De Vlaamsche Gids. Jaargang 3(1907)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] [Verzen] Herrijzenis. Nu voel 'k mijn hart weer in den boezem kloppen, Mijn Vreugde is eindlik van den dood verrezen; Nu tintelt zoet geneugt door heel mijn wezen, Voor mij ontluiken nieuwe bloesemknoppen. Gij leerdet mij weer hopen, niet meer vreezen, Gij streeldet mijne ziel met zachte vingertoppen, Gij laafdet mijne smart met zoete liefdedroppen En deed alzoo mijn breede wond genezen. Laat mij, o Lief, om Uwe blonde haren, Een krans van zelfgekweekte bloemen winden, Van mijne bloemen eens gedrenkt met tranen. 'k Zing U mijn lied bij 't blijde spel van snaren... O mocht het lang bij U nog weerklank vinden, Dan zou 'k ze zeker Groot-Herrezen wanen! Karel Casteels. [pagina 58] [p. 58] Herfstschemering. Zacht zinkt de zon in purper wolkenglimmen, In 't geel gebladert zeurt de wind uit 't Noorden: Waar zijn de zangen die wij vroeger hoorden?... Het donker zijgt, de najaarsnevels klimmen. In woud en weide droomen droeve akkoorden, Uit matten mist verrijzen bleeke schimmen, Mijn klaaglied klinkt tot aan de westerkimmen, In trage trilling van gewijde woorden. Ik zie de menschen lachend naar den dood toe gaan! Maar weet dan geen dier armen dat het sterven is! Luid klaagt de wind als priesters bij 'n begrafenis. Ik dool door 't Leven met mijn hooge Droefenis En hul mijn groote Ziel in donkre rouwgewaân: Misschien heb ik alleen die doodenklacht verstaan! Karel Casteels. [pagina 59] [p. 59] Lied. 't Was op een lentedag Dat ik te droomen lag, Gevlijd in 't mos. Daar zong een vogellijn, Daar speelde een windekijn Heel zacht door 't bosch. Het woud in groen satijn, Dronk gouden zonneschijn Als weeldewijn; In 't loover ruischte vrêe, Mij was 't een zang van wee, Hoe kon dat zijn? Ik hoorde 't lieve lied, Maar ik begreep het niet, 't Was niet voor mij, Mijn zang en vroolijkheid, Mijn liefde en lentetijd Zijn lang voorbij! Wel komt de lieve Mei In jent gespelemei Naar de aarde toe. Ik wou dat 'k onder 't gras Heel diep begraven was, Ik ben zoo moe! Karel Casteels. Vorige Volgende