De Vlaamsche Gids. Jaargang 4(1908)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 320] [p. 320] [Verzen] Verachting. Hoog boven 't Menschdom en zijn laag bestaan, Klinkt luid mijn lied vol heilge Droefenis, Vol schrikbren Schroom voor wat zijn Leven is: Een zee van Zonden en van Eigenwaan... 'k Zie ze allen dolen door de Duisternis, 'k Zie al wat Hoog was naar de Laagte gaan; Maar niemand hoort mijn weeë wijzen aan: Mijn lied van Boeten, Licht en Lafenis... 'k Hoor hoonend grijnzen als een Saterlach En bitter spotten om mijn rouwbeklag, Mijn Woord vervloeken onder vromen schijn! Wee hem, wien 'k treffen moet met hoogen Haat! Ik ruk zijn masker af in 't slijk der straat: 'k Veracht dit Lachen en dit Zondig-zijn! [pagina 321] [p. 321] Oude Zanger. Toen zong hij, bleek en 't oog van tranen rood, Een lang vergeten wijs vol wel en wee, Een zang vol wanhoop en vol vrome vree, Waarin hij eigen Vreugde en Weedom goot. Geen mensch, die voelde 't droevig diepe mee Dier melodie, die niemand Wellust bood. Ze klonk zoo vreemd voor wie geen Smart genoot, Al brak door haar des zangers hart in twee... Zoo zong ik zacht mijn lustloos Liefdelied, Mijn wijs vol weeë Weelde en Levensleed: Mijn melodie, van wilden Weedom groot! O lach zoo niet, wees niet zoo duldloos wreed. 't Is waar, 't zijn droeve zangen, die 'k U bood, Maar God, heel blijde liedren kende ik niet... [pagina 322] [p. 322] Zwijgen. Nog klinkt uw wondend woord vol haat en bitterheid, Nog hoor 'k mijn eigen snikken en uw wreeden lach, Uw gruwlijk grijnzen om den zwaren zieleslag, Dien gij, gemeten, koud bedacht, hadt voorbereid... En ik, die lang getracht had naar dien Vreugdedag, 'k Heb levensmoe, mijn wilden Weedom uitgeschreid, Devotelijk aan U een heilgen traan gewijd: Ik, die nooit wéenen kón, verkroppend 't naar beklag... Nu klaag ik nooit of nooit mijn diepe Droefenis Aan U, die hoonend lacht met wat mij Heilig is: Ik wil alléén, doch moedig naar mijn Roeping stijgen; Mysterievol en stil, met Liefde en Leed belaan, Het fiere hoofd omhoog, door 't droeve leven gaan; Met Kalmte en Innigheid en in een eeuwig Zwijgen... Karel Casteels. Uit Eline, Een Zang van Droefenis. Vorige Volgende