste bundel verzen: Voci (Stemmen) verschijnen, een poëem der natuur. Goedgunstig toonde zich in 't algemeen de critiek. Veel kracht en veel gevoel lag er in 't jeugdig werk van de jongeling, 'n verspillen van kleuren ook en soms valsheid in de mengeling der tonen. Maar dat hij poogde zich los te rukken van de overheersende procédés, de manier van Gabriele d'Annunzio en Giovanni Pascoli, dàt prezen bewonderaars en bedillers eenparig.
Kwam 't boekje: Le Canzoni Rosse. En vooruit z'n persoonlikheid! Verniewing van versmaat, verniewing van rytmus en stijl! Ten hoge verheven, geboord in de grond; lof walmde te zwaar, schier verstikkend; blaam sneed te vinnig, te vijandig-scherp. Weinig de twintigjarige dichters die zulk 'n volle oogst van verering en afkeuring mochten vergâren.
In de Nuova Parola, Luigi Capuana; - in de Nuova Antologia, Luigi Pirandello; - Maurice Muret in de Journal des Débats gaven eerlik-verdiende lof.
1907 verscheen: Interludio classico; 1908, La leggenda della Vita, steeds volgehouden poging tot zichzelf-zijn. En, alhoewel-i niet altoos de ouwe mefoden verwerpt, de ouwe rytmen dikwijls bewaart (hij wil niet afbreken heel en gans met 't goede en 't schone ten leven verewigd door z'n voorgangers zo in beeld, zo in woord), immer toch blijft-i z'n doel: loutering en verniewing in gedachten en vormen, getrouw, blijft-i bovenal zichzelf. Want alle dichters die met anderen kunnen vergeleken worden om hun vinding, om hun uiting, om hun
| |
| |
rytmen of expressie... dàt zijn de middelmatigen, beweert hij, dàt zijn in-waarheid de Niet-dichters, rijmelaars of knoeiers met de taal: de grote alléén openbaart 'n eigen kunst in zelf-gevonden uiting. Al wat groot en heerlik is ontroert hem: de grote overweldigers en de grote veroveringen, en hij bezingt in warme strofen de glorie der Gedachte!
Of De Maria gàns en ècht muzikaal is, betwijfelt Paolo Buzzi. La leggenda delta Vita dunkt hem dikwerf méér beeldhouwkunst, méér kunst en knapheid van schilderen dan hoogstijgende breedgolvende muziek. Nòg ontbreekt hem diepte. Maar de siciliaanse dichter is jong en vol krachtige moed, hij weet waarheen hij wil, hij zal leren het leven bezingen met volgehouden gloed van passie en diepzinniger waarheid.
Antonio Beltramelli, schrijver van I conti di Faunus, is niet diep of krachtvol van verbeelding en gedachte, maar zijn poëzie is 'n kunst vol zachtheid en veel wemoed, waarin bezongen worden de primitieve roerselen en reine aandoeningen der forse natuurmensen: gevoelens die men gewoonlik in gans het werk van Beltramelli, de jonge dichter van Romagna, weervindt. De Faunus-god neemt in diens verzen de plaats in van de god Pan. ‘Geluisterd heb ik naar de stemme van Faunus, die mij zin tot zang en ook menige raadgeving schonk.’ d'Annunzio's toon schatert hier en daar als 'n wanklank door de naïef-eenvoudige verzen van Beltramelli en òvergezocht is vaak de wijze waarop de Faunus z'n denkbeelden en raadgevingen uitdrukt.
Beltramelli's doel blijkt eenvoud en naïeveteit te willen brengen in ons modern geleef en gesloof, onvervalste liefde voor de Natuur. En soms scheurt er 'n schrille schreeuw van bijtende ironie los die, één stond, de kalme rust verstoort van zijn gewild goed-naïeve verzen.
Enrico Cavacchioli - een der besten tussen de jongeren - gaf ons le Ranocchie turchine (De blauwe kikvorsen). Hij heeft over taal en vorm 'n bizondere meesterschap en opmerkenswaardig z'n ritmise beeldspraak en poëtise pracht. Bezigt met voorliefde stafrijm en halfrijm: alliteratie en assonancie.
Tot voorbeeld volgend dubbelvers getrokken uit de Ballade der Gnomen:
Or sibili e zirli fra trilli e strilli acutissimi e fischi!
All'ombra di triati lantischi, li gnomi in arcione sui grilli cavalano.
Voorliefde, men ziet het, die al te makkelik ontaarden kan in overdreven gezochtheid.
Enrico Cavacchioli behoort tot de groep der Milanezen. In de Blauwe kikvorsen verschuilt hij zich achter 't symbolisme om zowat
| |
| |
iedereen aan te vallen. Evenals Marinetti stormt-i soms heftig tegen d'Annunzio los.
Amalia Guglielminetti, jonkvrouw, bezingt in ‘terza rima’ een liefde die geen sluiers kent. Bar en naakt verheerlikt zij hàre liefde en geeft ons 'n klare visie van eigen leven en gevoelens. Le Seduzioni is de titel van 'r boek. Poëem toegewijd aan de ziel en het vlees van haar die, met 'r vrije gedachten en neigingen, met onverschrokkenheid alléén gaat door de wereld. Zinnelik haar passie, wellustvol; het sexueel mysterie durft zij beschouwen zonder blos of schaamte. Zij is 'n vrouw die 't zingenot niet laakt. Toch beeft er somwijlen 'n angst in haar lied en de droefheid van véél levensernst. Trots treurnis die heur ziel omfloerst, - rasheenvliedende ogenblikken, - overheerst haar mannelike wil, verlangt zij de vreugd, verzucht haar poëzie naar 'n leven vol vruchtbarende blijdschap. Passie en wilskracht zijn de kenmerken van haar lyrisme.
Zachter, meer vrouwelik van aard toont zich Vittoria Pompilj Aganoor. Leggenda Eterna vestigde heur roem. Onlangs verscheen de niewe bundel Nuove liriche.
Bij haar steeds wàre, zoniet immer hoge, inspiratie. En onverbiddelik vorst 'r mijmerende geest naar de ondoorgrondelike tegenstrijdigheden tussen de heerlike Idealen welke de dromende dichterziel in wondere gepeinzen en troostvolle verbeeldingen als waarachtige werkelikheid schept en de treurige nuchterheid, het wreed-ontgochelende in de gebeurtenissen van het leven. Dit ‘grübeln’ was immer de essentie harer poëzie. Vittoria Aganoor bezit 'n talent van wondere ontroeringskracht en oorspronkelikheid in het merendeel harer gedichten.
Welluidend de zachte cadans harer verzen, zich verinnigend met het zachte harer gevoelens, melodieus de rytmen harer ongezochte poëzie. Zij is diepzinniger dan Ada Negri, de tedere, doch sterke vrouw, wier liefde tot de armen, de verdrukten, de kinderen niet zelden overslaat tot pathos; Aganoor is ook fijner, bedwingt met meer sterkte en zekerheid haar taal. Toch wordt heur romantisme door enkele critici te scherp gelaakt en onlangs nog haar poëzie door Ricciotto Canudo, verslaggever voor de italiaanse letterkunde in de Mercure de France, als ‘onbeduidend’ geschetst.
Zeker, Vittoria Aganoor is niet ultra-modern; zij zelve wil zich niet vergelijken met een Carducci, of d'Annunzio, of Giovanni Pascoli! Doch heur kunst is wáár en ongeveinsd heel-en-al. Die oprechtheid van gevoel en uiting beide werd geprezen door 't grootste getal der ‘kritikerende lui’ welke niet oordelen en veroordelen naar 'n leer of 'n school, doch 'n dichter en diens werk beschouwen en bestu- | |
| |
deren op zichzelf en voor zichzelf, ernstig en oprecht. Bij hen geen mom van boertige, ijdele praal, geen hiëratise houding van nuffige jong-alwetendheid, pose en nog eens pose, geverniste domheid en waanzin!
Véél en ernstig-liefhebbend heeft zij de grote dichters, haar voorgangers, ingestudeerd; rijkdom en meesterschap veroverd: rijkdom van vormen en rytmen, meesterschap over haar eigene aandoeningen. Daarom blijft zij zichzelve, oorspronkelik; nergens bedelt zij bij anderen geveinsde gevoelens: haar eigen hart is de énige bron harer zachtst-roerende poëzie.
Dichteres van liefde en innig zieleleven ook, schetst zij - wanneer het hart in eenzaamheid gaat treuren en de overwegende geest het leven analyzeert - het verborgen woelen en bruisen onzer driften, 't onvatbare, 't onbegrijpelike onzer stemmingen die zo tegenstrijdig veranderen in één ogenblik; - ziet zij, in pijnliken ernst, heur stervende vader op 't doodsbed, terwijl onbewust de dartele zusjes stoeien in de tuin; - scherpt ze hare woorden om 't onrechtvaardige en onwaardige te striemen in veler gedrag; of, sidderend voor het mysterie der Dood, erkent zij de ijdelheid onzer ijdele passies... zo broos als de Wil die niet kàn overwinnen; - vol ragteêre opmerkingsgave beschrijft zij in een herdersdicht de lieflachende Natuur of droomt, in bezielde Verbeelding, van vroegere Romeinse Grootheid en Macht.
Vittoria Pompilj Aganoor kon soms héél innig, héél fijn denken en nuanceren, ontroeren met woorden van eenvoud... Mocht zij weldra 't vaak wat overdreven romantisme in haar Dichtkunst bedwingen!
Twee zijn er, nà Giosuè Carducci's dood, tussen de moderne italiaanse dichters, welke bizondere kennis en bewondering verdienen: Gabriele d'Annunzio en Giovanni Pascoli.
d'Annunzio, romanschrijver, novellist, dramaturg, dichter; de man der hoogschallende woorden en dikwerf tot het uiterste overdreven gevoelens; de zanger der wellust, de vergoder der liefde in haar vurigste, pijnlikste hartstocht. Trots al z'n gebreken groot, 'n machtige figuur in de geschiedenis der italiaanse letteren en die - ik vrees het - toch nooit een wereldfiguur worden zal. O, geen ‘moderne Dante’ - van vèrre niet - zoals André de Ridder hem eenmaal noemde, indien 'k mij niet vergis, in Vlaamsche Arbeid. Daar wordt wat méér vereist dan bruisende stormval van woorden in hallucinatie van wellust en liefdedrift, om 'n Dante te zijn! En eerst en vooral beperking, nogmaals en nogmaals beperking, 'n algemene en diep, juist doorgrondende kennis van karakters en harten,
| |
| |
'n fijne analyze der meest verholen geheimnissen der verschillende mensenzielen. d'Annunzio schittert slechts in het schilderen der wellust, in het beschrijven (bezingen ware beter gezegd) der vurige, blinde macht van pijnigende liefdedrift of bloeddrift en schijnt de zuiverste beweegredenen, de zoetste roerselen van reine harten nooit begrepen te hebben. Dàt konden de groten! Dàn geniale eenvoud en zelfbeheersing die alle hoogste, uitstekende vernuften heeft gekenmerkt, hen verheffend boven het peil der besten. Zó, bij de Grieken, Sofocles, Aristoteles, Plato en de machtige geest die de zangen van 'n Ilias vergaderde en kon samenweven tot het Meesterstuk aller ewen; zó Augustinus, wiens klemmende Rede méér voor het kristendom won dan veel nutteloos vergoten bloed; - zó Dante, Shakespeare en Göthe, die men onmogelik scheiden kan om hun universelen invloed op ons aller geestesleven. Bij hen vergeleken, staat een d'Annunzio nog als 'n kleine figuur te midden van reuzen.
Liever breng ik hem - om de macht van z'n woord, om het overheersen in z'n werk van 't geweld der driften - nabij Hugo, Verhaeren, Swinburne of Querido. Dezelfde maîtrise, dezelfde gebreken. Vaak 'n monotonie van bombast, 'n overdrijving van dezelfde procédé's om te verbazen, te overbluffen, de lezer machteloos te slaan, hem verdovend door gedruis van klank en geklater van woorden. Vermoeienis komt en 't prachtigste lyrisme laat onverschillig of geeft 'n indruk van wrevel en pijn.
Met korte woorden wil ik d'Annunzio's werk omvatten.
Als louter lyris dichter (dàn viel hij zo erg niet in bombast en overdrijving: zuiverder is meestal zijn poëzie, de nuancering subtieler) gaf hij ons: Canto Nuovo, met diens Intermezzo van klassieke schoonheid; l'Issottéo, la Chimera: de sonnetten zijn er gaaf, technis beschouwd, schier volmaakt, doch er is gebrek aan waarheid van gevoel, het wellustige overheerst; Poema paradisiaco, waarin die prachtige, bewonderenswaardige Odi Navali; - Elegie romane; de twee bundels zijner Laudi, waarvan het eerste gedeelte bizonder: ‘Laudi del Cielo, del Mare, della terra e degli Eroi’, om hun overdreven-regelmatige versbouw, hoe afgewerkt hun plastiek, tóch vervelen weldra en daarom geen grote bijval genieten mochten.
Als dramaturg: Francesca da Rimini, een treurspel van schrikwekkende passie: de aanroeping en schildering van 't vuur is er als 'n bizonderheid te vermelden; - La figlia di Jorio, treurspel, waarin d'Annunzio bewezen heeft dat hij ook eenvoudig schrijven kan, al woedt er 'n ontembare, vernielende drift; - la Nave, 'n italiaansvaderlandse tragedie; - La Fiaccolo sotto il moggio, bekwam bij de opvoeringen weinig toejuiching; - la Città morta - la Gioconda -
| |
| |
la Gloria - I Sogni delle stagioni en Più che l'amore: dit laatste treurspel leek 'n fiasco.
Als romanschrijver: Il tronfo delia Morte, z'n meesterstuk; Il piacere; l'Innocente; le Novelle della Pescara; il Fuoco; le Vergini delle Roccie; voorts: don Episcopo, la Madre folle (roman van wellust en bloedschennis), Terra Vergine; thans werkt hij wederom aan 'n niewe roman: Misschien ja, misschien neen, of iets van dien aard.
Overal de grote gebreken: overdrijving van gevoelens, overdrijving in de beschrijvingen der wellust, overdrijving in taal: te véél woorden en te veel geklater. Geen lezing voor onontwikkelden of zenuwachtige lieden!
Het laatste dichterlik werk van Gabriele d'Annunzio is het treurspel: Fedra.
Schrikwekkende tragise visie van bandeloze drift, verterende zinnekoorts. In haar ziel, in haar vlees wordt de heldin gepijnigd, slavin der wraakgierige Afrodite. Zij is het, Venus, die gàns het treurspel leidt. Tegen haar, doch vruchteloos, schreewt de verliefde heur walging, heur haat:
Godin, wat verlangt gij van Fedra? Onbarmhartig
Wild beest met uw laag grimmig voorhoofd,
Bijzit van de baardeloze!
Vergeefs! Venus vervolgt haar met schandige liefdeverlangens.
Fedra, in d'Annunzio's treurspel, is niet meer de rampzalige lijderes die de wijsheid bemint, zij die in Euripides' dicht antwoordt met strenge en edele spreuken; in háár ziet d'Annunzio het wezen dat in zich besluit het onveranderlik fatum van Hellas, het noodlot van kunne en bloed dat Klytaemnestra vermoordde en CEdipous, de koning, verblindde. Zó zag de jonge duitse treurspeldichter, Hugo von Hoffmansthal, in herniewde schepping, zijn Electra verbrijzeld door de roes der zinnen. Zij lijdt verschrikkelik door onthouding; zij voelt in haar lichaam schokken de jonge begeerten van 't bloed, zij voelt haar verzengde natuur schrewen naar voldoening, maar zij màg niet, zij màg niet, en hitst heur zuster, schroomvallige Chrysotemis, tot huwelik aan: zij voelt moeder-noodwendigheid in háár en wil slechts de moeder zijn van heur zusterkind. Evenals bij de Duitser is bij de Italiaan het lyrisme overheersend; 't ganse treurspel van d'Annunzio is vuur, bronstigheid en gehinnik van drift.
Hippolyte doodt zijn moeder niet. Hij vertrekt. Fedra bedriegt heur gemaal, klaagt de zoon van echtbreuk aan. Theseus
| |
| |
vervloekt hem en roept over hem de wraak van Poseidoon. Hippolyte sterft, getroffen door de straffende god.
En nà de dood van Hippolyte, dooft de vlam der schandliefde in het hart der moeder. Dan komt zij de onschuld van haar zoon bekennen, evenals bij Racine. Doch zij brengt geen zelf verontschuldiging bij, kent geen schaamtegevoel over haar bloedschennende passie en vreest den echtgenoot, Theseus, niet meer. Nù herdenkt zij haar groot lijden en de pijnen die haar gereinigd hebben van alle schuld. Bleek, aanroept zij de godin der dood, Artemis de Reine. Een straal der Maan, goddelike pijl, wondt de koningin en Fedra valt dood op het lijk van heur zoon, ‘U toelachend, o sterren, bij 't aanbreken der Nacht; zij, d'onvergeetlike Fedra, nog eenmaal, vooraleer ze sterve, vervloekte Venus verwensend...’
In de Episoden, door de personen verhaald, schittert de hoogste lyrise vlucht: zij werd hevig gelaakt, om de overdrijving van enkele gedeelten, door de italiaanse critiek. En in een Rerum insignium Index, worden u door d'Annunzio zelf de bizonderste gebeurtenissen aangeduid: Capanea's dood; Helena's dans vóór 't altaar van 't offer der Efeben, het bekroonde lijk - en andere méér.
In 't algemeen (laat ons de afgunstige critiek ter zijde laten) wordt d'Annunzio beschouwd als de grootste levende dichter en prozaïst van Italië. Vóór alles bezit hij de geest van adaptatie. Het beste deel van z'n werk: dicht en ondicht, kan worden afgeleid vàn en wedergebracht tot de meest beroemde en meest verscheiden schrijvers onzer tijden: Zola en Anatole France, Tolstoï en zelfs Bourget voor de romans; Maeterlinck en Ibsen voor de schouwspelen (één sprekend voorbeeld: La Citta Morta); en de geest der moderne franse dichters vindt men weerom in d'Annunzio's lyriek. Shelley en Walt Whitman's invloed kan men insgelijks erkennen in de poëzie van d'Annunzio. Maar, alhoewel navolgend van verre, zich eigen makend de denkbeelden en procédé's van tijdgenoten, bewaart-i toch zijn oorspronkelikheid door de wondere schoonheid en pracht en dikwerf schier volmaaktheid zijner zangerige taal (wie kan, eenmaal gelezen, enkele hoofdstukken uit Il trionfo della Morte, Il piacere - sommige lyrise brokstukken uit Francesca da Rimini vergeten?); door de ontembare en steeds hernieuwde gloed en de levendigheid zijner verbeelding; door het subtiel verwikkelde zijner antiek-moderne plasticiteit. Al wat hij neemt en ontleent, vervormt-i, maakt er aldus zijn - zijn eigen - werk van en dáárin ligt de kracht en de oorspronkelikheid van d'Annunzio.
Giovanni Pascoli, virgiliaans dichter van akker en landbouw, zon, bergen en wateren, van krachtvolle, maar eenvoudige mannen.
| |
| |
De griekse mythos wil hij verlevendigen en schreef daarom o.m. die wondervolle Reis van Odusseus, een lied van erkentenis, in wonderfijne rytmen 't moderne leven bezingend, als 'n groots geschenk opgedragen aan onsterfelik Hellas! Dichter van oprechte vaderlandsliefde in de vermaarde Canzoni di Re Enzio, een epos vol symboliek en meesterlike evocatie der middenewen met hun overdreven liefde en schrikwekkende haat, hun strijd en akelige wreedheid. Die evocatie, dat herroepen van langvervlogen tijden, is vol tederheid; niet de geest alleen, het hàrt van de dichter bizonder wordt door die verre herinneringen hevig ontroerd. 't Is ook veeleer het inwendig, 't innerlik leven, met al de oude glorie, de oude ziel van z'n volk dat G. Pascoli herrijzen doet in het symbool van een man en een stad: Enzo en Bologna. De laatste overwonnen man die bezwijken moet voor de vrouw: een krijger vóór de roomse kerk.
La Canzone del Carroccio is de éérste zang van 't symbolis heldenlied, daarop volgt la Canzone dell'olifante, de hoogste verheerliking van 't italiaanse ras.
Ofschoon in de twede zang de kunst van Pascoli subtieler, de beelden fijner, beter gekozen de vergelijkingen, de taal ook krachtiger schijnt, moet men bekennen dat niet overal in 't epos wordt volgehouden de vervoerende poëtise geest: bouw en schikking blijken menigmaal zwak, bizonder in la Canzone del Carroccio. Doch z'n werk, in 't geheel, is 'n werk van schoonheid. De muziek der meeste verzen, rijk aan klanknabootsing en bekorende melodie, roerend vooral door de Liefde: énig-grote Bezielster van de Dichter. En hij heeft bewezen dat hij niet alleen akkers en tuinen, huiselike vreugde en landelike min kon bezingen, maar ook bij machte was, zonder uitbundig geschreew en nutteloos bombast, hoger tonen aan te grijpen... en welgelukkend volharden kon.
Zelfs in de beste zangen van Carducci vond men meestal de historicus weêr - en dààrom blijft-i lauw, is niet meer hóógopstrevend zijn poëzie, soms zwaar van prozaïsme: Geschiedenis vaak Dichtkunst verdrukkend. Pascoli's Muze is subtieler, met méér siddering van genot, met levender aandoening bezingt hij in z'n nationaal Epos het einde van een Rijk.
Ook d'Annunzio werd machtig aangegrepen door Roma en heur fatum: zijn pathos is méér aesthetis, minder door de historie onderdrukt; zoo was zijn kunst nog fijner, bleef-i méér zuiver lyris dan Carducci, beider grote Meester.
Als romanschrijvers: - o, iedereen hoorde spreken van Matilde Serao, sinds 'r beruchte Paese di Coccagna en 'r vondst in Dopo il Perdono: - ‘Maar Kristus-zelf (zei de vriend) heeft aan
| |
| |
de overspelige vergeven!’ - - ‘'t Is zo’ (luidde 't treurig antwoord) - ‘doch die overspelige was zijne vrouw niet!’ - Zo'n uitvinding maakt u wereldberoemd! Heur roman Evviva la Vita, die de jaargang 1909 der Nuova Antologia begint, vertelt ons de jacht naar de rijke héritière; 'n droevig - - àl te droef-wenerig verhaal van passie en ontgocheling, waarin twee vrienden door hun gebrek aan oprechtheid het ongeluk hunner verloofden veroorzaken en zèlf zedelik tenondergaan, Te lang, in 't algemeen, de beschrijvingen; te veel herhalingen derzelfde gedachten in dezelfde woorden. een middel dat met 'n soort ziekelike voorliefde door Matilde Serao gebruikt wordt om hevig te ontroeren en dikwerf (méér dan nodig!) z'n doel mist om de ‘gewildheid’, de overdrevenheid van 't procédé: zó wordt bladzijden, bladzijden lang haar stijl vadsig, spierloos, getrokken en gerokken tot vervelens toe. En te veel, te schreiend veel sentimentalisme... 't is er vaak zo jankerig in 'r romans... zo 'n makkelike, behaaglike... maar soms zo 'n onbeduidende kunst!
Grazia Deledda, wat monotoon van kleur, wat eentonig in haar psychologie, bezit méér kracht; haar helden zijn forser en woester: natuurmenschen die zich moeielijk bedwingen; de schrijfster geeft hun een ziel met een wil.
Dora Melagari, Antonio Fogazzaro, wijlen de Amicis, - namen die iedereen kent; duitse en franse tijdschriften nemen hun romans en novellen gretig op: men leest met genoegen en - wonder? - hèrleest ze niet meer.
Enrico Castelnuovo gaf ons I Moncalvo, moderne geschiedenis van 't gouden kalf, waarin vaderlandsliefde, gehechtheid aan de huiskring, familieëer, geluk, elke zoetere neiging des harten, àl wat de mens verheft en grootmaakt, laffelik opgeofferd wordt aan 't geld. Een pijnlike roman, geschreven ernstig en eerlik, met krachtige en zelfbewuste kunst.
G. Anastasi: El dorado, zedenroman; 't geld speelt ook hier de vernederende hoofdrol. 't Werk is sterk beïnvloed door Zola's L'Argent.
Luciana Zuccoli, sobere, gevoelvolle verteller, die de roerendste dingen verhalen kan eenvoudig, pakkend, snel. Geen langdradigheid, geen overdrijving. Zijn roman Farfui - oorspronkelik, kernig - is de roman van een kind, de korte, aangrijpende geschiedenis der rijke burgerij.
Nòg mag ik noemen Alfredo Oriani, Edoardo Calandra, Alfredo Baccelli, bekend door z'n twee romans: Het doelwit; - In de schaduw der overwonnenen (nell' ombra dei Vinti); de siciliaan Giovanni Verga, wiens meesterstuk I Malavogli vertaald werd in
| |
| |
't duits, frans en engels; - Marescotti (l'orribile fascino!) - Giuglio de Frenzi (Il lucignolo dell' Ideale); - en eindelik la Camminante van Giustino Ferri, het droef verhaal der arme zonderlinge vagabondérende vrouw, die - één ogenblik - opgewekt door de Liefde, het geluk en de vervoering der blijdschap mag kennen, om... verlaten, eenzaam, de blinde wegen van haar vroeger leven met prangender droefheid te begaan en voor altoos te verdwijnen in raadselachtig duister. Boek van donkere, geheimzinnige schoonheid.
Aldo de Rinaldis schrijft 'n kritis werk naar het woord van Helio: ‘la critique est la conscience de l'Art’. Dit werk voert ten titel: la Coscienza dell' Arte. Maar... 't en verspreidt geen niew licht.
Benedetto Croce geeft zijn Estética, doch hij bezit de welsprekendheid en het lyrisme zijner beide voorgangers niet: Francesco de Sanctis, de criticus - en Giovanni Bovio, de wijsgeer. Men beweert zelfs dat zijn lessen over de Letterkunde der XIXe eew veeleer de blote opsomming zijn van 'n kroniekschrijver dan het fijndoordachte oordeel van 'n zelfdenkende criticus.
Felice Torro, in zijn Studi francescani, onderzoekt de oorsprong van het franciscaans ideaal.
R. Barbiera, in Polvere di Palcoscenio (2 delen), bestudeert de werken van Giacometti, Ferrari, Marenco, Cavallotti, Torelli, Giacosa, Gallina, Verga (van 1880 tot 1901), de wording en voortgang van 't italiaans toneel, de verhouding van 't publiek tegenover bovengenoemde schrijvers, hun invloed op de tijdgenoten en andere zéér belangrijke vraagpuntjes meer.
Onlangs las men in de Revue des deux Mondes: Mes filies, 'n roman van Dora Melagari, en La Nuova Antologia verrast tans haar lezers met Grazia Deledda's Sino al Confine, roman die reeds in Januari 1909 in de Süddeutsche Monatshefte van München, onder de titel Bis zur Grenze verscheen.
Een niew, met platen en afbeeldingen opgeluisterd tijdschrift: La Modernissima, verschijnt maandeliks te Napels. Z'n doel: ons op de hoogte houden aller moderne geestesstrevingen van het mensdom. De bizonderste dingen zullen bondig vertaald worden in het frans en in het engels... Lang leve 't! Wij wensen Modernissima ouwer dagen dan z'n voorganger: engels-frans-duits Cosmopolis, ras vervlogener gedachtenis.
Hasselt, November 1909.
J.M.
|
|