telkenmale vermeerderd had. Volgens Prof. Manly zijn er niet minder dan vijf schrijvers met de verschillende lezingen gemoeid geweest, en zijn mening vindt bij velen instemming.
Maar men ziet het: de gewenste synthese geven ons de uitgevers van de Cambridge History of English Litcrature nog niet.
Zijn de tijden daarvoor wellicht nog niet rijp? Is de analyse nog niet ver genoeg gevorderd?
Wat er ook van zij, aan deze laatste wordt onverpoosd voortgearbeid.
Het 4000ste deel van de bekende Tauchnitz-uitgave brengt ons een Manual of American Literature, door Th. Stanton; in de reeks ‘Periods of European Literature’ (Blackwood) schreef G. Saintsbury, deel II, over The Later Nineteenth Century, waarin de Engelse letteren natuurlik ook ter spraak komen; W.H. Hadow tracht nog eens - zonder merkelik sukses - het raadsel van Shakespeare's sonnetten op te lossen, namelik in zijn inleiding tot een uitgave daarvan (Carendon Press); en Stopford A. Brooke bespreekt, onder de titel A Study of Clough, Arnold, Rossetti and Morris (Pitman), een reeks schrijvers van zeer uiteenlopende aard en waarde. Belangrijk zijn die ‘essays’ genoeg. Maar de schrijver laat zich soms door de zucht naar eigenaardige opvattingen op een dwaalspoor leiden; b.v. wanneer hij beweert dat grote dichters niet veel hechten aan de liefde als hoofdmotief van hun kunst. En Burns dan?
Aan Sir Henry Irving wijdt Austin Brereton een tamelik lijvige biografie (2 delen, Longmans). Daaruit verneemt men o.a. dat de loopbaan van de grote toneelspeler niet juist begon met een voorspelling van zijn latere triomfen: te Dublijn werd hij, als debutant, gedurende drie weken stelselmatig uitgefloten door een publiek, dat eenvoudig zijn voorganger betreurde.
Van het zo belangrijke ‘dagboek’ van Henslowe, Shakespeare's medeakteur, bezat men tot nog toe slechts de beruchte uitgave van Collier, die door allerlei vervalsingen onbruikbaar was gemaakt, zodat men telkens weer tot de oorspronkelike tekst zijn toevlucht moest nemen. Walter W. Greg heeft daarvan een nieuwe, ditmaal betrouwbare editie begonnen; en nu blijkt het, dat Collier niet zo schuldig was als men dacht. Slechts 15 posten uit het dagboek waren... interpolaties van die zonderlinge geleerde.
Nog vele andere boeken zijn in de laatste tijd komen bewijzen dat het tijdperk van het vergaderen der bouwstoffen tot een Geschiedenis der Engelse Letterkunde nog lang niet ten einde is. Met de titels alleen zouden wij nog een paar bladzijden kunnen vullen. Maar is het papier verduldig, de lezer is het minder.
M. Basse.