De Vlaamsche Gids. Jaargang 5
(1909)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De Strijd voor een Vlaamsch Hooger Onderwijs.Een Nederlandsche Hoogeschool in BelgiëGa naar voetnoot(1).Waarde toehoorders,
Als onderwerp van mijn voordracht heb ik opgegeven: een Nederlandsche hoogeschool in België. En het woord Nederlandsch zou u allicht kunnen bevreemden, indien gij de Vlaamsche beweging in al hare omvangrijkheid niet hebt leeren doorgronden. Geachte toehoorders, ik vraag u in gemoede welke taal ik hier spreek. Een Afrikaner zal wellicht antwoorden: Hoog-Hollandsch, en er bijvoegen: ‘Ons kan nie so gezels nie’ (Wij kunnen zoo niet praten). En is er een Hagenaar aanwezig, dan zal hij wel over mijn uitspraak denken: Wat al Vlaamsche klanken, dat is Vlaamsch en geen Hollandsch. Terwijl een West-Vlaming er niet zal tegen opzien te verklaren ‘dat die Menhêer algelik een te skoone tale spreekt’ (dat die heer nochtans een té schoone taal spreekt). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
En zoo leeren wij allen, Zuid-Afrikaners, Nederlanders en Vlamingen, aan onze gemeenschappelijke taal, het Nederlandsch, afbreuk doen. Een rijke eigenschap der Germaansche talen is het dat door het smijdige en tevens door het vloeibare der uitdrukkingen en woordenwendingen, er wellicht in die talen meer eenklank is tusschen de gevoelens in al hun vluchtige beweegbaarheid en de omzetting in woorden van die gevoelens, dan in meer geijkte talen. Wie zou er aan denken te beweren dat het Grieksch geen taal was, die een heerlijke beschaving kon uitspreken, omdat de Ilias in het Ionisch werd gedicht en Theokritres zijn Idyllen in het Dorisch heeft geschreven? Wellicht hebben de meest kunstrijke talen de grootste verscheidenheid aan dialekten. Door het krachtig leven der woorden geput uit den volksmond wordt een taal verruimd en verfrischt. Maar in deze tijden moet een taal, die als het Nederlandsch een traditie heeft, wortelend in den grond van wetenschap en kunst, in deze tijden moet een taal meer dan ooit, wil zij leven en groeien, een voertuig zijn van beschaving en niet alleen en uitsluitend eigendom blijven van gewestelijke dichters. Drink een lekker glas Münchener in de taveernenrijke hoofdstad van Beieren, en spreek met de Duitschers aldaar. Vertrek dan met het vast besluit 's anderen daags den waard van uw hotel, gelegen ergens aan den Rijn, bij het ledigen eener flesch Drachenblut, tot het vertellen te bewegen. En dadelijk zal het u opvallen dat er meer tucht bestaat in het Duitsche leger dan gelijkvormigheid en onverbiddelijke eenheid in de taal, gevoerd door twee burgers van verschillende gewesten, die deel uitmaken van het Duitsche Keizerrijk. Ik zou zelfs durven beweren dat de taal van Fr. Reuter meer aan het Nederlandsch verwant is dan aan de spraak van prof. Sartorius uit Straatsburg, die, door Pangermanisme aangetast, verklaart dat de Nederlandsche kust bij Duitschland behoort. Waarom zou ook onze taal door het leven der gewestspraken niet verruimd worden, waarom wordt in België door sommige Vlaamschhaters aan het Nederlandsch ten kwade geduid wat voor andere talen kan gelden als een bron van schoonheid? | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Gaan wij ons dan van de algemeen-Nederlandsche taal verwijderen? Vergeten wij, door een klankenrijke woordkunst bedwelmd, dat onze taal niet alleen een taal van dichters is, maar ook een algemeene, beschaafde omgangstaal, waardoor alle Nederlandschsprekenden hun eigen cultuur evenzeer als de wereldbeschaving verrijken? Het ware een misdaad, waaraan de Vlamingen zich niet willen schuldig maken. Stellig was het Vlaamsch na 1830, de taal door een Conscience of een Snellaert geschreven, al te afgerond om een werkelijk-rijke gevoelstaal te zijn. Maar zouden wij ook niet mogen zeggen dat wie den woordenschat van een ‘West-Vlaamsch Idioticon’ als zijnde de omgangstaal zou aanprijzen, insgelijks het evenwicht verbreekt, dat aan ons Nederlandsch aanzien en waarde kan verzekeren op de wereldmarkt der talen? Een taal heeft inderdaad ook hare economische waarde. Houden de Nederlandschsprekenden werkelijk van hun taal, dan moeten zij het als een plicht beschouwen in elk geval niet mee te werken aan verbrokkeling. Gij begrijpt thans, mijn waarde toehoorders, waarom ik het hier heb over een Nederlandsche en niet over een Vlaamsche hoogeschool. Overigens is het in Vlaamsch-België een algemeen verschijnsel dat wij aansluiting zoeken bij die algemeen-Nederlandsche taal. Het woord aansluiting is zelfs een verkeerde uitdrukking; het Nederlandsch is inderdaad onze taal. Het Nederlandsch wordt ten onzent langs om beter onderwezen, beter gesproken en meer bemind. Een eerste gevaar, dat die taaleenheid bedreigde, werd in 1864 afgeweerd, toen de gemeenschappelijke spelling door België werd aangenomen. Van wege onze West-Vlaamsche en andere taalparticularisten viel er voor ons Nederlandsch werkelijk nooit veel te vreezen: zij hebben aan onze taal in Vlaamsch België als een nieuw levensserum ingespoten. Onze taal is er gezond en krachtig en zij bloeit! Onlangs vergeleek minister Malan den strijd voor het Zuid-Afrikaansch, dat door vele Zuid-Afrikaansche taalbroeders beschouwd wordt als een taal op zich zelf, bij den strijd voor het Vlaamsch. Die vergelijking houdt geen stand. In Zuid-Afrika schijnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
velen met het Nederlandsch, als zijnde voor hen de beschaafde taal zooals het Engelsch dit is voor talrijke hunner landgenooten, te willen afbreken. De Vlamingen betrachten juist het tegenovergestelde. En ondanks den afstand, die Nederland van Zuid-Afrika insgelijks op beschavingsgebied kan verwijderen, hoezeer het natuurlijk opbloeien van het ‘Zuid-Afrikaansch’ den strijd door den heer Malan bedoeld zou wettigen, toch hebben wij het recht, als Vlamingen, aan de Zuid-Afrikaners te zeggen: ‘Broeders, strijdt ook voor ons gemeenschappelijk Nederlandsch.’ Op een vergadering van de vereeniging Ons Spreekuur, te Stellenbosch in de maand October 1908 gehouden, verklaarde prof. Marais: Als er iets is, dat mijn hart soms met vrees doet beklemmen, dan is het dit: dat wij een beweging aan den gang zetten in verband met de taal, welke wij hier in Zuid-Afrika spreken, terwijl wij, zooals Dr Viljoen het onlangs zoo krachtig heeft uitgedrukt, rust noodig hebben. Daarom verheug ik mij dat Ons Spreekuur spraakverwarring wil verwijderen en spraakveredeling wil bevorderen. Dit zal gebeuren omdat Ons Spreekuur ten doel heeft jonge menschen in te leiden in den rijkdom der Nederlandsche letteren. En reeds heb ik mij afgevraagd, toen ik ingezonden stukken las in het Zuid-Afrikaansch dagblad Ons Land, waarvan de grondgedachte was: Zuid-Afrikaansch en geen Nederlandsch: waar zullen de Zuid-Afrikaners, moest het Zuid-Afrikaansch dan werkelijk hun spreek- en schrijftaal worden, wetenschappelijke boeken gaan halen, en welke Europeesche letterkunde zal dan als richtsnoer gelden voor hun ontwikkeling? Reeds was er spraak van een Zuid-Afrikaansche hoogeschool. Onze taalbroeders hebben er op aangedrongen dat het Engelsch alleen de voertaal niet mocht zijn van het hooger onderwijs. Maar zullen zij dan hun Zuid-Afrikaansch of wel ons algemeen Nederlandsch daarvoor verkiezen? In Vlaamsch-België wordt een dergelijke vraag niet eens gesteld. Het onderscheid, dat men tusschen Vlaamsch en Nederlandsch wil ontdekken, is slechts een verzinsel van Vlaamschhaters; de voertaal onzer Gentsche hoogeschool moet en zal het Nederlandsch zijn, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
die lenige en heldere taal, welke wij, Vlamingen, gebruiken als een hefboom van beschaving. En omdat wij zoozeer de veredelende kracht van onze beweging voor een eigen universiteit inzien, juist daarom beschouwen wij het bekomen eener Vlaamsche hoogeschool als een noodzakelijke bekroning van onzen strijd op onderwijsgebied. Geen enkel volk heeft het recht onwerkdadig te blijven ten aanzien van al wat als een ‘wederkeerig dienstbetoon’ kan beschouwd worden op het ruim gebied der wereldbeschaving. Maar geen enkel volk ook, dat een taal zooals het Nederlandsch heeft, rijk aan wetenschappen en kunst, kan men tot een zelfmoord verplichten door het opgeven van wat grootendeels aan een volk zijn eigenwaarde en zijn zelfbestaan verzekert: de taal. Is Nederland met zijn Nederlandsche hoogescholen een braakliggende plek, die zich midden het gebied onzer West-Europeesche beschaving uitstrekt? Dragen de Nederlandsche hoogescholen veel minder bij tot den vooruitgang der wetenschap dan de Fransch-Belgische universiteiten? En beantwoorden onze Belgische hoogescholen voor ons, Vlamingen, dan zoo heerlijk aan hun nationale roeping? Op deze drie vragen zal iedereen, die aan geen vooroordeelen vastgekluisterd is, zonder aarzeling en beslissend neen antwoorden. In een land, waarvan het Nederlandsch de moedertaal is van schier vier millioen inwoners op zeven, bestaat er nog geen hoogeschool, die op de meerderheid der bevolking een werkelijk-beschavenden invloed uitoefent. Ziedaar het vrijheid-stelsel, dat na 1830 gedurende lange jaren onaangeroerd heeft gebloeid. Vlaamsch-België heeft nog geen hoogeschool, waarvan het Vlaamsch de voertaal zij. Onze Belgische landbouwersbevolking bestaat uit nagenoeg 60% Vlamingen, en het eenig hooger landbouwinstituut van den Staat bevindt zich te Gembloers, in Waalsch-België! Ziedaar de werkelijke gelijkheid in ons tweetalig België, dat op 18 April 1898 het Nederlandsch tot officieele taal uitgeroepen en op gelijken voet met het Fransch gebracht heeft. Artikel 23 der Belgische Grondwet luidt: L'emploi des langues usitées en Belgique est facultatif; il ne | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
peut être réglé que par la loi et seulement pour les actes de l'autorité publique et pour les affaires judiciaires. Allicht zou men zich inbeelden dat bijgevolg een Vlaming na 1830 het recht had van de bestuurlijke, rechterlijke en wetgevende machten te vergen dat men het vrij gebruik zijner taal zou eerbiedigen. Maar dan vergeet men hoe de grondwet van 1830 is ontstaan, welke omstandigheden de omwenteling hebben beheerscht, welke mannen na 1830 met een schijn-vrijheid hebben geschermd om het taalrecht der Vlamingen met voeten te treden. En ik aarzel niet om te verklaren dat op taalgebied de zoogezegde vrijheid, door onze Grondwet gewaarborgd, een leugen was. Had onze regeering na 1830 de Vlamingen behandeld zooals Willem I gedurende de vereeniging van Nederland en België de Walen, wij, Vlamingen, waren nooit gedwongen geworden door taalwetten af te dwingen een recht, dat ons volgens de grondwet wordt toegekend. Men kan geen enkel besluit van Willem I aanhalen, dat het taalrecht der Walen in de Waalsche gewesten krenkt. Gedurende ruim vijftig jaar, na 1830, kan men geen enkele daad van onze regeeringen aanstippen, die zonder dat zij er toe gedwongen werden, het onrecht, dat op de Vlamingen drukte, heeft hersteld. Waarom had ons Parlement zooniet de wet over het gebruik de Nederlandsche taal in bestuurszaken moeten stemmen? Waarom was op taalgebied het rechtsgevoel zoozeer verzwakt, dat er wetten noodig waren om Belgische rechters te verplichten de Vlamingen niet als vreemdelingen te behandelen? De wet over het gebruik van het Vlaamsch in bestuurszaken dagteekent van 2 Mei 1878. België zou weldra de vijftigste verjaring zijner onafhankelijkheid vieren, en aan de Vlamingen, zelfs in onze Vlaamsche gewesten, was het nog niet eens gegund staatsambtenaren te hebben, waarmee zij in hun moedertaal een briefwisseling konden voeren. Er waren in België over de twee millioen menschen, die geen woord Fransch verstonden, en al de berichten en mededeelingen, die van de regeering uitgingen, waren uitsluitend in het Fransch opgesteld. De wet van 1878 heeft daarin verholpen. Ik noem het een schande voor België dat een dergelijke wet er noodig was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
En weet men tot wanneer het heeft geduurd, alvorens in onze Kamer de wet te berde kwam, waardoor de Vlamingen eindelijk voor de rechtbanken niet meer als vreemdelingen zouden mogen behandeld worden? Tot in 1873. En dan nog is er van het vrij gebruik der Vlaamsche taal, dat op rechterlijk gebied door de wetten van 1889, 1891 en 1908 werd verzekerd, slechts spraak voor strafzaken. Ons Hof van Verbreking heeft steeds in de bestaande taalwetten het bewijs gevonden, dat een uitdrukkelijke wettekst alleen in bepaalde gevallen het... ‘vrij’ gebruik van het Nederlandsch kan toekennen en er bijgevolg aan een taalwet slechts een beperkte toepassing mag gegeven worden. Toen art. 23 onzer Grondwet werd ontworpen, wist men dat het ‘vrij’ gebruik der talen voor de Vlamingen slechts de beteekenis van holklinkende woorden zou hebben. Thans nog blijft het aan ons Hof van Verbreking vrij te verklaren, zooals in 1873 een procureur-generaal, dat een advocaat het recht niet heeft een Vlaamsch pleidooi uit te spreken. Ik vraag mij af of wij waren slechter gevaren, indien in 1830 onze Grondwet het vrij gebruik der talen niet had erkend. Overigens hadden wij schier geen magistraten, die onze taal behoorlijk kenden. Eeuwen vreemde overheersching hadden onze nationale veerkracht gebroken. Terwijl Nederland zijn vrijheid veroverde en aan de spits der wereldbeschaving kwam, werden onze gewesten als een wrak van deze naar gene overheersching op sleeptouw genomen, en leerden onze leidende standen voor officieele gunsten hun plichten tegenover het volk verzuimen. Gedurende eeuwen heeft ons Vlaamsch bewustzijn gesluimerd. Velen wisten niet eens of het nog ooit zou wakker worden. Aan de Belgische eenheid dienden onze taal, onze zelfstandigheid geofferd. Wat nog Vlaamsch was zou men laten doodbloeden. Onze leidende standen dienden getrouw en onderdanig de gedachten der Vlaamschhaters, als hadden zij een nieuwen hertog gekregen. Wie er Vlaamsch was gebleven bleef vergeten en zweeg... Maar neen: er begon iets te zieden en te borrelen in vele Vlaamsche gewetens. Het romantisme | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
had Europa doorhuiverd. Ook Vlaamsch-België had zijn Sturm- und Drangperiode. Ook de geest van Vlaanderen steeg uit zijn graf. En de hoogere standen waren verwonderd dat de misprezen volkstaal weer opbloeide. Zij hadden alles beredderd alsof zij niet meer bestond. En daar kwam ze als een dreigend getij, dat alles zou overzwalpen, machtig en gebiedend aangestroomd. ‘Het gebruik der talen was vrij’, maar de Vlamingen hadden recht op een eigen onderwijs. En zij eischten dat recht. België had zijn officieel onderwijs, ook in de Vlaamsche gewesten. Maar dat onderwijs was voor geene Vlamingen bestemd. De grondwettelijke ‘vrijheid’ was benuttigd geworden om onze taal uit dat onderricht te weren, als ware zij een besmettelijke ziekte. Alle vakken werden in onze middelbare scholen door middel van het Fransch onderwezen. Het Vlaamsch was een liefhebberij; men leerde het Nederlandsch aan als een vreemde taal. De Vlamingen waren die vernedering moe. Een dergelijk regiem had men kunnen gedoogen onder vreemde vorsten. In 1830 werd België tot de vrijheid niet geboren om de Vlaamsche gewesten te behandelen als departementen van een Fransch keizerrijk. Volgens reeds bestaande wetten hadden wij recht op ambtenaars en magistraten, die in onze Vlaamsche gewesten behoorlijk hun taak hadden moeten waarnemen. Maar het middelbaar onderwijs bleef wat het was, en kon ons die mannen niet geven. Het lager onderwijs, voor de massa bestemd, was Vlaamsch. 't Middelbaar onderwijs was Fransch, met een paar uurtjes doorgaans slecht onderwezen Nederlandsch. In de hoogeschool vond men van het Vlaamsch onderricht geen spoor, de twee Nederlandsche lessen per week over letterkunde daargelaten. Hoe een hoogere beschaving in dergelijke voorwaarden de Vlaamsche samenleving kon doordringen, is een raadsel, waarvan de oplossing het begripsvermogen der Belgische Vlaamschhaters steeds te boven ging. Eindelijk in 1883 werd die heilzame wet gestemd, die het Nederlandsch ook als voertaal in het middelbaar onderwijs van Vlaamsch-België heeft gebracht. Ziehier de voornaamste bepalingen: Artikel 1. In het Vlaamsch gedeelte van het land worden de leergangen der voorbereidende afdeelingen, gevoegd bii de Staatsmiddelbare scholen, in het Nederlandsch gegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Het onderwijs der Fransche taal wordt er derwijze ingericht dat de leerlingen in staat gesteld worden de Fransche leergangen der middelbare afdeelingen met vrucht te volgen. En dat normaal onderwijs werd ingericht te Gent bij ministerieel besluit van 7 December 1883. Wij mogen dat besluit aanzien als een eerste bres in den muur der verfransching, waarmee ons hooger onderwijs was omringd. De leerkrachten, waarover men beschikte, hebben de toepassing der wet bemoeilijkt. De Athenea, waar de wet werd nageleefd, vonden geen genade bij de hoogere standen, welke door het opkomen der volkstaal verrast, maar niet tot inkeer waren te brengen. En toch, ondanks vijf en twintig jaar clericale regeering, waarvan het gevolg moest zijn: het zenden der kinderen naar vrije onderwijsgestichten; ondanks al den laster, waarop de taalwet van 1883 bij sommigen werd onthaald; ondanks alles, was de uitslag èn op het gebied van het leerlingengetal èn wat de gevolgen aangaat, ten zeerste bevredigend. Thans is het schier een voldongen feit dat ook in de vrije katholieke scholen de vervlaamsching zal doorgevoerd worden. De wet van 1883 maakte het inrichten der normale afdeeling bij de Gentsche hoogeschool noodzakelijk. Een andere bepaling der | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
wet over het Hooger Onderwijs, in 1890 gestemd, bracht opnieuw enkele Vlaamsche leergangen in ons hooger onderwijs. Vóór 1890 was het in ons land nog mogelijk dat magistraten, in het Vlaamsche land benoemd, niet eens de taal der Vlamingen konden verstaan. Was ik magistraat, en moest ik een vonnis helpen uitspreken tegen een man, wiens taal ik niet versta, mijn geweten zou tegen een dergelijke noodzakelijkheid in opstand komen. Ik zou weigeren dien man te veroordeelen, wiens woorden mij bevattelijk moeten gemaakt worden door middel van een tolk! Zooiets zou ik voorloopig nog aannemen in Congo. Gij, Nederlanders, duldt het niet eens in Nederlandsch-Indië... België heeft zulks gedurende jaren en jaren geduld tegenover de Vlamingen! In artikel 49 van de Wet over het Hooger Onderwijs lezen wij: Te rekenen van 1 Januari 1895 kan niemand in West- en Oost-Vlaanderen, alsook in de provinciën Antwerpen en Limburg, tot eenig rechterlijk ambt benoemd worden, behoudens de betrekkingen bij de koophandelsrechtbanken, indien hij door middel van een examen het bewijs niet levert dat hij in staat is, ten aanzien van het gebruik der Nederlandsche taal in strafzaken, zich te gedragen naar de voorschriften der wet van 3 Mei 1889. Het artikel bepaalt verder de samenstelling van de jury, die het examen zal afnemen. Nochtans: Worden ontslagen van de proef, voorzien door §§ 1 en 2, de meesters in de rechten, die bewijzen door middel van hun diploma, dat zij ia het Nederlandsch een examen over het strafrecht en over de strafvordering hebben afgelegd voor cene jury, ingericht door de Hoogescholen of door de Regeering voor het afnemen van de proef, waarvan de leergang van strafrecht en strafvordering deel uitmaakt. Onze vier hoogescholen hebben dus leergangen van strafrecht en strafvordering ingericht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens de wet van 1889 was een degelijke kennis van het Nederlandsch voor magistraten en advocaten onontbeerlijk geworden. En nochtans - hier hebt gij de nationale strekking van de Gentsche hoogeschool in vollen glans - bracht de faculteit der rechten een ongunstig advies uit over het inrichten der Vlaamsche leergangen van strafrecht en strafvordering! Evenmin als wij belang stellen in het advies van die heeren, toen het dien broodnoodigen maatregel gold, kunnen wij er prijs op stellen hun oordeel in te winnen over de algeheele vervlaamsching der Gentsche hoogeschool. Teekenend is het ook dat voor die leergangen er naar gestreefd wordt zich aan te sluiten hij de Nederlandsche terminologie. Op het XXXe Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, in 1908 te Leiden gehouden, verklaarde de heer advocaat-generaal de Hoon, die te Brussel deze lessen van Strafrecht en van Strafvordering geeft, dat ‘het onzin was eene rechtstaal te smeden, terwijl er eene rechtstaal bestond bij een spraakverwant volk.’ En de heer de Hoon zegde nog: De Vlaamsche Academie was die gedachte toegedaan. Het Ministerie van Justitie betrad denzelfden weg. Zelfs eenige aanvullende wetten over strafvordering bezigden de bij onze Noorderburen geijkte termen. Thans wordt in onze vier hoogescholen dezelfde terminologie gebruikt, en wel volgens den wensch, door den heer de Hoon uitgedrukt. Zoo ik op dit alles druk, dan is het om u te bewijzen dat wanneer de hoogeschool van Gent vervlaamscht wordt, in alle aldaar te geven leergangen slechts ons beschaafd, algemeen Nederlandsch zal klinken. Al is het Vlaamsch getint, toch moet het onze beschaafde, algemeene omgangstaal zijn. Het taalgebied, waar Nederlandsch wordt gesproken, is niet zoo groot, dat wij het nog zouden willen verbrokkelen. Wij zien dus het Vlaamsch onderricht, als het ware, in ons hooger onderwijs inzijpelen. Te Gent was de faculteit van wijsbegeerte en letteren, vooral door de lessen van de studenten in Germaansche philologie, reeds gedeeltelijk vervlaamscht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Dezelfde wet over het Hooger Onderwijs, die ik daar zooeven aanhaalde, bepaalde insgelijks: Te rekenen van 1 Januari 1895 zal geen doctor in de wijsbegeerte en letteren kunnen benoemd worden tot leeraar in de geschiedenis, de aardrijkskunde of de Germaansche talen in een Atheneum eener Vlaamsche stad, indien er in zijn diploma niet vastgesteld wordt, dat hij het examen over ten minste twee vakken in het Nederlandsch heeft afgelegd, dat de verhandeling, door art. 14 vereischt, in het Nederlandsch opgesteld en de openbare les ingelijks in die taal gegeven werd. Wij brachten in de Gentsche hoogeschool wel geen paard van Troja. Iedereen wist dat de Vlamingen met open vizier voor hun recht op een eigen hoogeschool zouden strijden. Had men die enkele toegevingen niet gedaan, wie weet of wij de gansche hoogeschool reeds niet zouden vervlaamscht hebben. Bij den kanker, waaraan voor Vlaamsch-België het hooger onderwijs steeds lijdt, behoort geen apothekersmiddel. De kanker zelf dient uitgeroeid. Nochtans waren die enkele Vlaamsche leergangen als een voorbode eener volkomen vervlaamsching. De Vlamingen moeten in het ‘vrije’ België op hooger onderwijsgebied niet slechter bedeeld worden dan Kroaten, Polen of Czechen. Gedurende lange jaren heeft men ons volk willen verfranschen. De uitslag was ellendig. Wij, Vlamingen, houden van onze taal. Dat men ons de gelegenheid geve ons, als andere normaal ontwikkelde volkeren, omhoog te werken. Een hoofdvereischte daartoe is een Vlaamsche hoogeschool. Wij moeten geneesheeren, advocaten, ingenieurs, landbouwkundigen hebben, wier wetenschap kan uitstralen over ons volk. Thans blijft alles halverwege. Meestal behooren die gediplomeerden veel meer thuis in een Fransch departement dan in onze Vlaamsche gewesten. Wie de nadeelige gevolgen van dien treurigen toestand heeft bestreden, deed het gedreven door eigen overtuiging, gesterkt door den wil als geen onmondige te staan tegenover zijn volk. En niet genoeg kan op dit gebied met dankbaarheid geprezen worden het werk, in alle stilte volbracht door onze Vlaamsche Natuur- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
en Geneeskundige Congressen en door onze Vlaamsch Rechtskundige Congressen. Verleden jaar werd het XIIe Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres te St-Niklaas gehouden. Er waren over de 520 deelnemers, waaronder enkele Nederlanders, in wier naam Prof. Burger van Amsterdam verklaarde: In de politiek van uwen strijd komen wij niet tusschen, maar de bloei van wetenschappelijke instellingen zooals een Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres is voor ons zeer teekenend. Op een zitting hoorde ik prof. De Bruyne, voorzitter van het Congres, uitroepen: Gij, Nederlanders, hebt uw onderricht, uwe gansche opleiding in die taal genoten. Gij weet niet welke moeite wij hebben om onzen strijd voort te zetten, maar uwe aanwezigheid is borg dat gij ons verstaat. Onlangs had te Leuven het Ve Vlaamsch Rechtskundig Congres plaats. Overal is de vooruitgang in die richting van hooger Vlaamsch geestesleven merkbaar. En welke heerlijke toekomst ware aan dat geestesleven wel beschoren, indien er eindelijk een Vlaamsche hoogeschool tot stand kwam, welke dezen zoo natuurlijken drang naar eigen leven zou bevredigen! Onze taalwetten, al die menigvuldige pogingen op wetenschappelijk gebied van ontwikkelde landgenooten, het leven zelf van ons volk, dat bewust wordt, alles stuwt onweerstaanbaar naar die Vlaamsche hoogeschool, zooals het water vloeit naar zee. In zijn vlugschrift: De Geestesontwikkeling van België, schrijft de heer K. Buis, oud-burgemeester van Brussel: Zoo wij willen dat onze moderne naam zoo beroemd worde als de oude, laat er ons dan naar streven wat anders dan een satelliet te zijn. Een dergelijke rol past niet voor een volk, dat Schiller met de zienersscherpzinnigheid van een genie bij monde van markies Tosa aldus kenschetst: Een krachtig, een groot volk.. en ook een goed volk; en de vader van dit volk te zijn, dat, dacht ik, dat moet goddelijk zijn! Voor Nederlanders hoef ik wel niet een enkele beweegreden aan te halen, die pleit voor een hooger onderwijs in eigen taal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Zegt mij, studenten, die hier aanwezig zijt, of gij, die wetenschappelijke boeken kunt lezen in het Nederlandsch, Engelsch, Fransch en Duitsch, u minderwaardig voelt dan uwe zuiderburen, waarvan nog velen hoogere studiën aanvangen, bedeeld met de kennis van slechts ééne taal. Zegt mij of uwe hoogleeraars afgezonderd van de wereldbeschaving leven, omdat zij hun lessen in het Nederlandsch geven; of uwe Nederlandsche leer- en studieboeken niet kunnen opwegen tegen hetgeen in België wordt gebruikt. En nochtans zijn het deze drogredenen, waarmee de Vlaamschhaters ten onzent nog schermen om de noodzakelijkheid van een hooger Vlaamsch onderricht te betwisten. Ik had het daar zooeven over de Nederlandsche leer- en studieboeken en tijdschriften, waarvan onlangs door het Algemeen Nederlandsch Verbond een lijst werd bezorgd. Welnu, dergelijke bewijzen zijn er noodig om aan Belgische Vlaamschhaters het zwijgen op te leggen. Het Nederlandsch is geen wetenschappelijke taal, ziedaar een der stokpaardjes bereden door de Vlaamschhaters, toen in 1897 het verslag van prof. J. Mac Leod over de vervlaamsching der Gentsche hoogeschool verscheen. Prof. J. Mac Leod erkende het zelf in een voordracht op het IVe Vlaamsch Studentencongres (op 22 Maart 1903 te Gent gehouden), toen hij zei, het referendum bedoelende, ingericht door het Gentsch Studentengenootschap 't Zal wel Gaan, over het vraagstuk der Vlaamsche hoogeschool; Door het referendum en door het verschijnen van het verslag der Commissie werd aan de beweging tot vervlaamsching der Gentsche hoogeschool een groote kracht bijgezet; allerwegen werden de gemoederen wakker geschud. De Vlaamsche wetenschappelijke beweging breidde zich intusschen uit; Nederlandsche wetenschappelijke werken werden op steeds toenemende wijze uit Holland aangevoerd, en tevens werd onze taal meer dan te voren in Vlaamsch-België als voertuig der wetenschap gebruikt. Onbruikbaar dus, Nederlandsche toehoorders, de taal van een Pierson, een Bolland, een te Winkel, een van Hamel of een Lorentz! | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat geeft u het gehalte der beweegredenen, tegen een Nederlandsch hooger onderwijs in Vlaamsch-België aangevoerd. Het Fransch is een wereldtaal, werd er gezegd; door uw Vlaamsch hooger onderwijs zult gij Vlaamsch-België afzonderen. Alsof Vlaamsch-België nog niet veel meer afgezonderd was door hetgeen genoemd werd de Chineesche muur der verfransching, - hoe afgebrokkeld die muur ook reeds moge wezen? Zullen de studenten der vervlaamschte hoogeschool van Gent geen nut kunnen halen uit de Fransche beschaving? Wordt deze voor hen als bij tooverslag een gesloten boek? Maar nogmaals, hoe kan ik die vraag richten tot Nederlanders, zooniet om een nieuw voorbeeld aan te halen van de drogredenen, die men als op een oude markt van vooroordeelen heeft opeengestapeld! Die heeren Vlaamschhaters hebben het over ‘afzondering’, en zij zelven houden den zegen der wetenschap tegen, waardoor onze Vlaamsche gemeenschap moet bevrucht worden. L. de Raet, in zijn merkwaardig verslag, namens de nieuwe Vlaamsche hoogeschool-commissie uitgebracht, haalt de woorden aan van den Franschen wijsgeer A. Fouillée: C'est de la culture supérieure que le reste découle comme l'eau fécondante des hauteurs. En L. de Raet zelf voegt er bij: De organische eenheid van het hoogeschool-onderwijs, algemeen en technisch, met het middelbaar, het nijverheids- en beroepsonderwijs, kan enkel bestaan wanneer de voertaal van gansch het onderricht, van de universiteit tot de ambachtschool, dezelfde is. Ik denk niet dat het mogelijk ware een meer waardige taal aan te halen, opdat iedereen des te beter op het ‘laagtepunt’ zou kunnen neerblikken, door de Belgische Vlaamschhaters ingenomen. En om u te bewijzen dat het woord ‘laagtepunt’ hier zoo slecht niet gekozen is, schrijf ik enkele beschouwingen over van een | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
manifest, in 1899 door de Société pour la Vulgarisation de la langue française te Gent uitgegeven: Considérant que l'Université de Gand, où depuis 1830, le français est employé comme unique langue véhiculaire, a vu croître d'une façon continue le nombre de ses élèves... En dan wordt de vrees uitgedrukt dat het getal leerlingen zou verminderen, onder meer omdat: Les élèves appartenaut à des nationalités étrangères (Brésiliens, Roumains, Polonais, etc.) et dont le nombre s'élève à 104 (déduction faite de 7 Néerlandais) se trouveraient dans l'impossibilité de suivre les cours s'ils se donnaient en flamand. Zoodat insgelijks wegens een honderdtal vreemdelingen, Brazilianen, Turken of Armeniërs, de Vlamingen geen recht zouden hebben op den beschavenden invloed, die uitstraalt van een eigen hoogeschool! En naar het schijnt, maken eenige Gentsche hoogleeraars deel uit van een dergelijke maatschappij, en die heeren denken hun ‘nationale’ rol te spelen! Ik zeg ‘nationale’ rol, want het manifest werd waarschijnlijk verspreid onder het spelen van de ‘Brabançonne’; de volgende diepzinnige beschouwing stond er nog in te lezen: Considérant que le projet caressé par quelques personnes d'exclure le français de toutes les branches de l'enseignement aurait pour conséquence non seulement d'accentuer la séparation du pays en deux parties de langues et de moeurs différentes, mais d'élever une barrière entre la Belgique et l'un des grands peuples civilisés auquel la rattache une similitude de moeurs bien marquée et avec lequel elle a toujours entretenu des rapports suivis d'affaires et d'intérêts... Na de Brazilianen, de Rumeniërs, de verbrokkeling van België en de Fransche Republiek! Het zou dus waarheid heeten dat de Vlamingen slechte ‘vaderlanders’ zouden wezen, omdat zij de Belgische gemeenschap door een hoogere beschaving willen verrijken. Men hale ons een enkelen maatregel aan, die het taalrecht der Walen heeft gekrenkt. Een voorbeeld volstaat om u een denkbeeld der Vlaamsche verdraagzaamheid te geven: in het Vlaamsche land heeft een Waal, die zich aan een vergrijp schuldig maakt, het recht een uitsluitend | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Fransche proceduur te vergen. Een Vlaming te Luik of te Charleroi, in de Waalsche gewesten, heeft het recht niet van zijn tweetalig vaderland te eischen dat hij aldaar in eigen taal zou mogen terechtstaan en veroordeeld worden. Duizenden Vlaamsche arbeiders zijn in de Waalsche provinciën gevestigd. Enkel en alleen - tegen het rechtvaardigheidsgevoel in - om aan onze Waalsche landgenooten geene aanleiding tot een zelfs onbillijke verbittering te geven, werd voor de Vlamingen in het Walenland het recht niet gevraagd, dat aan de Walen toekomt in de Vlaamsche gewesten. En de Vlaamschgezinden willen ‘accentuer la séparation du pays.’ Terwijl rechtvaardigheid en wederkeerige eerbied alleen de hechte grondslagen zijn, waarop dient gebouwd, wanneer landgenooten, die verschillende talen spreken, rond een zelfde nationale vlag zijn vereenigd. Wij willen tusschen Frankrijk en België een muur optrekken! Gaarne zouden wij vernemen waar de Vlaamschgezinden het materiaal zouden vandaan halen om dit achtste wonder der wereld te verwezenlijken. Vlaamschhaters en makelaars in zedelijke Fransche annexatie zijn wellicht gestoord omdat Vlaamsch-België van zijn zelfstandigheid houdt. Het is, volgens die heeren, voldoende dat wij leven, opdat in ons brein de gedachte van een moord geboren worde: wij willen in België den Franschen geest dooden. Recht op leven wordt ons ontzegd; wij moeten ondergeschikten, burgers van tweede klasse blijven. La Société pour la Vulgarisation enz. heeft het besloten, maar wij lachen haar vierkant uit. Een Amerikaan noemde Frankrijk - ik keur de uitdrukking niet goed - een groote provincie. De practische man bedoelde daarmee dat Frankrijk op allerlei gebied bij andere landen, die meer van hun buren hebben overgenomen, ten achteren is. Kwam die Amerikaan in Vlaamsch-België, hij zou aan de leden der Société pour la Vulgarisation enz., die slechts oogen hebben om naar het Zuiden te kijken, wellicht vragen: ‘Waarom wilt gij, heeren, dat Vlaamsch-België een onderafdeeling zij van de provincie Frankrijk?’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
En nochtans blijven sommigen beweren dat het internationaal karakter van het Fransch ons gebiedt de gedachte van een Nederlandsche hoogeschool in België op te geven, daar wij ons in dit geval zouden afzonderen. Men denke niet dat alleen de Gentsche maatschappij met den langen naam en de drogredenen zulks beweert. Ook de Belgische bisschoppen hebben in hun onderrichtingen de Vlaamsche hoogeschool stoutmoedig veroordeeld. Waarschijnlijk waren die onderrichtingen grootendeels oorzaak dat de katholieke Vlaamsche studentenjeugd nog meer Vlaamschgezind is dan vroeger, meer Vlaamschgezind dan ooit. In zijn redevoering, uitgesproken op een vergadering, door talrijke katholieke Vlamingen en 400 studenten der Leuvensche hoogeschool bijgewoond, tijdens de verjaringsfeesten der Leuvensche hoogeschool, herinnerde Mr Dosfel nog op Zondag 3 Mei l.l. aan deze bisschoppelijke onderrichtingen, waartegen de Vlaamsche katholieken reeds vroeger een krachtdadig verzet hadden aangeteekend. Mr Dosfel haalde nog dezen volzin aan uit de bisschoppelijke onderrichtingen: Daar iedereen nog meer mensch is dan Belg, d.w.z. daar de algemeene belangen der beschaving boven diegene van eene natie in 't bijzonder gaan, moet het beoefenen van het Fransch voor hen, die geroepen zijn eene rol te spelen in de algemeene beweging der gedachte of der daad, boven dat van het Vlaamsch, gaan. Daarin ligt toch een zweem van bekentenis dat de strijd voor een hoogeschool met de ‘belangen van eene natie’ is vergroeid. Maar voor het overige, daar ik hier nu toch in Nederland ben, zal het mij geoorloofd zijn U te vragen of gij allen, geachte toehoorders, wel ‘menschen’ zijt, omdat gij, Nederlanders, hoogescholen hebt, welke de belangen der natie behartigen. Barbaren al uwe geleerden, die in eenklank leven met hun volk; geen ‘menschen’, al die hoogleeraars van Nederlandsche, Deensche, Noorsche en zelfs Italiaansche en andere nationale hoogescholen, alsof die hoogleeraars ondanks de nationale strekking van hun onderricht niet in staat waren een boek, dat de wereldbeschaving moet verrijken, waar het noodig blijkt, in een der wereld- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
talen te laten overzetten of zelven in die taal hun bevindingen en gedachten neer te schrijven. Welnu, een dergelijke beweegreden wordt ingebracht door de Belgische bisschoppen, om te beletten dat het hooger onderwijs in België zijn nationale zending vervulle voor het Vlaamsche volk. Maar de Belgische aartsbisschop zelf, Mgr. Mercier, heeft de hoofdgedachte zijner onderrichtingen: geen Vlaamsch Hooger onderwijs, verloochend. De Limburgsche oud-hoogstudentenbond had hem een verzoekschrift gezonden, een gedeeltelijke vervlaamsching der Leuvensche hoogeschool vragend. Mgr. Mercier antwoordde niet: ‘Ik verwijs den Limburgschen oud-hoogstudentenbond naar de bisschoppelijke onderrichtingen’, maar wel: Ik heb uw schrijven aan Mgr. den Rector der Leuvensche Hoogeschool overgemaakt, die in zijne wijsheid zal onderzoeken of en hoe het zal mogelijk zijn den wensch, dien gij ons hebt te kennen gegeven, te beantwoorden. Overigens is de studentenjeugd voor deze gedachte gewonnen. Op het liberaal studentencongres, dat verleden jaar te Gent plaats greep, werd het princiep der Vlaamsche hoogeschool met 36 stemmen tegen 21 en 10 onthoudingen goedgekeurd. Dit liberaal studentencongres werd ook door de stemgerechtigde afgevaardigden der Waalsche studentenvereenigingen bijgewoond. Wanneer men nagaat dat zij, die tegen de vervlaamsching der vier faculteiten stemden, nochtans voorstanders waren van een tweetalige hoogeschool, dan zal men tot de slotsom komen dat op het liberaal studentencongres van 1908 niemand zich tegen de noodzakelijkheid van een Vlaamsch hooger onderwijs durfde kanten. Op de vergadering, waarop Mr Dosfel het woord voerde, werd een dagorde gestemd, waarin men onder meer vroeg: Dat de commissie voor de Vervlaamsching der Hoogeschool van Gent krachtig zou gesteund worden door alle Katholieke Vlamingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat verder alle beroepsleergangen der vier faculteiten dienende tot het aanleeren om het even van welk beroep, zoo spoedig mogelijk en trapsgewijze zouden verdubbeld worden, dus gelijktijdig gegeven in onze twee landstalen. En een dergelijke dagorde werd in den namiddag luidruchtig bekrachtigd door 600 katholieke studenten, voorgegaan door hun veteranen, die allen, toen zij voor het verhoog kwamen, waarop Mgr. Mercier en de overheden den vlaggenstoet zagen voorbijtrekken, met donderende stem begonnen te zingen: ‘Wij eischen een Vlaamsche Hoogeschool.’ Mgr. Mercier zal alsdan wel begrepen hebben dat er hier een Vlaamsche wil bestaat, dien men door geen bisschoppelijke onderrichtingen kan breken, en dat het bijgevolg beter is een weg te vinden om dien wil niet op te jagen tot een openbaar verzet. Iets, dat mij vooral verheugt, is de eendracht, die thans in de Vlaamschgezinde gelederen bestaat, niet alleen voor de grondgedachte der Vlaamsche hoogeschool zelve, maar ook voor hare verwezelijking. De Vlaamsche Hoogeschool-commissie heeft den strijd beslecht, destijds met zooveel vinnigheid gevoerd over het stelsel, dat men zou volgen bij de vervlaamsching der Gentsche hoogeschool. Zij heeft een wetsontwerp opgesteld, dat de vervlaamsching per studiejaar en faculteit laat geschieden. Ziehier dat wetsontwerp: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wetsvoorstel tot vervlaamsching der Staatshoogeschool van GentArtikel 1. - Ter hoogeschool van Gent worden de lessen in de Nederlandsche taal gegeven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
(I, II, III beduiden lste, 2e of 3e proef of studiejaar). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de technische faculteit der hoogeschool van Luik worden de noodige leergangen toegevoegd tot het begeven van den graad van ingenieur van burgerliike bouwkunde. Om dit wetsvoorstel zoo bondig mogelijk samen te vatten: er komt te Gent een Nederlandsche hoogeschool als gevolg der trapsgewijze vervlaamsching der huidige universiteit. Bovendien worden bij de hoogeschool een mijnbouwonderwijs en een landbouwschool ingericht. In de zegepraal van den strijd, die thans voor dit wetsvoorstel met vereende krachten wordt aangebonden, spreek ik mijn onwrikbaar vertrouwen uit. Dit hoogeschool-vraagstuk is voor ons, Vlamingen, van een al te wijdomvattende beteekenis, dan dat wij de oplossing door een krachtdadige werking niet zouden bespoedigen. Uit enkele tegenwerpingen zal het u, Nederlanders, gebleken zijn, dat wij, Vlamingen, er belang bij hebben dat uwe wetenschappelijke faam op het ruim gebied der wereldbeschaving steeds in aanzien stijge. Uwe bescheidenheid kwets ik niet, wanneer ik aan die faam mijn hulde betuig, wanneer ik in deze voordracht de namen niet kan en niet mag onvermeld laten van Hugo de Vries, H. de Groot, Lorentz, Zeeman, Kamerlingh Onnes, Kern, van al die mannen, welke, door werklust bezield, den beschavingsrijkdom van de menschheid mild hebben vermeerderd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar gij, Nederlanders, zult ook inzien dat indien Vlaamsch-België door middel van een eigen hooger onderwijs zijn geestespeil verhoogt, het bewustzijn van al wie Nederlandsch spreekt, van al wie door de banden der taal aan ons is verbonden, nog wordt bevestigd en gesterkt. Mag ik niet beweren dat onze kunstbeweging in Vlaanderen een bloei heeft bereikt, die ten aanzien der wereld getuigt van onze levenstaaiheid? Hebben wij geen Vlaamsche schrijvers, geen toondichters, die buiten het klein Vlaamsch taalgebied, de vlag van onze kunst in de wereld hebben rondgedragen? Zullen ook wij, Vlamingen, geen talrijke hoogleeraars hebben, die zonder aan het nationaal belang van het hooger onderwijs te kort te doen, hun deel zullen hebben aan den algemeenen vooruitgang der wetenschap? Onze taal wordt gesproken door bijna 6 millioen Nederlanders, door 4 millioen Belgen, in Zuid-Afrika, in de Nederlandsche koloniën, en op het Taalcongres van Leiden verklaarde een inlandsche arts, de zoo vroeg gestorven Dr Tehupeiory, dat de Nederlandsche taal in die koloniën langs om meer wordt beoefend. Voor België haal ik nog deze cijfers aan, die ik ontleen aan de officieele statistiek, in 1900 door den Staat opgemaakt (en het werd door wijlen Aug. Gittée bewezen hoe die statistieken derwijze worden opgemaakt dat men er toe komt het Fransch tegenover het Vlaamsch te bevoordeelen). In 1900 dus spraken er in België: 2,574,805 inwoners uitsluitend Fransch; 2,822,005 uitsluitend Vlaamsch; 801,587 de twee talen; 42,889 Vlaamsch, Fransch en Duitsch. En daar het schier uitsluitend de Vlamingen zijn, welke twee of drie talen spreken, zijn er dus nagenoeg 4 millioen Belgen, die onze taal spreken en onder die 4 millioen over de 2,800,000 die geen andere taal kennen. En dan zou men de noodzakelijkheid durven betwisten van een hooger onderwijs in eigen taal! | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Reeds werd ons Nederlandsch geestesleven verruimd door al die pogingen, aangewend in de richting, door prof. Mac Leod in zijn Nieuwe Wegen aangegeven. Wordt Vlaamsch-België geen vruchtbaar veld voor de Nederlandsche wetenschap, wanneer te Gent een hoogeschool bestaat, die meer internationaal dan de huidige, in duurzame voeling komt met de vier universiteiten en de Technische Hoogeschool van Nederland? Mag ik dan niet zeggen dat de vervlaamsching der Gentsche hoogeschool van een onbetwistbare beteekenis wordt voor het algemeen-Nederlandsch geestesleven, en bijgevolg, Nederlanders, uwe belangstelling verdient? Wanneer ik u vraag, geachte toehoorders, over dien strijd, voor een Nederlandsche hoogeschool in België gevoerd, na te denken, dan verlang ik van uwentwege slechts de genegenheid, die taalgenooten, taalbroeders verdienen. Nog onlangs kwam een bestuurder van het Fransch onderwijs, een Fransche ambtenaar, een vergadering te Brussel bijwonen, waarop Vlaamschhaters de middelen beraamden om het onderwijs van onze taal te Brussel en in de voorsteden nog meer tegen te werken. Met den heer K. Buls herhaal ik: ‘Laten wij geene inpalming in de hand werken.’ Al zou deze republiek den vrede zijn toegedaan en er slechts naar streven een nieuw imperialisme, op verstandelijk gebied, in kleine landen zooals België te verwezenlijken, het ware voldoende opdat wij ons daartegen zouden verzetten, daar wij, Nederlandschsprekenden, genoeg eigenwaarde en zedelijke kracht hebben om ons door geen enkele groote mogendheid te laten op sleeptouw nemen. Destijds, toen het vraagstuk der Nederlandsch-Belgische toenadering opnieuw ter spraak kwam, hebben wij de plannen helpen verijdelen, welke door generaal Langlois en andere makelaars in Fransch-Engelsche berekeningen gekoesterd werden. Het weze mij toegelaten hier uitdrukkelijk te verklaren dat ik het als verkeerd beschouw te denken dat de Vlamingen, die een toenadering tot Nederland behartigen, door het feit zelf Belgische ‘separatisten’ zijn. Er zijn Belgische Vlaamschhaters, die onbewimpeld een | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
annexatie van België door Frankrijk voorstaan. Die heethoofden zijn in ons land van geen tel; men laat hen roepen in de woestijn. Werden zij talrijker, dit zou slechts te meer bewijzen dat de zedelijke inpalming de werkelijke annexatie voorbereidt. Wij, Vlamingen, willen trouwe landgenooten van de Walen zijn. Omdat wij met u, Nederlanders, willen deelachtig worden de weldaden van het algemeen-Nederlandsch geestesleven, daarom voeren wij in ons schild geen plannen, die zouden kunnen afbreuk doen aan de grondvesten, waarop België berust. En geeft u dit geen zekerheid, Nederlanders, dat wanneer gij ons voorlicht en steunt in den strijd, door de Vlamingen voor de gemeenschappelijke taal gevoerd, gij u niet inlaat met aangelegenheden, waaraan Nederlanders wegens politieke bezwaren moeten vreemd blijven? Onze kamp is een streven naar rechtvaardigheid en hoogere beschaving. Nederlanders kunnen en mogen aan die beweging hunner taalgenooten niet vreemd blijven. De wetenschappelijke oogst, door U vergaderd, is zoo rijk dat wij wel in onze Vlaamsche havens enkele zwaar beladen schepen mogen verwachten. Komt ten onzent en plant er boomen; later plukken wij de vruchten ‘als een zegen’, en zenden er u dan zelfs een deel als blijk van dank en broederliefde. Genegenheid, belangstelling vermogen zooveel... Maar deze voordracht had slechts voor doel u een brok van den Vlaamschen taalstrijd onder de oogen te brengen. Ik wilde u, mijn waarde toehoorders, naar aanleiding van het hoogeschool-vraagstuk, de hoogere beteekenis van onzen kamp leeren inzien. Ik vroeg u daar zooeven een gedeelte van uwen oogst en uwe boomen. Wellicht ware het beter dien oogst, die boomen in Nederland te bewaren, rein en frisch te laten opfleuren de bloem der Nederlandsche beschaving. Zij blijft dan het symbool, dat onze harten sterkt en ons dwingt tot daden, waardoor Vlaamsch-België wordt opgebeurd, rijker wordt aan wereldbeschaving, en nader komt tot Nederland.
Julius Hoste Jr. |
|