heden, en heeft o.a. de zucht tot parallelisme ook op de syntaxis nu en dan een merkbaren invloed gehad.’
De heer A. De Cock is in de eerste plaats folklorist, en op dit gebied is hij zonder twijfel, in Vlaamsch-België ten minste, de meest beslagen en belezen vakman: wij zouden althans geen tweeden beoefenaar van volkskundige studiën kunnen noemen, die hem in werkzaamheid en veelzijdigheid overtreft. Maar ook in zake Nederlandsche taalkunde is de heer A. De Cock niet onbedreven, zoodat hij wel de aangewezen man mocht heeten om ons een overzicht te bezorgen van al het wetenswaardige dat in de Vlaamsche spreuken en uitdrukkingen schuilt, met het oog op het volksleven van vroeger tijd.
Reeds bijna tien jaren is de schrijver onledig geweest met het verzamelen en bewerken der stof, die men bijeenvindt in dezen copieusen bundel van XI + 421 + 31 bln. Sinds 1896 toch volgden wij in zijn tijdschrift Volkskunde de verschillende rubrieken, die dit werk samenstellen. Dat het alzoo op fragmentarische wijze ontstaan en stuksgewijze uitgegeven werd, is aan het boek zelf, zoowel in- als uitwendig wel eenigszins te merken, en de schrijver verontschuldigt zich dan ook over zekere eigenaardigheden dezer uitgave. Maar. indien het uiterlijk door die wijze van werken niet gewonnen heeft, de innerlijke waarde werd er niet door geschaad; want, al liet de schrijver zijne taak al eens bij poozen rusten, hij volgde toch een afgeteekend plan, en bij het hervatten der voortgezette bewerking werd de draad wederom vastgeknoopt waar hij was afgebroken geweest. Alleenlijk is het aantal aanvullingen en verbeteringen op die wijze tamelijk groot geworden, - iets wat in een werk van dien aard, een werk van bronnen- en detailstudie, toch zoo goed als onvermijdelijk is. Daarbij, een uitgebreid alphabetisch register vergemakkelijkt de opzoekingen en verhoogt de bruikbaarheid van het boek.
De stof zelve is niet alphabetisch, maar - zoo als het hoorde - systematisch behandeld, en verdeeld in een kleine twintigtal hoofdstukken. Zoo worden wij beurtelings ingeleid in het ridder-, krijgs- en gildewezen; leeren de spreekwoorden kennen, die in verband staan met koopen en verkoopen, met overeenkomsten, eigendomsrecht, erfenissen en andere rechtsoudheden. Daarna komen aan de beurt de lijfstraffelijke rechtspleging, de ordaliën of godsoordeelen, de heksen- en kettervervolging. Verder, eet- en drinkpartijen, oude kleederdrachten en kleedingstoffen; de bouwtrant, woonhuis, bewoners en huisraad; de volksvermaken op bepaalde en niet bepaalde dagen of tijden. Vrijen en trouwen, kinderen en begraven: eene rubriek rijk aan stof; evenzoo: ambacht, bedrijf, nering, - zaken van godsdienstigen aard, - oude munten, maten en gewichten.
Zooals men ziet, eene zeer afgewisselde doch goed geordende opeenvolging, waarin beurtelings niet minder dan 542 spreekwijzen worden ont-