De Vlaamsche Gids. Jaargang 2
(1906)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 282]
| |
Boccaccio's ‘Decamerone’.
De Decamerone van Boccaccio. Uit het Ital. vertaald en bewerkt door J.K. Rensburg. Complete, gëill. uitgave. 592 blz. (met 24 platen) Amst., Vennootschap ‘Letteren en Kunst’. Prijs, in linnen band, f. 2.90.
| |
[pagina 283]
| |
een G.H. V(an) B(reughel), in 1605, te Amst. een vert. van de andere 50 novellen van Boccaccio liet verschijnen, onder den titel: De tweede Vijftigh Lustighe Historien ofte Nieuwigheden Johannis Boccatij. Nu Nieuwelijcks vertaelt in onse Nederduytsche sprake, tot vermakelijckheyt van alle Jonge Lustige Lief-hebberen der historien. Deze laatste verzameling, die in 1644 ook een 2en druk beleefde, was bewerkt naar een Fransche overzetting, en thans heeft Dr Nauta bewezen, wat langen tijd werd betwist, dat ook Coornhert zich van een Franschen tekst heeft bediend, n.l. van de vertaling van A. le Maçon, verschenen te Parijs, in 1545. Die Franschman gaf den volledigen Decamerone en zijn overzetting wordt door Dr Nauta letterlijk en nauwkeurig genoemd, maar Coornhert besnoeide het werk niet alleen op de helft, maar liet bovendien nog de algemeene inleiding en het begin van elke vertelling wegvallen. Groot, zeer groot, zooals de lezer weet, is de invloed geweest op tal van schrijvers uit verschillende landen door den Decamerone uitgeoefend; beroemde mannen - Shakespeare, Molière, La Fontaine, Hans Sachs, Lessing, Lope de Vega, enz. - ontleenden daaraan de stof voor sommige hunner werken; ook in Dirc Potter's Minnenloep komen verhalen uit den Decamerone voor. Leerrijk is het, aan de hand van Dr Worp (Noord en Zuid, XX, 385-401) na te gaan, wat Z. Heins, J. van Arp, W.D. Hooft, Bormeester, Noseman en nog anderen, voor zekere drama's, blijspelen en kluchten, aan den Italiaan verschuldigd zijn. Geen wonder dat die onsterfelijke novellen, die te allen tijde en overal zooveel duizenden lezers en bewonderaars hebben gevonden, in onze eeuw van democratie en herleving van het ‘volkstümliche’ een nieuwe bloeiperiode zijn ingetreden. Een paar jaar geleden zagen wij een keus verschijnen uit de Vijftigh Lustighe Historien van Coornhert, en nu, onlangs, kwamen twee nieuwe, Nederlandsche vertalingen tegelijkertijd van de pers. Beide zijn volledig, zoowel wat het aantal novellen, als de algemeene inleiding en de inleidende toespraak vóor elke vertelling betreft. Om den lezer in staat te stellen, eenigszins te kunnen oordeelen hoe de vertalers zijn te werk gegaan om het eigenaardige, Ouditaliaansche van Boccaccio in onze taal over te zetten, nemen wij de eerste twee volzinnen over - met weglating van de kleine inleiding, die toch bij Coornhert ontbreekt - uit de wijd verbreide vertelling De Kraanvogels (6e dag, 4e Nov.), die hier in Vlaanderen bekend is onder den naam Het Hoentje met één been. Naast het oorspronkelijke, plaatsen wij de letterlijke vertaling, die ons door een vriend werd verstrekt, en benevens de twee nieuwe vertalingen ook de oude van Coornhert: | |
Boccaccio.Currado Gianfigliazzi, si come ciascuna di voi et udito e veduto puote avere, sempre della nostra città è stato nobile cittadino, liberale e magnifico | |
[pagina 284]
| |
e vita cavalleresca tenendo, continuamente in cani et in uccelli s'ê dilettato, le sue opere maggiori al presente lasciando stare. Il quale con un suo falcone avendo un di presso a Peretola una gru ammazzata, trovandola grassa e giovane, quella mandò ad un suo buon cuoco, il quale era chiamato Chichibio, et era viniziano, e si gli mandò dicendo che a cena l'arrostisse e governassela bene Chichibio, il quale come nuovo bergolo era cosi pareva, acconcia la gru, la mise a fuoco e con sollicitudine a cuocerla cominció.
* * *
Currado Gianfigliazzi, gelijk elk van u het kan hebben gehoord en gezien, is altijd van onze stad een edele burger geweest, vrijgevig en prachtlievend, en, toch een ridderlijk leven leidende, liefhebberde hij gedurig in honden en vogels, terwijl hij de grootere werken van 't oogenblik verwaarloosde. Een zekeren dag met zijn valk te Peretola een gedoode kraan genomen hebbende, ze vet en jong vindende, zond hij ze naar een goeden kok, die genoemd werd Chichibio, en Venetiaan was, en hij zond ze hem, zeggende dat Chichibio haar zou braden en gaar maken op het avondmaal. (Chichibio) die zoowat een lichthoofd was, stak den vogel aan 't spit, legde hem op 't vuur en begon hem met zorg te braden. | |
Coornhert.Messire Coenraedt Jean Filiassi was oyt een Edel Burgher tot Florencen, dewelcke, mildt ende heerlijck zijnde, eenen Ridderlijcken state hielt ende hem gestadelijck in honden ende voghelen verlustichde, behalven dat hy noch veel ander meerder deuchden over hem hadde, die wy voor dese reyse achter laten willen. Dese hadde op een tijt met een zijnder valcken een craen ghevangen by een dorp, genaemt Peretola, ende want hy dien jonck ende vet sach, sant hy hem tot sijnen cock, Quiquibio genaemt, dat een Venetiaen was, bevelende dat hy die tegen het avontmael braden ende wel bereyden soude. Nu geleeck dese Quiquibio (zoo hy oock inder waerheydt was) wel een ghenuechlijck sot, dewelcke, desen Craen wel bereyt hebbende, aenden spete stack ende die sorchvuldelijck began te braden. | |
Burgersdijk.Currado Gianbibiazzi was, zooals gij allen gezien of gehoord zult hebben, steeds een zeer vrijgevig en gastvrij edelman van onze stad, die een voornaam leven leidde en er de voorkeur aan gaf zich liever met zijne valken en jachthonden bezig te houden dan met openbare aangelegenheden. Eens ving hij op de reigerjacht een kraanvogel, welke hij aan zijn kok Chichibio liet brengen met opdracht hem te braden en met alle zorg gereed te maken. Chichibio begon ijverig den vogel te plukken, stak hem aan het spit en begon langzaam te braden. | |
[pagina 285]
| |
Rensburg.Currado Gianfigliazzi, gelijk elk van u het heeft kunnen hooren en zien, is altijd beschouwd geworden als een edel burger van onze stad. Vrijgevig en prachtlievend leidt hij een leven van baanderheer, liefhebbert voortdurend met honden en vogels om nu niet te spreken van zijn ernstiger werken. Hij had eens op een dag met een van zijn valken bij Peretola een kraanvogel gedood en daar hij haar vet en jong vond, liet hij dien naar zijn kok brengen, die Chichibio heette, een Venetiaan, en gelastte hem dien te braden voor het avondmaal en haar wel te verzorgen. Chichibio, die net zoo nieuwbakken van hersens was als hij er uitzag, maakte den kraanvogel klaar, deed hem op het vuur en begon hem met ijver te braden.
Men bemerkt dadelijk dat Boccaccio's tweede volzin bij Burgersdijk nog al bekort is, zoodat er bij hem een paar trekjes verloren gaan, die bij Coornhert en Rensburg voorkomen. Daardoor en vooral door gebruikmaking van een ietwat kleinere letter en het drukken op twee kolommen, telt de eene uitgave tweemaal minder blz. en is de prijs dan ook op de helft gebracht, wat voor den min gegoeden lezer niet zonder belang is. Van de platen, bij Burgersdijk wat talrijker en realistischer, kan over 't algemeen moeielijk gezeid worden - en dit geldt voor beide bundels - dat zij den tekst versieren, laat staan ‘opluisteren’. Rensburg's vertaling heeft nog deze goede zijde dat de tekst hier en daar door een verklarende nota opgehelderd en er soms op den oorsprong der novelle gewezen wordt. Daaromtrent echter verneemt men oneindig meer bij Dr M. Landau, Die Quellen des Dekameron, 2e uitg. Stuttgart, 1884, waaruit overigens de schaarsche aanwijzigingen geput zijn. De lezer weet wellicht dat een aantal novellen uit den Decamerone aan de volksoverlevering ontleend zijn, maar 't is hier de plaats niet om daarop in te gaan.
A. De Cock. |
|