De Vlaamsche Gids. Jaargang 3
(1907)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 262]
| |
De eerste Vrouw van Adam.Kent gij Lilith, het bekoorlijk en verleidelijk schepsel, vooral bekend geworden door de volgende regels uit Goethe's Faust?
Mephistopheles:
Bekijk haar wel! Dat is Lilith.
Faust:
Wie?
Mephistopheles:
Adam's eerste vrouw,
Neem u in acht voor hare schoone haren,
Het eenige sieraad waarmee zij prijkt.
Vangt zij daarmee een jongeling,
Zoo laat zij hem niet zoo ras weer los.
Die sage diende verscheidene gedichten tot grondslag, en het is merkwaardig dat groote, eigenaardige dichters van uiteenloopende geestesrichting, op verschillende tijdperken zich daardoor aangetrokken voelden. Wij zullen in deze studie eenige voorbeelden van die dichterlijke toepassingen aanhalen, maar in de eerste plaats zouden wij gaarne wijzen op het verhaal van Herder, dat later tal van dichters bezielde.Ga naar voetnoot(1) ‘Eenzaam dwaalde Adam door het paradijs rond; hij verzorgde de boomen, gaf het gedierte namen, verheugde zich over de vruchtbare, gezegende schepping, maar vond onder al wat leefde niets dat de wenschen van zijn hart bevredigde. Eindelijk bleef zijn blik op een dier schoone onzichtbare wezens hangen, die, volgens de sage, lang vóór den mensch bewoners waren der aarde, en die zijn scherpe blik zien kon. Lilis heette de schoone gestalte, die, gelijk hare zusteren, op boomen en bloemen woonde en alleen van de fijne geuren leefde.’ God gaf haar een menschelijken vorm, maar Lilith was trotsch, en | |
[pagina 263]
| |
verachtte Adam: ‘Uit de lucht des hemels werd ik gevormd en niet uit ellendig stof. Eeuwig is mijn leven, geest is mijne kracht en zoete geur mijn voedsel. Ik wil uw in het stof geboren geslacht niet met u vermeerderen.’ Zij vluchtte met het vast besluit nooit tot Adam terug te keeren. God kreeg medelijden met hem en zocht hem eene beter geschikte levensgezellin. Herder, die van tijd tot tijd niet gansch vergeten kon dat hij toch een domine van opvoeding en van roeping was, voegde erbij: ‘Daarom, wanneer God een jongeling liefheeft, geeft hij hem de helft die hem toebehoort, die uit zijn hart gevormd werd, tot vrouw... Wie echter vroeg naar vreemde bekoringen uitziet, en naar wezens verlangt, die hem niet passen, krijgt tot straf eene vreemde helft.’ Ik hoef niet te zeggen dat door de moderne schrijvers meestal andere verklaringen van Lilith's bestaan werden gegeven. Zooals bekend is, heeft Dante G. Rossetti hetzelfde onderwerp gekozen bij 't schrijven van een der ‘sonnetten voor schilderijen:’Ga naar voetnoot1 ‘Men zegt van Lilith, Adams eerste vrouw,
De heks die hij aanbad, voor God hem Eva gaf,
Dat haar zoete tong kon bedriegen eer die van de slang dat kon,
En dat heur betooverend haar hel eerste goud was.
Kalm zit zij, steeds jong terwijl de aarde oud is,
En, door listig zelfbewonderen
Lokt zij de mannen tot het aanschouwen van het glanzend net,
Dat zij weven kan, tot hart en lijf en leven in hare macht zijn.
De roos en de maankop zijn hare bloemen; want waar
Wordt hij niet gevonden, o Lilith,
Die zich door zacht verspreiden geur en kussen en zoeten slaap laat vangen?
Zie! gelijk de oogen van dien jongeling naar de
uwen heen gloeiden, zoo is uwe betoovering
door hem heen gevaren, en liet zijn rechte nek gebogen,
en liet rond zijn hart één wurgend gulden haar.
| |
[pagina 264]
| |
De bepaalde datum waarop Rossetti's klinkdicht ontstond, is mij onbekend; de gewone uitgave is van 1873; zes jaren later schreef Marcellus Emants zijn gedicht in drie gezangen Lilith. Men herinnert zich dat het de voorbode van eene letterkundige omwenteling is geweest. En nu (einde van den zomer 1906), liet Remy de Gourmont in de uitgave van denMercure de France hetzelfde drama verschijnen, dat door hem reeds in 1892 werd uitgegeven. In zijne studie over de Kabbala zegt Ad. FranckGa naar voetnoot(1), sprekende van Satan: ‘Het opperhoofd van die duistere wereld, door de schrift Satan genoemd, wordt in de Kabbala Samaël geheeten, dat wil zeggen vergifts- of doodsengel. Zijne vrouw stelt ondeugd en zinnelijkheid voor, want haar naam is ‘de hoer bij uitmuntendheid’ of de ‘meesteres aller ontucht.’ Ad. Franck voegt er als nota bij: ‘Het blijkt dat zij en Lilith, waarover in den Talmud zooveel gesproken wordt, één zijn.’ Het is hier niet de plaats om breedvoerig over de hebreeuwsche overleveringen te spreken; immers: ‘Het vermelden der verschillende legenden Lilith betreffende,’ zegt Marcellus Emants, ‘kan voor den lezer van geen belang zijn, daar ik mij alleen aan de hoofdtrekken gehouden heb, welke zij gemeen hebben, en zelfs van deze een zeer vrij gebruik maakte, ten einde dezelfde levensbeschouwing, waaruit mijn vroegere opstellen voortsproten, nogmaals op eene andere wijze te kunnen belichamen.’ Welke deze levensbeschouwing is heeft A. VerweyGa naar voetnoot(2) reeds doen opmerken: in het voortbrengende leven van nature, schuilt de verderfbrengende wellust. ‘Al wie in d'arm der wellust werd geschapen,
Valt vroeg of laat der wellust weer ten prooi!’
Het gedicht van Marcellus Emants dient niet alleen in aanmerking genomen te worden, maar is ook eene grondige ontleding waard. Niet alleen omdat het uit historisch oogpunt verdienstelijk is als uiting van den Hollandschen geest omstreeks 1880, maar omdat Marcellus | |
[pagina 265]
| |
Emants, door aan al de oude idealen - of beter gezegd de ongeschikte toepassing ervan in de poëzie - vaderland, wetenschap, godsdienst, menschenliefde, te verzaken, de eerste is geweest, die in Holland met de ‘rhetorica’ afbrak. Men kan er zich, door het doorloopen van zijn werk, gemakkelijk een denkbeeld van vormenGa naar voetnoot(1).
* * *
De wereld is geschapen! Alles is zonnig, alles is vreugde en leven om Adam, die voor 't eerst de schatten der natuur geniet; alles dankt God en hij ook zendt een vurig, oprecht dankgebed ten hemel. Weldra zwijgt de natuur,... de nacht nadert... in de verte alleen hoort men een zoet gezang, ter eere van Lilith aangeheven. Lilith is de godin van 't aardsch geluk - van wulpscheid en alle zinnelijk begeeren - en Adam gevoelt een onbekend verlangen in hem ontwaken. Hij wordt tot Lilith gedreven, zoekt en vindt haar en bekent zijne liefde. ‘Gevlogen is de slaap van Adams oog,
Eene wilde drift naar 't ongekend genot
Beroert zijn ziel en drijft hem 't warme bloed
Met dubblen spoed door 't angstig kloppend hart.’
...................
‘'t Ontroerde bloed verft hem de wangen rood,
En aanstonds taant die blos tot lelie-wit.
Zijn hart klopt bang, hij voelt den drang ontwaakt
Zijne armen om dien blanken hals te slaan.
O! Zaligheid, zich met dat glanzig haar
Te omstreng'len, borst op borst aaneengeklemd,
Den adem van dien rozenmond te drinken.’
..................
Zij zal de zijne worden indien hij als haar redder en wreker wil optreden tegen Jehovah, die door zijnen wellustigen kus haar uit | |
[pagina 266]
| |
den slaap der onschuld en der onbewustheid heeft gewekt. Het ontwaken van Lilith is hier voor haar zelve, voor God, voor Adam, voor allen de oorzaak van alle kwaad, want er heerschte overal vrede vóór Jehovah aan zijne eerste begeerte toegaf: ‘Wee, driewerf wee, dat Lilith moest ontwaken’
Uit de liefde van Lilith en Jehovah sproot Adam, ‘En Lilith heerschte als hemelskoningin’.
Maar tot straf voor haar zondige wellust wordt Lilith met haren zoon uit den hemel verstooten en naar de aarde verbannen. Zij vervloekte Jehovah, die het ongeluk over haar had gebracht en besloot haren zoon Adam als wraaktuig te gebruiken. Zulk is het lang verhaal dat Adam van Lilith verneemt. Maar de geschiedenis van haar lijden treft Adam niet. Hij is doof voor hare klachten. Hij gevoelt alleen het ontstaan zijner driften... en den lust ze te bevredigen. ‘Maar Adam's oor is doof voor Lilith's klacht,
Zijn oog blijft blind voor 't vlammen van haar blik,
Hij hoort alleen 't verleidelijk stemgeluid,
Dat hoofd en hart hem met verbijst'ring vult;
Hij ziet haar schoonheid slechts, die in zijn borst
De vlammen der begeerte omhoog doet gaan.’
En God heeft medelijden met hem. Hij zal hem een kind Gods tot levensgezellin schenken, opdat zij in onderlinge reine liefde zouden leven. Aan Lilith wordt de plaats in den Hemel opnieuw aangeboden, maar zij weigert omdat zij voelt dat zij de verloren, onwetende onschuld nooit meer zal kunnen herwinnen. ‘Geen macht, maar rust alleen verlangt haar ziel,
‘Den zaal'gen sluimer aan des vaders zijde.’
‘Helaas, gij smeekt vergeefs,’
Klinkt droevig 't antwoord,
‘Jehova's kus die haar ontwaken deed,
Wordt nimmer uitgewischt op Lilith's mond.’
| |
[pagina 267]
| |
Toch wil zij aan hare wraak niet verzaken, zij zal op aarde heerschen, de vrouw moet haar wraaktuig worden. Om God te gehoorzamen is Lilith naar den Hemel teruggekeerd; anders kon de vrouw niet geschapen worden want: ‘Alleen door Lilith's armen vast omklemd
Bezit de hoogste wijsheid scheppingskracht.’
Als Koningin op aarde neemt zij Honger, Dorst, Heerschzucht, tot haar gevolg. Die zusters in 't kwaad zullen haar helpen haar doodswerk te verrichten, zullen ook alle terugkeer tot het medelijden beletten. En opnieuw vervloekt zij Eva, Adam en al wat er geschapen is. En het werk van God, en God door zijn werk zullen in alle eeuwigheid op aarde verdoemd zijn. De Engelen zullen God dienen, maar de menschen zullen aan hunne zinnelijke begeerten toegeven. Immer zal de vrouw booze lusten bij den man doen ontstaan.
Dan sidd're hij, die Lilith heeft gewekt,
Die uit het niet een wereld op deed staan!
Adam slaapt,
Hij slaapt, maar 't zwoegen van zijn borst verraadt,
Dat zelfs die slaap zijn ziel geen rust kan schenken.
en bij zijn ontwaken vindt Adam Eva nevens zich. Eva zijne zuster, die hem vrede brengt en die door hare onschuld al de listige plannen van Lilith verijdelt. Nieuwe gramschap van Lilith, nieuwe voornemens tot wraak, die overigens bijna wegsmelten zoodra zij Eva, hare dochter, heeft aanschouwd.
Nu klaagt zij zacht en droevig:
‘Eva, kind,
Van wreede schuld en goddelijk berouw,
In 't licht ontvangen, in den nacht gebaard,
Mijn kracht bezwijkt, die aan des levens leed,
Uw reine ziel voor immer wijden moet.
.................
| |
[pagina 268]
| |
Maar de duivels laten noch aan de gevallen koningin noch aan Eva eenige rust. Zij bespotten Lilith, en ook bij Eva doen zij de slechte gevoelens de overhand nemen. Maar hoe kan Eva daartoe gebracht worden ze te gehoorzamen? Arglistig drijven zij de zalige rust van haar weg. Er wordt haar gefluisterd, dat zij het niet is, maar Lilith, die door Adam bemind wordt. Men raadt haar aan, zelve een bloembed gereed te maken, waar Adam Lilith voor 't eerst ontmoette... zich voor Lilith te doen doorgaan, hem in het myrtenbosje af te wachten en hem daar te vragen of het niet Lilith is die hij boven alles verkiest! Heerschzucht en Hebzucht beloven haar de heerschappij over de aarde en over Adam, en in plaats van te weigeren gaat Eva naar het myrtenboschje.
En Lilith's wraak --- bloeie in des menschen liefde.
* * *
In zijn onlangs verschenen werk blijft Remy de GourmontGa naar voetnoot(1) veel nader bij de hebreeuwsche overleveringen uit de Kabbala. Zijn drama is als eene opeenvolging van tafereelen, die zich achtereen ontwikkelen in het deel van Hebro, in 't aardsch Paradijs, in de Hel, op de boorden van den Euphraat en in een woud. Zijn drama begint ook op den eersten morgen dat alles is. ‘De musschen en sperwers spelen schuilhoekje in de nieuwe hoornen; tijgers en damherten dartelen op het mollig grastapijt, terwijl de blauwe grondelingen de groote visschen plagen die in het kristalhelder water liggen te sluimeren. Jehovah wandelt om de vreugde der aarde te genieten en zijne oogen tintelen van inwendige blijdschap en fierheid. En van kleiaarde maakt Jehovah den eersten man. Deze zal op aarde regeeren, door alles gediend en bemind worden, zooals Jehovah in den Hemel. Maar Satan is afgunstig, hij weigert Adam als koning | |
[pagina 269]
| |
te erkennen en wordt daarom met zijne Nephiline vervloekt en tot de hel verwezen. Satan echter voorzegt Adam's val. Adam wordt in het aardsch Paradijs geplaatst, kan van alles gebruik maken, aan de vrucht van den perzikboom echter - den boom der wetenschap - of aan het blad van den vijgeboom mag hij niet raken. Maar Adam... gansch alleen in dien grooten lusthof, verveelt zich. Want, ondanks de Kabbalistische geestdrift, ondanks het tetragrammatonGa naar voetnoot(1), de hebreeuwsche tooneelkleur en het gaan en keeren der aartsengelen, ontsnapt er aan Adam meer dan eene hedendaagsche en alledaagsche uitdrukking. Adam verveelt zich, maar straks zal Eva zich wel vermaken. En uit dezelfde kleiaarde, die voor Adam diende, maakt Jehovah Lilith, de eerste vrouw. Zoo komen wij terug tot de interpretatie van Goethe en Rossetti. ‘Verleidend en bevallig richt Lilith zich fier op, plooit lieflijk hare heupen terwijl beide handen de weelderige borsten drukken. En door die eerste woorden verschrikt, vervloekt God zijn schepsel Lilith. ‘Gij zult den man niet hebben. Gij zijt, ik kan u niet vernietigen, maar ik vervloek u zooals ik het Satan deed. Ga tot dezen. Ik schenk hem u, en u hem. Gij zijt twee dwalingen mijner scheppingskracht. Vereenigt u en baart duivels: Gij zult den man niet hebben.’ En uit het lichaam van Adam schept Jehovah Eva; beiden zijn nu gelukkig, en genieten al de weldaden van God. Hunne harten blijven onverzadigd, hunne innige vreugde duurt voort. Gansch anders is het met Satan en Lilith gesteld; hunne lusten slaan over tot bittere smart; vandaar het besluit van de verdoemden om van levensgezel of gezellin te veranderen. Lilith zal Adam nemen, Satan eigent zich Eva toe. | |
[pagina 270]
| |
Satan: Ja Lilith, de man zal u behoor en en gansch onder uwe macht komen; neem hem, onteer hem opdat zijne tranen belachelijk worden, opdat zijn huis een ziekenhuis en zijn bed een ontuchtsbed worde. De vrouw wordt mijn. Ik maak haar tot wat gij nu zijt... Zij zal naar het genot haken en roepen gelijk een moeder wiens kind door een wolf wordt weggevoerd... in vulva infernum en de Euphrates zou daar-door vloeien zonder hare gloeiende begeerten te stillen.’
Men ziet de zielsvermoeienis en het pessimisme, die de jonge dichters van omtrent 1890 onderscheidt, zich hier met kracht eenen weg banen. Het tooneel dat men ‘De Verzoeking’ zou kunnen noemen zou tot eene belangwekkende vergelijking met het ‘Drame d'Adam’ uit de XIIe eeuw kunnen aanleiding geven. De vleitaal die de slang tot de vrouw spreekt, de overwegingen van den Duivel, die den eersten man in de oogen van zijn vrouw belachelijk maakt, Satan als de eerste ‘amant’ op 't Fransch tooneel, dat alles is aan beide stukken gemeen, ondanks eene tusschenruimte van ongeveer zes eeuwen. Satan. Gansch het tooneel verdient aangehaald te worden bij Remy | |
[pagina 271]
| |
de Gourmont is het, zooals in het oude Fransch drama, het beste en waarste gedeelte. Hetgeen de waarde van het moderne stuk vermindert, is het vermengen van blijspelelementen met het wijsgeerige drama. Er worden zoovele groote vraagstukken daarin behandeld: de bestemming van den mensch en de macht van God; waarom de wereld geschapen werd: omdat God zijne macht wilde openbaren; waarom het kwaad bestaat: alles wat geschapen is, is maar een uitvloeisel, een uit der aard onvolmaakt voortbrengsel. Men wil voor onze oogen nog een massa van tegenstrijdige overleveringen doen verschijnen als, bijvoorbeeld: de almacht van Jehovah en zijne onderwerping aan de eeuwige besluiten. Dat is te veel. Wij kunnen dus zeggen dat het werk van Remy de Gourmont geen tooneelstuk is, maar eene reeks van tafereelen met philosophische strekking. De aanhalingen uit het ‘Sepher Pesirah’ (Hoofdstuk I uit de Kabbala) stellen het onderwerp in een vreemd, aantrekkelijk licht, maar passen slecht in de bedrijven waar het werk enkel dramatisch is. In de Hel leven Lilith en Satan een losbandig leven, maar zij kennen geene rust, geene innerlijke vreugde; te vergeefs geven zij zich aan de dierlijkste ontucht over: vermoeienis, ziekte, slaperigheid volgen op de wellust; het ware geluk echter laat zich niet vinden. Maar zij vinden het toch wenschelijk om nog iemand anders aan zich te verbinden, in hun eigen ellende te sleuren, om nog meer onheil te stichten. ‘Alles is ijdel, behalve het ongeluk van anderen’ zegt de Duivel.
En de echtbreuk geschiedt, Eva baart Caïn, zoon van Satan, die later zijnen broeder vermoordt; Lilith baart Ontucht en Wellust.
* * *
Men ziet dat niettegenstaande de veelzijdige ontwikkeling en de verschillende opvatting van het onderwerp bij Herder, Goethe, Rossetti, Marcellus Emants en Remy de Gourmont, Lilith hetzelfde oorspronkelijke karakter heeft behouden. Zij stelt de zinnelijkheid voor, die het aardsche geluk vermoordt, zij is het onderwerp onzer vurigste begeerten, de oorzaak van ons | |
[pagina 272]
| |
lijden, zij is de Vigny's Dallila in ‘La Colère de Samson’, zij is Manon Lescaut, zij is Jaffier's vrouw in ‘Venice Preserved’, zij is Zola's Nana en ook de jodin van Beaudelaire. Ik heb gedacht dat het van belang kon zijn de aandacht te vestigen op dit figuur van Lilith; machtige denkers als Goethe en Herder heeft zij bezield; Rossetti en de praeraphaelitische beweging in Engeland, Marcellus Emants en de Hollandsche letteren omstreeks 1880, Remy de Gourmont en de Fransche geest van 1890 hebben zich met haar bezig gehouden, en de verwantschap onder al die kunstuitingen maakt het feit nog merkwaardiger. Allen waren door de raadselachtige, bekoorlijke gestalte van Lilith aangetrokken. Het mag ook wel aangestipt worden dat de Hollandsche dichter in dit zoo doorluchtig gezelschap eene waardige plaats inneemt.
J. Lhoneux. |
|